Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 mei 2014
In antwoord op de motie van het lid Sjoerdsma van 28 november 2013 (Kamerstuk 33 750 XVII, nr.36) informeer ik u met deze brief over de wijze waarop meer studenten uit ontwikkelingslanden
de kans kan worden geboden om een studie in Nederland te volgen.
Uit onderzoek is gebleken dat meer studenten aangetrokken kunnen worden door Nederland
aantrekkelijker te maken voor met name de zelf-betalers onder deze categorie studenten
en door het vergroten van het aantal (deel-)beurzen.
Nederland wordt aantrekkelijker voor zelf-betalende studenten indien na de afronding
van de studie een perspectief op een aantal jaren werk in Nederland wordt geboden.
In het kader van het actieplan «Make it in the Netherlands» (dat de Minister van OCW
de Kamer per brief op 29 november 2013 toezond (Kamerstuk 22 452, nr. 35)) wordt internationaal talent, waaronder impliciet talent uit ontwikkelingslanden,
gestimuleerd om na de studie een aantal jaren in Nederland te werken en een duurzame
band met Nederland te houden. Om dit mogelijk te maken zal met de betrokken departementen
onderzocht worden hoe bestaande regelgeving en procedures aangepast kunnen worden.
De werving van de zelf-betalende studenten kan worden geïntensifieerd met behulp van
de bestaande Neso-kantoren (Netherlands Education Support Offices). Ik denk daarbij
onder meer aan de kantoren in Indonesië, Brazilië en India. Het Neso-kantoor in Brazilië
heeft in 2011 steun verleend bij de opzet van het door de president Dilma Roussef
gestarte beurzenprogramma «Science without borders». Binnen dit programma financiert
de Braziliaanse overheid de opleiding van studenten in Nederland. De Nuffic, waaronder
de Neso-kantoren vallen, volgt de ontwikkelingen met betrekking tot de opzet van eigen
beurzenprogramma’s in ontwikkelingslanden en zet zich in om het Nederlands hoger onderwijs
ook voor deze nieuwe initiatieven te laten kwalificeren, waarmee het meer buitenlandse
studenten aantrekt.
Naast zelf-betalende studenten zijn er ook vele studenten die met een NFP-beurs (Netherlands
Fellowship Programme) in Nederland komen studeren. Ik hecht groot belang aan dit programma,
omdat deze internationale studenten de CEO’s, Ministers en diplomaten van de toekomst
zijn. Om deze reden heb ik het beurzenprogramma ontzien bij de laatste bezuinigingen.
Een verhoging van de bijdrage aan het beurzenprogramma en het daarmee mogelijk maken
dat meer studenten in Nederland komen studeren acht ik gezien de budgettaire beperking
momenteel niet mogelijk.
Binnen het nieuwe NFP-programma is ruimte gemaakt voor een veel ambitieuzer alumnibeleid.
Het overgrote deel van de alumni is bijzonder positief over de kwaliteit van het Nederlandse
hoger onderwijs, kijkt met veel genoegen terug op de tijd in Nederland en kan bij
terugkeer naar het land van herkomst derhalve ook bijdragen aan de promotie van het
Nederlandse hoger onderwijs en hiermee aan de werving van de zelf-betalende studenten.
Binnen het nieuwe alumnibeleid wordt meer samenwerking gezocht met het lokale, regionale
als ook het internationaal georiënteerde bedrijfsleven. Mogelijkheden voor financiering
van beurzen door het bedrijfsleven wordt onderzocht.
Tot slot loopt er nog een onderzoek naar de mogelijkheden van cofinanciering binnen
het NFP. De inzet van het onderzoek is om met een gelijkblijvend budget meer studenten
te werven. In de zomer 2014 zal het onderzoek worden afgerond en kunnen de aanbevelingen
leiden tot een wijziging en of uitbreiding van het huidige NFP-programma.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen