33 753 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2014)

Nr. 5 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 oktober 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

In artikel 15, eerste lid, wordt «dertiende lid» vervangen door: veertiende lid.

b. De aanhef van onderdeel D wordt vervangen door:

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het negende lid wordt «dertiende lid» vervangen door: veertiende lid.

2. Onder vernummering van het tiende tot en met veertiende lid tot elfde tot en met vijftiende lid wordt na het negende lid een lid ingevoegd, luidende:.

c. Er worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

E

In artikel 32, eerste lid, onderdeel 10o, wordt «successierecht» vervangen door:

erfbelasting.

F

In artikel 38 wordt «het erfbelasting» vervangen door: de erfbelasting.

G

Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan het niet nakomen van de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, worden aangemerkt als een overtreding. Indien het niet nakomen van die verplichtingen te wijten is aan opzet of grove schuld van de administratieplichtige of degene die een uitkering moet doen, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete van de vierde categorie kan opleggen.

2

Artikel X wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 8 wordt na het vierde lid, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden belastingplichtigen aangewezen die gehouden zijn eigener beweging bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gegevens en inlichtingen die op henzelf betrekking hebben te verstrekken aan Onze Minister met het oog op de uitvoering van richtlijnen van de Raad van de Europese Unie of van andere regelingen van internationaal en interregionaal recht tot het verlenen van wederzijdse bijstand bij de heffing van belastingen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het uiterste tijdstip en de wijze waarop de in de eerste volzin bedoelde gegevens en inlichtingen aan Onze Minister dienen te worden verstrekt.

b. Na onderdeel E wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan het niet nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, worden aangemerkt als een overtreding. Indien het niet nakomen van die verplichting te wijten is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan Onze Minister hem een bestuurlijke boete van de vierde categorie kan opleggen.

3. Hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, met uitzondering van de artikelen 67n en 67pa, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing ingeval op grond van het eerste of tweede lid een bestuurlijke boete wordt opgelegd.

4. In afwijking in zoverre van artikel 5:45 van de Algemene wet bestuursrecht vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van de bestuurlijke boete, bedoeld in het tweede lid, vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de verplichting is ontstaan.

3

Na artikel XI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel XIA

In de Algemene douanewet wordt in artikel 12:1 «een juiste toepassing van de toepassingsverordening Communautair douanewetboek» vervangen door: een juiste toepassing van het Communautair douanewetboek en de toepassingsverordening Communautair douanewetboek.

4

In artikel XIX, derde lid, wordt «Artikel II, onderdeel B» vervangen door: Artikel II.

TOELICHTING

I. Algemeen

Inleiding

Deze nota van wijziging wijzigt de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIB) en de Successiewet 1956 (SW 1956). In beide wetten wordt een nieuwe delegatiegrondslag opgenomen. De SW 1956 wordt uitgebreid met de mogelijkheid om het niet nakomen van bepaalde informatieverplichtingen bij algemene maatregel van bestuur aan te merken als een overtreding. In de WIB wordt de mogelijkheid gecreëerd om regels te stellen inzake het uit eigen beweging verstrekken van gegevens en inlichtingen door bepaalde belastingplichtigen. Ook hier wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om het niet nakomen van deze verplichting aan te merken als een overtreding. In deze nota van wijziging wordt voorts een wijziging van de Algemene douanewet (Adw) voorgesteld omwille van de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te kunnen stellen ter verzekering van een juiste toepassing van het Communautair douanewetboek en de daarop gebaseerde toepassingverordening. Deze nota van wijziging bevat voorts een wijziging in de inwerkingtredingsbepaling en een wijziging van technische aard.

Informatieverplichting ex-ANBI’s

In de brief van 25 april jl.1 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken op dat moment rond de totstandkoming van het validatiestelsel filantropie. Onderdeel van de brief was de voorgenomen publicatieplicht voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) op internet, alsmede de sanctie van het ontnemen van de ANBI-status wanneer de instelling niet aan die verplichting voldoet. In verband hiermee is in die brief voorts aangekondigd dat bezien wordt welke fiscale consequenties worden verbonden aan het verliezen of opgeven van de ANBI-status. Het kabinet heeft besloten aan voormalige ANBI’s de verplichting op te gaan leggen om hun jaarstukken aan de Belastingdienst te overleggen met een specificatie van de door hen gedane giften om zo de heffing van schenkbelasting in voorkomende gevallen te verzekeren. Om – waar nodig – nakoming van de informatieplicht (beter) te kunnen afdwingen wordt mogelijk gemaakt dat aan een voormalige ANBI die niet aan de verplichting voldoet, een boete wordt opgelegd. Hiertoe wordt in deze nota van wijziging artikel 75 van de SW 1956, zoals dat artikel per 1 januari 2014 komt te luiden ingevolge het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 20132, uitgebreid met de mogelijkheid om het niet nakomen van de uit dat artikel volgende informatieverplichtingen bij algemene maatregel van bestuur aan te merken als een overtreding. Het niet nakomen van de op te leggen verplichtingen door instellingen die niet meer de ANBI-status hebben, zal als een zodanige overtreding worden aangemerkt. Indien sprake is van opzet of grove schuld kan de inspecteur die instelling alsdan een vergrijpboete opleggen. Voorgesteld wordt om deze vast te stellen op het bedrag van de vierde categorie, ofwel (maximaal) € 19.500.

Overigens is een wetswijziging voor het gaan opleggen van deze informatieverplichting niet nodig, omdat de voormalige ANBI’s als rechtspersoon – ANBI’s zijn óf stichting óf vereniging – administratieplichtigen zijn in de zin van artikel 53 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Aan voormalige ANBI’s kunnen daardoor met toepassing van genoemd artikel 75 van de SW 1956 bij algemene maatregel van bestuur informatieverplichtingen worden opgelegd. Ook deze algemene maatregel van bestuur zal per 1 januari 2014 in werking treden.

Informatieverplichting dienstverleningslichamen

In de brief van 30 augustus jl. heeft het kabinet een reactie gestuurd naar de Eerste en Tweede Kamer op het rapport «Uit de schaduw van het bankwezen» van de Stichting Economisch Onderzoek en op een onderzoek dat het International Bureau of Fiscal Documentation heeft gedaan naar de belastingverdragen van Nederland met een aantal ontwikkelingslanden.3 In die brief zijn tevens enkele maatregelen aangekondigd tegen onbedoeld gebruik van verdragen in combinatie met Nederlandse regelgeving. Deze maatregelen zien onder meer op schakelvennootschappen die rente of royalty’s uit het buitenland ontvangen en rente of royalty’s aan het buitenland betalen (dienstverleningslichamen). Ten aanzien van alle dienstverleningslichamen, ongeacht of zij zekerheid vooraf gevraagd hebben, zullen zogenoemde substance-eisen worden opgenomen, onder andere met betrekking tot het voeren van het bestuur en de administratie in Nederland en het aanhouden van een eigen vermogen dat past bij de functies en risico’s van de vennootschap. Deze lichamen moeten aan de Belastingdienst gaan melden of zij wel of niet aan deze eisen voldoen. Indien niet aan de eisen wordt voldaan en in het buitenland een beroep is gedaan op een belastingverdrag met Nederland (of een andere regeling die tot een soortgelijk resultaat leidt), zal Nederland spontaan informatie over deze lichamen verstrekken aan de relevante verdragspartner (het betrokken land).

Om deze maatregel van een stevige wettelijke basis te voorzien, wordt in de WIB naast de reeds bestaande delegatiegrondslag inzake het spontaan verstrekken van gegevens en inlichtingen door administratieplichtigen, een nieuwe delegatiegrondslag opgenomen waarbij regels kunnen worden gesteld inzake het uit eigen beweging verstrekken door belastingplichtigen van gegevens en inlichtingen die op henzelf betrekking hebben ten behoeve van de inlichtingenuitwisseling met het buitenland. De verplichting voor dienstverleningslichamen om uit eigen beweging te melden of zij wel of niet aan de substance-eisen voldoen, zal vorm worden gegeven in een op deze delegatiegrondslag gebaseerde algemene maatregel van bestuur. Daarin zal worden uitgewerkt wanneer een lichaam kwalificeert als dienstverleningslichaam waarvoor deze verplichting gaat gelden. Daarnaast zullen hierin de aan het beleidsbesluit inzake dienstverleningslichamen te ontlenen substance-eisen4 worden opgenomen en regels worden gesteld over de inlichtingen die deze dienstverleningslichamen moeten verstrekken en hoe en op welk moment deze inlichtingen verstrekt moeten worden. In dit kader zal het dienstverleningslichaam ook moeten melden of in het buitenland een beroep op een belastingverdrag met Nederland (of een andere regeling) is gedaan. Het kabinet levert met de invoering van de inlichtingenplicht een actieve bijdrage aan de aanpak van de internationale belastingontwijking.

Het niet voldoen aan deze inlichtingenplicht kan in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen worden aangemerkt als een overtreding. Indien daarbij sprake is van opzet of grove schuld, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd van de vierde categorie (thans maximaal € 19.500). Deze boete is gelijk aan de maximale geldboete die kan worden opgelegd indien strafrechtelijke vervolging plaatsvindt wegens het opzettelijk niet, onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen, met dien verstande dat in dat geval ook gevangenisstraf kan worden opgelegd.

Budgettaire aspecten

Aan deze nota van wijziging zijn geen budgettaire gevolgen verbonden.

EU-aspecten

Deze nota van wijziging bevat geen EU-aspecten.

Uitvoeringskosten

De maatregelen zijn uitvoerbaar en handhaafbaar door de Belastingdienst. De informatieverplichting voor ex-ANBI’s vergt in verband met toezicht een structurele capaciteit van € 0,5 miljoen vanaf 2014. De informatieverplichting voor dienstverleningslichamen vergt structurele toezichtscapaciteit ten bedrage van € 0,1 miljoen vanaf 2015.

Gevolgen voor bedrijfsleven en burger

Aan de gevolgen van de in deze nota van wijziging besproken informatieverplichtingen voor de regeldruk zal aandacht worden gegeven in de toelichting op de ter zake nog te ontwerpen algemene maatregelen van bestuur. Alsdan bestaat immers pas zicht op de precieze vormgeving van de informatieverplichtingen en de daaruit voortvloeiende administratieve lasten.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1, onder a en onder b

Artikel IV, onderdelen Ca en D (artikelen 15 en 21 van de Successiewet 1956)

De wijzigingen in de artikelen 15, eerste lid, en 21, negende lid, van de SW 1956 zijn noodzakelijk in verband met de reeds in artikel IV, onderdeel D, van het voorstel van wet opgenomen vernummering van artikel 21, dertiende lid, van de SW 1956 tot veertiende lid.

Onderdeel 1, onder c

Artikel IV, onderdelen E en F (artikelen 32 en 38 van de Successiewet 1956)

De wijzigingen in de artikelen 32 en 38 van de SW 1956 zijn van technische aard.

Artikel IV, onderdeel G (artikel 75 van de Successiewet 1956)

Op grond van artikel 75 van de SW 1956, zoals dat artikel per 1 januari 2014 komt te luiden ingevolge het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 20135, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur administratieplichtigen worden aangewezen die gehouden zijn bepaalde, eveneens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen, gegevens en inlichtingen te verstrekken. Ook worden alsdan regels gesteld met betrekking tot het uiterste tijdstip en de wijze waarop die gegevens en inlichtingen aan de inspecteur dienen te worden verstrekt. Van deze bevoegdheden zal onder meer gebruik worden gemaakt met betrekking tot voormalige ANBI’s. Voormalige ANBI’s zijn stichtingen en verenigingen die door de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking niet langer als algemeen nut beogende instelling worden aangemerkt (zie artikel 5b, zevende en achtste lid, van de AWR). Voorgeschreven zal worden dat zij de op grond van artikel 300 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opgemaakte jaarrekening en het jaarverslag uit eigen beweging moeten overleggen, met een gespecificeerde opgave van de gedane schenkingen. De informatieplicht zal voor de voormalige ANBI gelden zolang het voor het algemeen nuttige doel bestemde vermogen, zoals dat aanwezig was ten tijde van het verlies van de ANBI-status, nog niet volledig is besteed. Met betrekking tot het tijdstip waarop de hiervoor bedoelde informatie moet zijn verstrekt, zal worden aangesloten bij de datum waarop de instelling haar jaarrekening heeft vastgesteld. Dat is doorgaans uiterlijk zeven maanden na afloop van het boekjaar van de stichting of vereniging.

Schenkingen door deze voormalige ANBI’s zijn niet langer vrijgesteld en derhalve bij de begiftigde in beginsel belast met schenkbelasting, mits de voormalige ANBI in Nederland gevestigd is en de begiftigde niet zelf een ANBI is. Omdat de begiftigde belastingplichtig is, is de informatie van de voormalige ANBI over de gedane uitkeringen relevant als contra-informatie. Aan de hand daarvan kan er toezicht op worden gehouden dat de begiftigde zijn verplichtingen uit hoofde van de schenkbelasting nakomt. De melding is echter niet alleen relevant als contra-informatie; op grond van artikel 40 van de SW 1956 kan de inspecteur ook de schenker uitnodigen tot het doen van aangifte.

Op basis van het in de onderhavige nota van wijziging voorgestelde artikel 75, tweede lid, van de SW 1956 zal het niet, niet tijdig of niet op de voorgeschreven wijze nakomen van voornoemde plicht om gegevens en inlichtingen te verstrekken worden aangemerkt als een overtreding. Bij opzet of grove schuld kan de inspecteur dan een vergrijpboete opleggen. Voorgesteld wordt om de vergrijpboete vast te stellen op het bedrag van de vierde categorie, ofwel – sinds 1 januari 2012 – op maximaal € 19.500 (zie artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht). Deze boete is gelijk aan de maximale geldboete die kan worden opgelegd indien strafrechtelijke vervolging plaatsvindt wegens het opzettelijk niet, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens en inlichtingen (artikel 69, eerste lid, van de AWR).

Onderdeel 2, onder a

Artikel X, onderdeel Da (artikel 8 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)

In artikel 8 van de WIB zijn de bepalingen van hoofdstuk VIII, afdeling 2, van de AWR van overeenkomstige toepassing verklaard. Hierdoor kunnen van belastingplichtigen inlichtingen worden gevraagd ten behoeve van de verstrekking van inlichtingen aan het buitenland.

Voorts bevat artikel 8 van de WIB een delegatiegrondslag op grond waarvan administratieplichtigen kunnen worden verplicht om uit eigen beweging gegevens en inlichtingen met betrekking tot derden te verstrekken. Om zeker te stellen dat een verplichting tot het uit eigen beweging verstrekken van gegevens en inlichtingen ook kan worden opgelegd aan belastingplichtigen met betrekking tot gegevens en inlichtingen die op hun eigen positie betrekking hebben, wordt in artikel 8 van de WIB een nieuw lid ingevoegd waarin een delegatiegrondslag is opgenomen om dit mogelijk te maken. Hierdoor kan aan dienstverleningslichamen de verplichting worden opgelegd om aan te geven of zij wel of niet voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur gestelde eisen, en om de voor die beoordeling benodigde gegevens te overleggen.

Onderdeel 2, onder b

Artikel X, onderdeel Ea (artikel 11 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen)

Aan artikel 11 van de WIB worden twee leden toegevoegd. Op grond van het voorgestelde tweede lid kan in bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen gevallen het niet voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur opgelegde verplichting door belastingplichtigen om uit eigen beweging gegevens en inlichtingen die op henzelf betrekking hebben te verstrekken (zie het voorgestelde artikel 8, vijfde lid, van de WIB), worden aangemerkt als een overtreding. Deze wijziging maakt het mogelijk om dienstverleningslichamen die opzettelijk of grof schuldig niet voldoen aan de verplichting om aan te geven of zij wel of niet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur gestelde eisen en de daartoe benodigde gegevens te overleggen, te bestraffen met een bestuurlijke boete van de vierde categorie. Hierdoor wordt de effectiviteit van deze inlichtingenverplichting versterkt.

Tot slot verklaart het voorgestelde derde lid van artikel 11 van de WIB de relevante bepalingen van hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, van de AWR van overeenkomstige toepassing op de boeteoplegging op grond van artikel 11 van de WIB. Hoofdstuk VIIIA, afdeling 2, van de AWR bevat een aantal voorschriften van meer procedurele aard in aanvulling op de bepalingen van titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Onderdeel 3

Artikel XIA (artikel 12:1 van de Algemene douanewet)

Met deze wijziging van artikel 12:1 van de Adw wordt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen gewijzigd. Artikel 12:1 van de Adw wordt zodanig aangepast dat de delegatiegrondslag om regels te stellen bij algemene maatregel van bestuur niet alleen geldt voor de toepassingverordening Communautair douanewetboek, maar ook voor het Communautair douanewetboek zelf. Hierdoor wordt het mogelijk op adequate wijze de nadere regels te geven die benodigd zijn ter verzekering van de juiste toepassing van het Communautair douanewetboek, ter aanvulling van hetgeen in de Adw is geregeld.

Onderdeel 4

Artikel XIX (inwerkingtreding)

Met deze wijziging wordt bewerkstelligd dat de in artikel II, onderdeel A, opgenomen wijziging van artikel 11d van de Wet op de loonbelasting 1964 terugwerkt tot en met 1 januari 2013, zijnde de datum waarop genoemd artikel 11d in werking is getreden.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers


X Noot
1

Kamerstukken II 2012/13, 32 740, nr. 14.

X Noot
2

Het bij koninklijke boodschap van 22 mei 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2013) (Kamerstukken 33 637).

X Noot
3

Kamerstukken II 2012/13, 25 087, nr. 60.

X Noot
4

Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 11 augustus 2004, V-N 2004/43.5.

X Noot
5

Het bij koninklijke boodschap van 22 mei 2013 ingediende voorstel van wet tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2013) (Kamerstukken 33 637).

Naar boven