33 781 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 in verband met de invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs)

E NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, MILIEU EN RUIMTELIJKE ORDENING1

Vastgesteld 30 september 2014

De memorie van antwoord en het verslag van een schriftelijk overleg inzake de uitkomsten van nader overleg met de AOC Raad2 heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en tot het stellen van de volgende vragen. De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening verzoeken de regering de nadere memorie vóór 23 oktober 2014 aan de Eerste Kamer te zenden, zodat de commissie de beantwoording kan agenderen in de commissievergadering van 28 oktober 2014.

Op 25 juni 2014 hebben de leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening per brief gemeld de besluitvorming inzake de nadere procedure op te schorten, totdat zij zouden zijn geïnformeerd over de uitkomsten van nader overleg met betrokkenen over in het bijzonder de financiële en praktische aspecten van de invoering van dit wetsvoorstel. Gelet op de reactie op die brief als op de memorie van antwoord komen de leden van de commissie nog tot de volgende vragen.

Noodzaak van het onderscheid tussen gebruik op de weg en op het land

In verband met voorgenomen invoering van het T-rijbewijs vragen de leden van de commissie de regering om uiteen te zetten of het wel zinvol is onderscheid te maken tussen het gebruik van een tractor op het land en op de weg.

De positie van het T-rijbewijs in de opleidingen

Het is de leden van de commissie nog niet duidelijk of en in hoeverre het T-rijbewijs deel uitmaakt van de diplomavoorwaarden die aan leerlingen van de AOC’s worden gesteld. Is het juist dat het T-rijbewijs onmisbaar is voor het uitoefenen van bepaalde beroepen in de zogenaamde groene sectoren, zo vragen de leden van de commissie. Heeft dit consequenties voor de positie van dit rijbewijs voor de opleidingen? Graag vernemen de leden van de commissie van de regering hoe het staat met het overleg over de vraag of het T-rijbewijs moet worden opgenomen in de kwalificatiestructuur van de betrokken opleidingen.

Verzekerbaarheid leerlingen

De leden van de commissie verzoeken de regering toe te lichten hoe het zit het met de verzekerbaarheid van leerlingen op de AOC’s als ze gebruik moeten maken van tractoren, zowel op het veld als op de openbare weg. Ook zien zij graag toegelicht of de vraag van verzekerbaarheid van leerlingen een rol speelt indien Nederlandse stagiaires in het buitenland van tractoren gebruik moeten maken en wanneer buitenlandse leerlingen in Nederland een tractor gebruiken. Zij vragen de regering voorts toe te lichten of het juist is dat de verzekerbaarheid die nu gebaseerd is op het T-certificaat vervalt zodra het wetsvoorstel T-rijbewijs van kracht wordt? Houdt dit in dat leerlingen eerst hun T-rijbewijs moeten behalen alvorens een – verplichte – stage te kunnen doorlopen? Kan dit naar het oordeel van de regering tot studievertraging leiden?

Beschikbaarheid lestractoren

Kan de regering duidelijk maken hoe het gesteld is met de beschikbaarheid van lestractoren? Is het de dealers duidelijk waaraan lestractoren moeten voldoen? Op welke datum verwacht de regering dat lestractoren beschikbaar zullen zijn?

Financiële aspecten

In de memorie van toelichting3 wordt een schatting gegeven van de kosten van een T-rijbewijs, zowel van de lessen als van het examen. De leden van de commissie vragen de regering na te gaan of deze gegevens nog wel correct zijn, gezien de andere getallen die in verschillende briefwisselingen vanuit de groene sector circuleren.

Ook zien de leden van de commissie graag toegelicht hoe de bekostiging van het behalen van een T-rijbewijs is geregeld. Is dit een geheel private zaak en valt het buiten de verantwoordelijkheid van de AOC’s en dus van de overheid? Of vallen deze kosten via opname van het T-rijbewijs in de kwalificatiestructuur ook geheel of gedeeltelijk onder verantwoordelijkheid van de AOC’s; namelijk als deel van de beroepsopleiding? Hoe zou volgens de regering in dit laatste geval de financiering geregeld moeten worden? Als de bekostiging wel een geheel private zaak zou zijn, welke repercussies heeft dit dan voor de kans van leerlingen met een minder draagkrachtige achtergrond deze opleidingen in het groene onderwijs te volgen?

Nader overleg

De leden van de commissie achten het zeer wel denkbaar dat nogmaals overleg zal worden gevoerd tussen enerzijds de ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken en anderzijds betrokkenen in de groene sector, om in verschillende van bovengenoemde of andere kwesties helderheid te krijgen en tot bevredigende afspraken te komen. De leden van de commissie stellen het op prijs bij de beantwoording van de hierboven gestelde vragen ook op de hoogte te worden gebracht van de resultaten van dit nadere overleg.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, Reynaers

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Essers (CDA), Kox (SP), Slagter-Roukema (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Duthler (VVD), Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD) (vicevoorzitter), Koffeman (PvdD), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Vlietstra (PvdA), Reynaers (PVV) (voorzitter), Ester (CU), Schouwenaar (VVD) Van Beek (PVV), Duivesteijn (PvdA), Koning (PvdA), Kops (PVV), Meijer (SP), Van Zandbrink (PvdA)

X Noot
2

EK 33 781, D

X Noot
3

TK 33 781, 3

Naar boven