Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2013
Bij koninklijke boodschap van 17 september 2013 is een voorstel van wet tot invoering
van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging van enige
wetten met betrekking tot de nadere herziening van de fiscale behandeling van de eigen
woning (Wet maatregelen woningmarkt 2014) (Kamerstukken 33 756) bij uw Kamer ingediend. Op 12 november 2013 is het wetsvoorstel door uw Kamer aanvaard
en daarna bij de Eerste Kamer ingediend.
In mijn brief aan de Voorzitter van de Eerste Kamer van 19 november 20131 is een uiteenzetting opgenomen over de gevolgen van de in hoofdstuk 7 van dat wetsvoorstel
opgenomen wijziging van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer in het licht van artikel
63 van de Grondwet. Artikel 63 van de Grondwet bepaalt in welke gevallen wetsvoorstellen
alleen met ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen kunnen worden
aangenomen.
In voornoemde brief is uiteengezet dat ten aanzien van de betreffende wijziging van
de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer sprake is van een zuiver wetstechnische wijziging
die geen verandering aanbrengt in de geldelijke voorzieningen ten behoeve van leden
en gewezen leden van de Staten-Generaal en van hun nabestaanden, bedoeld in artikel
63 van de Grondwet. Aan de hand van een aantal precedenten is geconcludeerd dat de
Eerste Kamer, net als uw Kamer2, in zo’n geval de ruimte heeft om het wetsvoorstel Wet maatregelen woningmarkt 2014
met een «gewone» meerderheid aan te nemen.
Ik acht het echter niet wenselijk dat het debat in de Eerste Kamer over het wetsvoorstel
Wet maatregelen woningmarkt 2014 en daarin opgenomen noodzakelijke hervormingen van
de woningmarkt, zou kunnen worden bezwaard met een discussie over de vraag of een
meerderheid van ten minste twee derde van het aantal uitgebrachte stemmen noodzakelijk
is voor aanneming van genoemd wetsvoorstel.
Daarom is inmiddels een wetsvoorstel met dezelfde inhoud als het wetsvoorstel Wet
maatregelen woningmarkt 2014 ingediend, met uitzondering van het desbetreffende hoofdstuk
7 van laatstgenoemd wetsvoorstel.3 De inhoud van het onderhavige wetsvoorstel komt verder dus exact overeen met het
wetsvoorstel Wet maatregelen woningmarkt 2014, zoals dat na aanvaarding door uw Kamer
is komen te luiden.4 Daarin zijn dus verwerkt de twee nota’s van wijziging en de door uw Kamer aangenomen
amendementen. Dit wetsvoorstel is opgenomen onder Kamerstuknummer 33 819. De citeertitel van het onderhavige wetsvoorstel is: Wet maatregelen woningmarkt
2014 II.
Gelet op het voorgaande acht ik een verdere behandeling van het voorstel van wet tot
invoering van een verhuurderheffing over 2014 en volgende jaren alsmede wijziging
van enige wetten met betrekking tot de nadere herziening van de fiscale behandeling
van de eigen woning (Wet maatregelen woningmarkt 2014) (Kamerstukken 33 756) niet zinvol.
Daartoe gemachtigd door Z.M. de Koning heb ik een brief aan de Voorzitter van de Eerste
Kamer gezonden waarmee ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, het voorstel
van wet onder Kamerstuknummer 33 756 intrek.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok