33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 augustus 2014

Hierbij ontvangt u de vertraagde halfjaarrapportage over vastgoed. Ingevolge mijn toezegging tijdens het algemeen overleg over vastgoed op 12 december 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 35) is dit een integrale rapportage met een overzicht van de voortgang van alle relevante vastgoedmaatregelen.

In deze rapportage geef ik de stand van zaken van de vastgoedmaatregelen weer, in het bijzonder de wijzigingen ten opzichte van de vorige halfjaarrapportage van 20 november 2013 (Kamerstuk 33 763, nr. 32). Zoals toegezegd is ook een risicoparagraaf toegevoegd. Tevens ga ik hierbij in op de «geleerde lessen» van het traject «Verkocht wegens vrede», ook bekend als Project Ontwikkeling Militaire Terreinen (PrOMT), en op de samenwerking met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en het strategisch vastgoedbeleid.

Stand van zaken afzonderlijke maatregelen

In bijlage 1 is een korte beschrijving opgenomen van de stand van zaken van de vastgoedmaatregelen uit het Herbelegginsplan Vastgoed Defensie (HVD) en de nota «In het belang van Nederland»1. Bij verschillende maatregelen van het HVD is sprake van nieuwe vertragingen, waardoor beoogde besparingen later worden bereikt. In de risicoparagraaf wordt ingegaan op de oorzaken hiervan.

In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de thans voorziene exploitatiebesparingen per maatregel over de jaren 2012 tot en met 20192. Daarna blijft de besparing op het niveau 2019. Dit betreft een structurele besparing. Vooralsnog beperkt dit financiële overzicht zich tot de maatregelen van het HVD. De financiële uitwerking van de vastgoedmaatregelen uit de nota «In het belang van Nederland» is nog gaande. In de eerstvolgende halfjaarrapportage die u in november voorafgaande aan de begrotingsbehandeling ontvangt, zal ik u het complete beeld verschaffen.

Financiën

Exploitatie

In de vorige rapportage meldde ik dat de maatregelen van het HVD een geraamde opbrengst hebben van € 41,9 miljoen structureel per jaar vanaf 2019. Daarom is eerder de taakstelling van het HVD tot dat bedrag verlaagd. Inmiddels wordt een opbrengst van € 46,8 miljoen structureel per jaar vanaf 2019 voorzien, een stijging van € 4,9 miljoen ten opzichte van de vorige rapportage. Dit is het nettoresultaat van een aantal kleinere en grotere wijzigingen in de berekeningen, sommige positief, andere negatief. De stijging wordt voor het grootste gedeelte veroorzaakt door de besparingen (€ 3,8 miljoen) ten gevolge van de afstoting van het Marine Etablissement Amsterdam en een hogere opbrengst (€ 1,1 miljoen) bij de herinrichting van de munitieketen bij de DMO. De jaren 2014 tot en met 2018 laten wel een verlaagd resultaat zien, dat binnen de budgettaire kaders wordt opgevangen.

Investeringen

De uitvoering van het HVD vergt investeringen, vooral om te verplaatsen eenheden elders te kunnen onderbrengen. Hiertegenover staat dat eerder voorziene nieuwbouw en renovaties op locaties die worden afgestoten, achterwege kunnen blijven. Dat leidt tot vrijval van investeringen.

De totale investeringsbehoefte voor het HVD, zoals nu opgenomen in de plannen, bedraagt € 395 miljoen, exclusief de benodigde investeringen voor de marinierskazerne Vlissingen. Dit betekent een afname ten opzichte van € 421 miljoen in de vorige rapportage en € 477 miljoen in de oorspronkelijke plannen. Deze verlaging is een gevolg van een lagere investeringsbehoefte voor de projecten Schuifplan Ermelo, Herbelegging regio Den Haag en Opslag. Hierin zijn de kosten van de ontruiming van het Marine Etablissement Amsterdam nog niet meegerekend. Voor sommige eenheden die uit Amsterdam vertrekken, staat nog niet vast waar ze worden gehuisvest (zie bijlage 1).

Risico’s

In het algemeen onderstrepen de ervaringen rond de vastgoedmaatregelen het risico op vertragingen, die zich vooral voordoen bij maatregelen die samenhangen met een reorganisatie. Zo is bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) recent het concept van «informatiegestuurd optreden» geïntroduceerd. Dat concept moet nog verder worden ontwikkeld. De gevolgen daarvan voor het vastgoed worden langzamerhand duidelijk. Dat vertraagt de afstoting van Kamp Nieuw Milligen. Sommige maatregelen zijn onderdeel van een grotere keten van maatregelen. Doet zich aan het begin van de keten een vertraging voor, dan kan die doorwerken in het vervolg. Vertragingen hebben veelal tot gevolg dat beoogde besparingen later optreden. Zoals hierboven opgemerkt, wordt het verlaagde resultaat voor de jaren van 2014 tot 2018 binnen de budgettaire kaders opgevangen. Naarmate meer maatregelen in de uitvoeringsfase terecht komen, neemt het risico op vertraging weer af.

«Verkocht wegens vrede»

Afstoting van terreinen, vastgoed en infrastructuur verloopt voor het Ministerie van Defensie altijd via het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB), dat nu opgaat in het RVB. Dat was des te belangrijker voor de 53 voormalige defensieterreinen die deel uitmaakten van het Project Ontwikkeling Militaire Terreinen (PrOMT), omdat de afstoting in veel gevallen gepaard moest gaan met een tweeledige herontwikkeling: een herontwikkeling met het oog op een groene herbestemming en een herontwikkeling om terreinen geschikt te maken voor maatschappelijke functies, zoals zorglandgoederen, een kunstlandgoed en gebruik voor recreatieve en museale bedrijvigheid. De Dienst Landelijk Gebied (DLG) en het RVOB hebben daarvoor de benodigde expertise.

Vanuit Defensieperspectief is dit project goed verlopen. De «pakketverkoop» aan de DLG en het RVOB was voor Defensie geen «must» – Defensie had de terreinen ook één voor één kunnen overdragen – maar bood de DLG en het RVOB de mogelijkheid om rode en groene doelstellingen budgetneutraal in één project te verwezenlijken. In de brief waarmee de Staatssecretaris van Economische Zaken het rapport heeft aangeboden aan de Kamer (Kamerstuk 32 733, nr. 135 van 29 augustus 2013), kondigde zij een volledige evaluatie van PrOMT aan, zodra alle objecten zijn verkocht.

Samenwerking met RVB

Ik heb u eerder (zie onder meer Kamerstuk 31 125, nr. 21 van 13 december 2013) geïnformeerd over het voornemen om Defensie in het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst aan te laten sluiten bij het initiatief om één Rijksvastgoedbedrijf (RVB) onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Wonen en Rijksdienst op te richten. Daarbij zal de huidige Dienst Vastgoed Defensie (DVD) grotendeels in het RVB opgaan, waarbij het RVB het grootste deel van de huidige taken van de DVD overneemt. In afspraken met het RVB is gewaarborgd dat de overgang naar het RVB voor Defensie niet duurder wordt en dat Defensie zeggenschap houdt over de voor de operationele taakuitvoering benodigde terreinen.

Na intensieve voorbereidingen heb ik met mijn collega Blok op 1 juli jl. de bestuursovereenkomst voor de formele oprichting van het RVB ondertekend. Er is nog een reorganisatie gaande van de DVD, die waarschijnlijk nog tot in het voorjaar van 2015 doorloopt. Vooruitlopend daarop is het personeel van de DVD met ingang van 1 juli 2014 gedetacheerd bij het RVB.

Strategisch vastgoedbeleid

Tijdens het wetgevingsoverleg op 24 juli jl. (Kamerstuk 33 930 X, nr. 6) over het Jaarverslag en de Slotwet van Defensie en over het bijbehorende rapport van de Algemene Rekenkamer, heb ik voor begin 2015 een brief toegezegd waarin ik het strategisch vastgoedbeleid van Defensie presenteer. De opstelling hiervan vloeit voort uit een review van het vastgoedbeleid en -management die Defensie samen met de Algemene Rekenkamer heeft uitgevoerd. Defensie wil toe naar een realistisch, overkoepelend vastgoedbeleid waarbij rekening wordt gehouden met rijksbrede ontwikkelingen, zoals de vorming van het RVB. Op grond van de bevindingen van de review werkt Defensie deze nieuwe visie op vastgoed uit.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven