33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 135 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 oktober 2017

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 19 september 2017 inzake de Inzetbaarheidsrapportage 2017 (Kamerstuk 33 763, nr. 133).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 oktober 2017. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De griffier van de commissie, De Lange

Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie over de inzetbaarheidsrapportage 2017

1

Kunt u aangeven of en hoe lang de op dit moment lopende missies langdurig uitvoerbaar zijn?

5

In hoeverre is het vermogen om eenheden langdurig en gelijktijdig in te zetten aangetast?

11

Is het hoe dan ook mogelijk om aan missies deel te nemen, terwijl de inzetbaarheid nog niet op orde is?

Bij elke nieuwe missie en elk verlengingsbesluit wordt voor de inzetperiode gekeken naar de uitvoerbaarheid van de Nederlandse bijdrage aan een internationale operatie of missie. Zoals vermeld in de inzetbaarheidsrapportage kan de krijgsmacht in geval van meerdere langdurige operaties zelfstandig niet of niet volledig voorzien in de benodigde schaarse (gevechts)ondersteuning. Voorts heeft langdurige inzet van eenheden gevolgen voor de gereedheid van deze eenheden. Waar nodig wordt de Nederlandse bijdrage hierop aangepast, zoals recentelijk het geval was bij de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS en MINUSMA.

2

Wanneer kan weer volledig in middelzware en zware opvangcapaciteit bij calamiteiten worden voorzien? Wat is er voor nodig om daarin volledig te voorzien?

In geval van een calamiteit kan worden voorzien in lichte opvangcapaciteit, bedoeld voor kortstondig verblijf met beperkte faciliteiten. Defensie werkt aan de actualisatie van de faciliteiten voor ondersteuning. Hierbij wordt ook met partners overlegd over de mogelijkheden om de opvangcapaciteit verder te vergroten. Daarmee is het aantal locaties weer gewaarborgd.

3

Wat zijn, gezien de forse uitdagingen waar Defensie zich voor gesteld weet voor wat betreft de inzetbaarheid, de concrete problemen waar een oplossing voor gevonden moet worden?

6

Hoe wilt u voorkomen dat de materiele gereedheid de komende jaren extra terug zal lopen vanwege de verdere toename van de huidige problematiek met verouderd materieel? Heeft u specifieke oplossingen voor dergelijk materieel?

7

Welke (sub)systemen staan door ouderdom en daarmee gepaard gaande verstoringen de materiële gereedheid van het Commando Zeestrijdkrachten in de weg?

8

Bij welke systemen van het Commando Landstrijdkrachten is de materiële gereedheid significant gedaald?

9

Wat is nodig om de materiële gereedheid van het Commando Luchtstrijdkrachten voor alle organieke taken aan de norm te laten voldoen?

13

Wat zijn de concrete negatieve gevolgen van de beperkingen in de materiële gereedheid en een gebrek aan (gespecialiseerd) personeel voor de operationele gereedheid van de eenheden? Wat zijn de gevolgen voor het voortzettingsvermogen?

De inzetbaarheid van de krijgsmacht wordt bepaald door drie factoren: de materiële gereedheid, de personele gereedheid en de geoefendheid. Tezamen vormen zij de operationele gereedheid. De materiële en personele gereedheid beïnvloeden de geoefendheid. Bij gebrek aan materieel of personeel kan bijvoorbeeld slechts een deel van de eenheden worden geoefend.

De beschikbaarheid van voldoende reserveonderdelen is een belangrijke voorwaarde voor het herstel van de materiële gereedheid. In de uitvoering van het plan van aanpak verbeteren materiële gereedheid wordt de aandacht inmiddels verlegd van de beschikbaarheid van goedkopere reservedelen die vaak nodig zijn in het onderhoudsproces (fast movers) naar de verdere verbetering van voorraadbeschikbaarheid en leverbetrouwbaarheid van de duurdere artikelen.

Voor de materiële gereedheid op lange termijn zijn tijdige vernieuwings- en vervangingsinvesteringen van belang. Oudere systemen hebben vaak meer onderhoud nodig en reserveonderdelen worden bij ouderdom van een systeem schaarser. Hierdoor nemen exploitatiekosten veelal toe. Bij CZSK is dit het geval bij onderzeeboten, Multipurpose fregatten, hydrografische opnamevaartuigen en mijnenbestrijdingsvaartuigen. Afhankelijk van de fase binnen de life-cycle van het systeem wordt bezien of een levensduurverlengende modificatie mogelijk is. Hiermee worden de exploitatiekosten beheerst. Bij het CLAS is er bij de grondgebonden luchtverdediging (Patriotsystemen) sprake van een daling als gevolg van een modificatieprogramma. De materiële gereedheid is daarom bij dit systeem licht gedaald. Het tijdig vervangen van een systeem voorkomt deze problemen.

Het kunnen beschikken over voldoende gekwalificeerd personeel is een voorwaarde voor het herstel van de materiële gereedheid. Gebrek aan ervaren technisch personeel werkt bijvoorbeeld direct door op de materiële gereedheid. Ook is het van belang om over voldoende verwervingscapaciteit te beschikken om de nodige vervangingsinvesteringen te realiseren. In de eerste helft van 2017 is gebleken dat Defensie kampt met dalende vullingspercentages. Defensie heeft daarom het plan van aanpak Behoud en Werving opgesteld (Kamerstuk 33 763, nr. 134). Ook het concept van de adaptieve krijgsmacht moet helpen, bijvoorbeeld door meer werk samen met het bedrijfsleven uit te voeren.

Bij de verdeling van schaarse middelen en personeel worden prioriteiten gesteld aan de hand van de opdracht die een eenheid heeft. Ingezette eenheden en eenheden die voor inzet worden gereedgesteld hebben een hogere prioriteit dan eenheden uit het voortzettingsvermogen.

4

Is het (aanhoudende) beroep op de krijgsmacht te hoog, gerelateerd aan de beschikbare middelen?

Defensie is in staat te voldoen aan de lopende verplichtingen. Zoals blijkt uit bijlage 1 van de inzetbaarheidsrapportage is het niveau van inzet hoger dan voorzien bij de nota «In het belang van Nederland» (Kamerstuk 33 763, nr. 1). De mate van inzet heeft effect gehad op de inzetbaarheid van de eenheden in Nederland en het herstel van de basisgereedheid.

5

In hoeverre is het vermogen om eenheden langdurig en gelijktijdig in te zetten aangetast?

Zie het antwoord op vraag 1.

6

Hoe wilt u voorkomen dat de materiele gereedheid de komende jaren extra terug zal lopen vanwege de verdere toename van de huidige problematiek met verouderd materieel? Heeft u specifieke oplossingen voor dergelijk materieel?

7

Welke (sub)systemen staan door ouderdom en daarmee gepaard gaande verstoringen de materiële gereedheid van het Commando Zeestrijdkrachten in de weg?

8

Bij welke systemen van het Commando Landstrijdkrachten is de materiële gereedheid significant gedaald?

9

Wat is nodig om de materiële gereedheid van het Commando Luchtstrijdkrachten voor alle organieke taken aan de norm te laten voldoen?

Zie het antwoord op vraag 3.

10

In welke mate hebben de nu lopende missies te maken met beperkte gereedheid van B en C systemen? Welke gevolgen heeft dit?

De lopende missies ondervinden weinig tot geen hinder van de beperkte gereedheid van B en C-systemen1. De missies hebben voorrang als het gaat om de verstrekking van deze middelen.

11

Is het hoe dan ook mogelijk om aan missies deel te nemen, terwijl de inzetbaarheid nog niet op orde is?

Zie het antwoord op vraag 1.

12

Welke rol speelt het feit dat er geen nieuwe CAO is in de tekorten aan specifiek personeel waar Defensie mee kampt?

Vele factoren spelen een rol bij de knelpunten bij behoud en werving. Denk bijvoorbeeld aan schaarste op de arbeidsmarkt en de inhoud van het werk. Defensie heeft op 12 oktober jl. een onderhandelaarsresultaat bereikt met de bonden over de arbeidsvoorwaarden.

13

Wat zijn de concrete negatieve gevolgen van de beperkingen in de materiële gereedheid en een gebrek aan (gespecialiseerd) personeel voor de operationele gereedheid van de eenheden? Wat zijn de gevolgen voor het voortzettingsvermogen?

Zie het antwoord op vraag 3.

14

Hebben de eenheden die opereren in missiegebieden ook te maken met deze beperkingen? Hoe beïnvloeden deze het werk daar?

Eenheden die opereren in missiegebieden hebben de hoogste prioriteit voor het verkrijgen van materieel, waardoor zeer beperkt hinder wordt ondervonden van de beperkingen. Indien noodzakelijk wordt benodigd materieel versneld aangekocht of wordt de missie aangepast. Wel heeft materieel dat wordt ingezet in missiegebied veelal te maken met zware omstandigheden, zoals hoge temperaturen en veel stof. Hierdoor kunnen defecten ontstaan aan materieel. Door de geringe beschikbaarheid van reservedelen ter plaatse en de lange aanvoerlijnen kan het meer tijd vergen om gebreken te herstellen.

15

Wanneer is het onderzoek naar de behoefte aan back-up capaciteit voor civiele verbindingen afgerond? Wanneer kan deze capaciteit weer gegarandeerd worden? Kunt u de Kamer hierover inlichten?

De afspraak over gegarandeerde back-up capaciteit voor civiele verbindingen is vastgelegd in de catalogus Nationale Operaties. Echter, in de praktijk doen civiele partners in geval van calamiteiten geen beroep meer op deze back-up capaciteit van Defensie. In overleg met deze partners zal worden besloten of, en zo ja, in welke vorm, deze oorspronkelijk gegarandeerde capaciteit moet worden gecontinueerd. In de eerste helft van 2018 zal de catalogus Nationale Operaties worden geactualiseerd. De behoefte aan verbindingen wordt daarin meegenomen.

16

Wanneer zal de geneeskundige hulppost het ziekenhuispeloton weer volledig beschikbaar zijn voor nationale inzet? Wat zijn de consequenties van het gebrek aan gereedheid hiervan wanneer zich een calamiteit voor zou doen?

De afspraken in het kader van nationale inzet zijn vastgelegd in de catalogus Nationale Operaties. De huidige afspraken over nationale inzet betreffen onder meer het kunnen inzetten van een Role 1 Medical Treatment Facility (een hulppost met een algemeen militair arts) en 12 ziekenauto’s. Door de lage materiële gereedheid van de ziekenauto’s is het momenteel niet mogelijk om met een enkele eenheid aan deze afspraken invulling te geven. Een hogere materiële gereedheid is voorzien na uitvoering van het project Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen in 2018. In geval van een calamiteit kan de opdracht worden uitgevoerd door personeel en materieel van verschillende eenheden samen te voegen.

17

Op welk niveau behoort het noodhospitaal inzetbaar te zijn?

Wat betekent het dat het nu alleen inzetbaar is voor «low care»-inzet?

Het noodhospitaal van 3 x 20 bedden moet als een low care faciliteit kunnen worden ingezet. Low care inzet is bedoeld voor minder complexe zorg en is niet gekoppeld aan chirurgische capaciteit.

18

Wat is er nodig om de ondervulling van de CBRN (chemische, biologische, radiologische en nucleaire stoffen) respons-, detectie- en ontsmettingscapaciteit aan te vullen? Voldoet de reactietijd nog aan de daaraan gestelde eisen?

De CBRN Responseenheid bestaat uit gespecialiseerd personeel. Dit personeel is schaars. In het plan van aanpak behoud en werving zijn maatregelen benoemd die zich specifiek richten op schaarstecategorieën, zoals maatwerk bij de aanstelling waardoor personele tekorten versneld kunnen worden teruggedrongen door middel van bijvoorbeeld herintreders, reservisten en specialisten.

De CBRN Responseenheid heeft te maken met een gebrek aan personeel en invoering van nieuw materieel. Hierdoor is de ontsmettingseenheid beperkt inzetbaar en zal het tot het eerste kwartaal 2018 duren voordat de afgeproken reactietijd weer kan worden gehaald. De reactietijden van de Advies- en Assistentieteams (A&A) en van de Detectie, Identificatie en Monitoring groep (DIM) voldoen aan de afspraken.


X Noot
1

B-systemen zijn wapensystemen die niet onmiddellijk gezichtsbepalend zijn voor Defensie, maar die wel bijdragen tot de gevechtskracht. Het betreft bijvoorbeeld nachtzichtapparatuur en kleinkaliberwapens. C-systemen zijn hoofdzakelijk ondersteunende systemen, zoals transportmiddelen, heftrucks, meetapparatuur, etc.

Naar boven