33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 44 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2014

De vaste commissie voor Defensie heeft op 6 maart jl. verzocht om een reactie op het rapport «No blood for oil?» van het The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS). Met deze brief ga ik in op de belangrijkste conclusies van het onderzoek.

In de nota «In het belang van Nederland» (Kamerstuk 33 763, nr. 1) is de strategische omgeving een belangrijk uitgangspunt voor de keuzes die ten aanzien van de krijgsmacht worden gemaakt. Verschuivende geopolitieke en economische machtsverhoudingen zijn mogelijke bronnen van instabiliteit en vormen daarmee een risico voor de Nederlandse veiligheid. Het afdoende beschermen van economische sectoren, met het oog op nationale veiligheidsbelangen, is de laatste jaren onder de noemer «economische veiligheid» expliciet onderdeel geworden van het Nederlandse nationale en internationale veiligheidsbeleid. In de Strategie Nationale Veiligheid (2007) is economische veiligheid genoemd als één van de vijf «vitale belangen» van Nederland. In de Internationale Veiligheidsstrategie (2013) is economische veiligheid genoemd als één van de drie «strategische belangen» en zijn onderwerpen benoemd die relevant zijn vanuit internationaal perspectief zoals piraterijbestrijding, cyber security, toegang tot grondstoffen en energie en buitenlandse investeringen. Het besef van de mogelijke kwetsbaarheden van de Nederlandse open economie ligt hieraan ten grondslag. Ontwikkelingen die het handelsverkeer bedreigen, kunnen immers rechtstreeks van invloed zijn op onze welvaart en daarmee de Nederlandse samenleving.

De inzet van de krijgsmacht ten behoeve van economische veiligheid, maar ook voor andere veiligheidsbelangen, wordt veelal overwogen op het moment dat daartoe aanleiding is. Het is echter wenselijk een beter beeld te krijgen van deze belangen en hoe deze kunnen worden beschermd. De militaire dimensie van economische veiligheid verdient derhalve nadere analyse om inzet beter te kunnen voorzien. Het Ministerie van Defensie heeft daarom HCSS in 2013 opdracht gegeven een verkennende studie uit te voeren naar de inzet van de krijgsmacht ten behoeve van economische veiligheid. Het rapport No blood for oil? Economic Security, Energy Security and the Military is het resultaat van deze verkennende studie.

HCSS heeft in het rapport een case study over energieveiligheid centraal gesteld. HCSS schetst onderdelen van economische veiligheid, zoals de bescherming van vrijhandel, internationale rechtsorde, maritieme veiligheid, grondstoffenzekerheid en cyber. Voor een completer beeld van voor de krijgsmacht relevante onderdelen van economische veiligheid, is echter nadere studie nodig. Het rapport vormt hiervoor de eerste aanzet.

Als het gaat om de mogelijke rol van de krijgsmacht bij het beteugelen van risico’s voor de Nederlandse samenleving, gebruikt HCSS de strategische functies van de krijgsmacht die zijn beschreven in het rapport Verkenningen (2010). Op deze wijze worden de verschillende stadia verkend waarin de krijgsmacht kan worden ingezet. Het rapport toont de relevantie en urgentie van economische veiligheid aan. Ik onderschrijf de stelling van HCSS dat een militaire aanpak van dergelijke problemen nooit op zichzelf kan staan. De krijgsmacht wordt altijd ingezet in combinatie met andere middelen om de situatie te stabiliseren. Dat gebeurt nationaal in nauwe samenwerking met civiele autoriteiten en internationaal volgens de geïntegreerde benadering en in samenwerking met andere landen, organisaties en partners.

Het HCSS-rapport wijst op mogelijke instabiliteit in landen die voor hun inkomsten grotendeels afhankelijk zijn van de verkoop van olie en gas. HCSS wijst in het bijzonder op Algerije, Rusland en Venezuela. Dit zijn landen die voor een deel voorzien in de Nederlandse vraag naar fossiele brandstoffen of in de nabijheid liggen van de Koninkrijksgrenzen. Daarnaast wijst HCSS op een mogelijke destabilisering van andere landen die een minder directe relatie hebben met Nederland en op mogelijke regionale knelpunten in handelsroutes. Deze probleemgebieden hebben de aandacht van de Nederlandse overheid.

HCSS pleit voor een werkwijze waarin inzet van de krijgsmacht, ten behoeve van economische veiligheid, inzichtelijk en meetbaar is. Ik deel dit inzicht. Dergelijke helderheid zal leiden tot een groter besef van de waarde van Defensie. Zoals de inzet voor nationale veiligheid is te kwantificeren met bijvoorbeeld aantallen reddingsvluchten van de Search And Rescue helikopters en ruimingen van explosieven, zou dit ook veel meer moeten gebeuren voor inzet gerelateerd aan economische veiligheid. De beleidsdoorlichting «Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië», die de Kamer binnenkort toegaat, is een voorbeeld waar rekening is gehouden met dit inzicht. Deze beleidsdoorlichting laat zien dat Defensie in de periode 2006 tot en met 2012 een doeltreffende en doelmatige bijdrage heeft geleverd aan de bescherming van kwetsbare scheepvaart nabij Somalië. Structureel inzicht is van belang.

Om de doelmatigheid van de inzet van de krijgsmacht ten behoeve van economische veiligheid in bredere zin te kunnen beoordelen, is echter diepgaander inzicht in de deelaspecten van economische veiligheid noodzakelijk. Dat vraag om samenwerking en coördinatie van de werkzaamheden.

In dat kader wijs ik op de brief die de Kamer op korte termijn zal ontvangen van de Ministers van Veiligheid & Justitie, Economische Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, met daarin nadere voorstellen op dit gebied. Ook zal in deze brief de voortzetting worden aangekondigd van de interdepartementale samenwerking die de afgelopen maanden op dit thema – gecoördineerd door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) – heeft plaatsgevonden.

Aldus kan het thema economische veiligheid stevig worden verankerd in het Nederlandse veiligheidsbeleid. De Nederlandse krijgsmacht kan en wil daarin, conform de nota «In het belang van Nederland» een betekenisvolle bijdrage leveren.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven