33 763 Toekomst van de krijgsmacht

Nr. 11 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 oktober 2013

Letter of Intent met België

Zoals uiteengezet in de nota In het belang van Nederland van 17 september jl. (Kamerstuk 33 763, nr. 1) hebben België en Nederland de intentie te komen tot de gezamenlijke bewaking met jachtvliegtuigen van het luchtruim van de Benelux, in het bijzonder ten aanzien van de Quick Reaction Alert (QRA) en Renegade-taken.

De QRA is een Navo-taak die reeds in multinationaal verband wordt uitgevoerd op basis van het Navo-verdrag en die betrekking heeft op het onderkennen en eventueel onderscheppen van vijandige of ongeïdentificeerde militaire luchtvaartuigen. De QRA-taak berust op de grondwettelijke taak van de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied.

De Renegade-taak is een nationale taak onder verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie en is een vorm van nationale militaire bijstand door Defensie. De Renegade-taak berust op artikel 58 van de Politiewet 2012. Gezamenlijke uitvoering van de Renegade-taak in Benelux-verband vereist een internationale juridische basis in de vorm van een verdrag.

Op 23 oktober jl. hebben mijn Belgische collega en ik een Letter of Intent (LoI) ondertekend die het formele begin van de uitwerking van deze samenwerking markeert1. U treft de LoI in bijlage aan. De LoI bouwt voort op de ministeriële verklaring van de Benelux-ministers van Defensie van 18 april 2012. Na deze Benelux-verklaring hebben de luchtmachten van België en Nederland al vastgesteld dat er geen technische of operationele belemmeringen voor samenwerking zijn. Luxemburg beschikt niet over een luchtmacht.

Beide landen zullen nu de opstelling van het verdrag ten behoeve van de samenwerking op het gebied van de Renegade-taak actief ter hand nemen en Luxemburg zal nauwgezet over de vorderingen worden geïnformeerd. De Kamer zal bij het verdrag worden betrokken in overeenstemming met de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Ik verwacht dat de samenwerking in 2016 zal zijn geëffectueerd, dat wil zeggen ruim voordat de F-35 in 2019 instroomt. Overigens kunnen Nederland en België bij de luchtruimbewaking samenwerken ongeacht het type jachttoestel van beide landen. De wijze van aansturing is onafhankelijk van het type vliegtuig en Navo-standaarden garanderen een gelijke uitvoering.

Met deze aankondiging reageer ik tevens op uw verzoek van 3 oktober jl. (kenmerk 2013Z18157/2013D39014) om informatie over de stand van zaken van het overleg met België. Tevens verzoekt u in te gaan op de relatie tussen die samenwerking en de aanschaf en het gebruik van de 37 F-35’s.

Inzetbaarheid 37 F-35 toestellen

Defensie kan met 37 F-35 toestellen 24 uur per dag, zeven dagen in de week het nationale luchtruim bewaken en vier toestellen langdurig uitzenden. Het kabinet acht dat ambitieus, maar haalbaar. De samenwerking met België is hierbij een belangrijk gegeven. Zonder die samenwerking zijn weliswaar ook vier toestellen voor uitzending beschikbaar, maar minder vliegers waardoor slechts één missie per dag kan worden uitgevoerd. Het voordeel van samenwerking komt vooral tot uitdrukking in het hogere aantal vliegers dat beschikbaar is om missies uit te voeren. Hieronder leg ik het beoogde voordeel van de samenwerking nader uit.

De inzetmogelijkheden van jachtvliegtuigen worden in hoofdzaak bepaald door het aantal beschikbare vliegers dat combat ready (inzet gereed) is. Dat aantal wordt bepaald door de andere taken die vliegers hebben, waaronder luchtruimbewaking en de noodzakelijke opleiding en training. Ook wordt de beschikbaarheid van vliegers bepaald door de wet- en regelgeving op het gebied van arbeidstijden. Het aantal beschikbare toestellen en de toegewezen vlieguren bepalen in dit geheel het aantal vliegers dat kan worden getraind.

Nederland verwerft 37 F-35 toestellen waarvan er permanent vijf in de Verenigde Staten blijven. Vier daarvan zijn bestemd voor de basisopleiding van vliegers en één voor testdoeleinden. In Nederland zullen dus 32 F-35 toestellen worden gestationeerd die beschikbaar zijn voor vervolgopleiding en training, luchtruim bewaking en inzet. Met deze 32 toestellen zullen jaarlijks 6.720 vlieguren worden gemaakt (gemiddeld 210 per toestel per jaar) waarmee 29 vliegers voldoende kunnen oefenen om een combat ready status te behouden. Uren worden ook gebruikt voor de opleiding van nieuwe vliegers en vervolgopleidingen. Een beperkt aantal uren gaat verloren omdat niet aan de trainingseisen wordt voldaan, bijvoorbeeld vanwege weersomstandigheden of beperkingen in het luchtruim. Met deze 29 combat ready vliegers moet Defensie 24 uur per dag en zeven dagen in de week het luchtruim bewaking én missies in een inzetgebied uitvoeren. Uiteraard moeten de vliegers voldoende oefenen om hun combat ready status niet te verliezen.

De luchtruimbewaking met jachtvliegtuigen en de benodigde training om de geoefendheid op peil te houden leggen gezamenlijk een fors beslag op het aantal vliegers. Wanneer Nederland dit alleen uitvoert, zijn vanwege de bepalingen in de Arbeidstijdenwet en de gemiddelde beschikbaarheid voor de luchtruimbewaking en de vanwege de benodigde training 24 vliegers in Nederland nodig. Van de 29 vliegers zijn er dan nog vijf beschikbaar om een internationale missie uit te voeren. Als met België wordt samengewerkt is het mogelijk de beslaglegging op vliegers te verlagen. Er zijn dan in Nederland permanent twintig vliegers nodig. Van de 29 beschikbare vliegers zijn er dan negen beschikbaar om een internationale missie uit te voeren. Om meer missies op een dag te kunnen vliegen zijn per uitgezonden toestel twee vliegers nodig. Met negen vliegers kunnen daarom vier toestellen op deze wijze worden ingezet. De verwachting dat samenwerking tot een halvering van het aantal benodigde vliegers zou leiden, is ongegrond. Dit komt doordat het grootste deel van de vliegers in Nederland nodig is voor nationale training. In beide varianten zijn dat veertien of vijftien vliegers.

Als niet wordt samengewerkt met België kunnen de vijf beschikbare vliegers met vier toestellen één missie per dag vliegen. Ter vergelijking: Bij langdurige crisisbeheersingsoperaties kan de verhouding tussen vliegers en vliegtuigen in de praktijk lager liggen. Zo zijn in de afgelopen jaren gemiddeld rond de zes vliegers actief in Afghanistan voor de vier F-16’s die per dag nu gemiddeld één vlucht maken. Als wel wordt samengewerkt kunnen de negen beschikbare vliegers met vier toestellen meerdere missies op een dag vliegen.

Ten slotte

Ik hecht groot belang aan de samenwerking met België op het gebied van de luchtruimbewaking om zodoende de beschikbaarheid van vliegers voor internationale missies zo groot mogelijk te maken. Ik zal u op de hoogte houden van de relevante ontwikkelingen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven