33 750 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2014

Nr. 8 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 oktober 2013

In mijn brieven van 18 en 30 september 20131 informeerde ik u over de problemen met de Waddenverenverbindingen tussen Harlingen en Vlieland en Terschelling, de maatschappelijke onrust hierover op de eilanden en de zoektocht naar mogelijke maatregelen ter oplossing van de problemen. In vervolg op mijn brief van 30 september informeer ik u nu over de afspraken die ik heb gemaakt met de betrokken gemeentebesturen en rederij Doeksen/TSM.

Kort samengevat speelt de vraag of de gecontracteerde publieke dienstverlening door TSM overeind is te houden bij continuering van het medegebruik door EVT. Deze vraag speelt voor mij primair vanuit het oogpunt van het maatschappelijk belang voor met name de eilandbewoners. Op basis van grondige analyses, gesprekken met deskundigen en overleg met de betrokken gemeentebestuurders en na zorgvuldige afweging heb ik besloten het medegebruik van de aanleginrichtingen door EVT voor gecombineerd personen- en goederenvervoer op te zeggen. Dat is voor mij een ingrijpend besluit geweest. De reden om tot opzegging van de medegebruikcontracten over te gaan is dat de continuïteit van de veilige, betrouwbare, ongestoorde, structurele en het hele jaar dekkende veerverbindingen tussen het vaste land en de eilanden in het geding is.

Nu dit besluit is genomen, zal TSM de huidige winterdienstregeling volledig handhaven, ook al leidt dit op korte termijn nog steeds tot verliezen voor de rederij. Het is voor mij en de gemeentebesturen van groot belang dat op deze wijze wordt voorkomen dat er een versoberde winterdienstregeling wordt ingevoerd. Die zou ingrijpende maatschappelijke gevolgen hebben en tot maatschappelijke onrust op de eilanden leiden.

Om de beschikking te kunnen hebben over het gehele jaar dekkende veerverbindingen tussen het vaste land van Nederland en Terschelling en Vlieland is in Nederland gekozen voor de invoering van een concessiestelsel. Dat stelsel heeft een juridische basis gekregen bij het Besluit van 23 december 2009, waarmee het Besluit personenvervoer 2000 is gewijzigd in verband met de invoering van concessies voor het personenvervoer van en naar de Waddeneilanden Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog (Stb. 2010, 30). De continuïteit wordt daarbij geborgd met behulp van exclusieve concessies. Maar het duurt langer dan verwacht voordat de beroepsprocedures rond de concessieverlening zijn afgerond en voordat de concessies onherroepelijk zijn. Ik heb u hierover eerder dit jaar geïnformeerd. Zoals u bekend zijn voor de tussenliggende periode in het belang van de continuïteit zogenoemde Openbare Dienstcontracten (ODC’s) afgesloten. In deze ODC’s zijn tussen en door de betrokken partijen, zijnde de Staat, de gemeenten Vlieland en Terschelling en B.V. Terschellinger Stoomboot Maatschappij (TSM) bindende privaatrechtelijke afspraken en verplichtingen aangegaan.

Toen de relevante ODC’s in 2007 en 2008 zijn afgesloten, is ervoor gekozen tijdelijk een beperkte mate van medegebruik toe te staan, in de verwachting dat dit de uitvoering van de openbare dienst niet zou belemmeren en slechts voor een beperkte periode zou gelden tot de invoering van het concessiestelsel. In de ODC’s is daarvoor ook een strikt en beperkt kader opgenomen.

TSM heeft medio 2013 aan de wederpartijen van het ODC aangegeven in toenemende mate in grote financiële en continuïteitsproblemen te komen in de uitvoering van haar ODC-verplichtingen. TSM heeft aangegeven dat zij zonder nadere voorzieningen en oplossingen al op kortere termijn niet langer aan de relevante ODC’s zou kunnen voldoen. In een extern financieel onderzoek (in mijn opdracht uitgevoerd) is vastgesteld dat inderdaad op korte termijn ingrijpende maatregelen nodig zijn. TSM zag een vergaande versobering van de winterdienstregeling als mogelijkheid om haar financiële problemen op te lossen.

Vervolgens hebben de ODC-partijen, daarbij gefaciliteerd door een externe procesbegeleider, intensief gezocht naar draagvlak voor een versobering van de dienstregeling en alternatieve mogelijkheden.

Deze versoberde dienstregeling was echter noch voor de betrokken gemeenten noch voor de Staat acceptabel: het wegvallen van een continue, het gehele jaar dekkende veerverbinding zou zonder twijfel ernstige consequenties hebben op velerlei maatschappelijke terreinen. Niet alleen op het punt van bijvoorbeeld de economie en werkgelegenheid op de eilanden (regelmatig verkeer van werknemers noodzakelijk, op straffe van vertrek van werkgelegenheid), of het onderwijs (leerlingen en leerkrachten dienen in het belang van onderwijs vrijelijk te kunnen reizen tussen school en huis), maar ook op het punt van de volksgezondheid waar het gaat om het belang vaneen ongestoorde en continue aanvoer van noodzakelijke levensbehoeften, waaronder medicijnen. Met de betrokken gemeentebesturen acht ik dit een ernstige en zorgwekkende situatie.

In verband met de aanwijzingen dat de problemen rechtreeks verband houden met het medegebruik van de Rijksaanleginrichtingen en bepaalde gedeelten van de haventerreinen, heb ik vervolgens besloten het medegebruik te heroverwegen en daar een nader onderzoek naar te laten verrichten. Bij dat onderzoek is gekeken naar verschillende opties voor een beperking van het medegebruik.

Uit het onderzoek dat ik (intern en extern) heb laten uitvoeren, blijkt dat het medegebruik van de aanleginrichtingen door EVT en de concurrentie met EVT rechtstreeks heeft geleid tot de problemen van Doeksen/TSM. Het is gebleken dat de markt te dun is voor twee partijen op deze route, wanneer ook onrendabele publieke diensten moeten worden uitgevoerd. Dit was juist ook het uitgangspunt voor de invoering van een concessiestelsel. Het is nooit de bedoeling geweest dat het medegebruik de openbare diensten zou kunnen uithollen. En daar is nu dus wel sprake van. Dit is ook in strijd met de openbare dienstcontracten, omdat daarin is vastgelegd dat medegebruik de continuïteit niet in gevaar mag brengen. De daarin vastgelegde verplichtingen met betrekking tot de dienstverlening moeten onverkort worden nageleefd. Dat geldt voor de verplichtingen voor TSM, maar ook voor de verplichting van de betrokken overheden. Dat leidt ertoe dat ik het nu noodzakelijk acht handelend op te treden om te borgen dat de eilandbewoners de regelmatige dienstverlening, waar zij recht op hebben, kunnen behouden.

Nu blijkt aantoonbaar dat het medegebruik rechtstreeks heeft geleid tot een substantiële verschuiving van passagiersstromen. Vervolgens dreigt het medegebruik er nu toe te leiden dat de dienstregeling zodanig wordt versoberd dat dit ernstige consequenties heeft op velerlei maatschappelijke terreinen en op de eilanden kan leiden tot maatschappelijke onrust of instabiliteit. Dat betekent dat de in openbare dienstcontracten vastgelegde normen voor het toestaan van medegebruik momenteel aantoonbaar worden overschreden.

Naar mijn oordeel en dat van betrokken overheden is beperking van het medegebruik de enige reële mogelijkheid om de continuïteit van de veerdienst te garanderen. Andere gelijkwaardige oplossingen, die op instemming van alle ODC-partners kunnen rekenen, zijn in redelijkheid niet voorhanden. Alles afwegende heb ik in overleg met de betrokken gemeentebesturen besloten de huur en medegebruikcontracten op te zeggen. De betrokken gemeentebesturen ondersteunen dit besluit. Het onder het Ministerie van BZK ressorterende Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB) zal dit nader formaliseren.

Ik heb EVT hierover inmiddels geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II, 2013–2014, nr.72; Kamerstuk 33 750 XII, nr. 6.

Naar boven