33 750 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014

Nr. 115 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2014

Conform mijn toezegging tijdens het plenaire debat op 28 januari jl. over het proefverlof van Volkert van der G. (Handelingen II 2013/14, nr. 46, item 21) informeer ik u met deze brief over de conclusie van het Openbaar Ministerie inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling van Volkert van der G. Vrijdag 21 maart jl. heeft het Openbaar Ministerie mij een toelichting gegeven op het besluit al dan niet een vordering die strekt tot uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van Volkert van der G. in te dienen.

Inleiding

De voorwaardelijke invrijheidstelling heeft tot doel de samenleving te beschermen door het verminderen van de kans op recidive. In de context van het plenaire debat over Van der G. heb ik aangegeven dat de wetgever bij de huidige Wet voorwaardelijke invrijheidstelling, die op 1 juli 2008 in werking is getreden, het systeem van «voorwaardelijke invrijheidstelling, tenzij …» heeft gehandhaafd. Door voorwaarden te verbinden aan de invrijheidstelling kan de terugkeer in de samenleving meer gecontroleerd plaatsvinden en kunnen de risico’s die soms aan de invrijheidstelling kleven, beter worden teruggedrongen. Met het stellen van voorwaarden kan immers een gecontroleerde en geleidelijke overgang naar vrijheid worden gerealiseerd. De herroeping in geval van overtreding van de voorwaarden fungeert als stok achter de deur.

De voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) kan alleen worden uitgesteld of afgesteld als sprake is van één van de gronden die limitatief opgenomen zijn in artikel 15d lid 1 Sr. De rechter beslist over het uit- of afstel, op vordering van het Openbaar Ministerie (OM). De gronden voor uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn:

  • de (tot gevangenisstraf) veroordeelde is geplaatst in een tbs-inrichting (vanwege geestelijke stoornis) en zijn verpleging behoeft voortzetting;

  • de veroordeelde heeft zich tijdens de detentie ernstig misdragen;

  • (poging tot) onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf (ontvluchting);

  • latere v.i. in verband met de overname van de tenuitvoerlegging van een buitenlandse straf;

  • door het verbinden van voorwaarden aan de v.i. kan het recidiverisico voor misdrijven onvoldoende worden ingeperkt;

  • de veroordeelde is niet bereid de aan de v.i. te verbinden voorwaarden na te leven.

Volkert van der G. is op 2 augustus 2003 onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaar. Hij komt, conform de regeling voorwaardelijke invrijheidstelling, in beginsel met ingang van 2 mei 2014 in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Het OM diende daarom te toetsen of één van de gronden voor uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling in het geval van Van der G. van toepassing was.

In het arrest van het gerechtshof van 18 juli 2003, dat op 2 augustus 2003 onherroepelijk is geworden, staat dat de kans aanwezig moet worden geacht dat de Van der G. opnieuw zijn eigen overtuiging zal volgen en daarbij tot het uiterste zal gaan. Bij de voorbereiding van het besluit van het OM over de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft het OM verschillende adviezen ingewonnen. Deze adviezen hebben geresulteerd in de conclusie dat bij Van der G. thans sprake is van een laag recidiverisico. Door aan de voorwaardelijke invrijheidstelling zowel algemene als bijzondere voorwaarden te verbinden, wordt dit, weliswaar lage, risico op recidive zoveel als mogelijk beperkt. Het OM ziet geen reden om een vordering tot uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van Van der G. in te dienen bij de rechter. De gronden voor uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling als opgenomen in artikel 15d lid 1 Sr acht het OM niet aanwezig.

Het bovenstaande zal ik in deze brief nader toelichten.

Voorbereiding besluit Openbaar Ministerie over voorwaardelijke invrijheidstelling Van der G.

De voorbereiding van de beslissing over het verlenen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van Van der G. is uitgevoerd onder regie van de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling (CVvi) van het OM. Bij dit OM-onderdeel zijn de kennis en expertise op het gebied van voorwaardelijke invrijheidstelling geborgd.

Bij de voorbereiding van het besluit van het OM over de voorwaardelijke invrijheidstelling wint het OM een aantal adviezen in. Volgens de wettelijke regeling adviseert de directeur van de penitentiaire inrichting (PI) over de eventueel te stellen bijzondere voorwaarden en kan de reclassering adviseren. In de praktijk wordt ook de reclassering in alle zaken om advies gevraagd. Als oplegging van bijzondere voorwaarden aan de orde kan zijn, dient het OM te beschikken over een recente RISc (Risico Inschattings Schalen). Hiermee kan een inschatting worden gemaakt van het recidiverisico, de factoren die het delictgedrag bepalen (criminogene factoren) en de mogelijkheden voor gedragsverandering.

In deze zaak hebben de directeur van de PI waar Van der G. momenteel verblijft en Reclassering Nederland adviezen uitgebracht. Daarnaast is door de advocaat-generaal van het OM opdracht gegeven aan het Nederlands Instituut voor Forensische psychiatrie en psychologie (NIFP) om een multidisciplinair forensisch gedragskundig onderzoek in te stellen naar Van der G.

De rapportages van reclassering en NIFP zijn opgesteld door deskundigen die werden bijgestaan door een begeleidingsteam van deze instellingen. Daarnaast zijn de externe rapportages en de beslissing van het OM beoordeeld door een OM-reflectiegroep.

Medewerkers van de CVvi hebben gesproken met nabestaanden en een slachtoffer.

Uitkomsten adviezen

De directeur van de PI heeft in zijn advies geconcludeerd dat er vanuit de inrichting geen gronden zijn voor uitstel of achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling van Van der G. Reclassering Nederland heeft gebruik gemaakt van de RISc. Volgens de RISc en het professionele oordeel van Reclassering Nederland is het recidiverisico van Van der G. laag. Omdat het zogenaamde TR-traject en de verloven van betrokkene pas recent zijn gestart, adviseert de reclassering bijzondere voorwaarden op te leggen bij de voorwaardelijke invrijheidstelling van Van der G. om zo de terugkeer van detentie naar de samenleving beter te laten verlopen. Een extra reden daarvoor is dat de reclassering meent dat er sprake is van een aantal onbekende factoren: het is bijvoorbeeld niet bekend hoe de samenleving op een voorwaardelijke invrijheidstelling van Van der G. gaat reageren, waar hij gaat wonen en of zijn terugkeer in de samenleving tot problemen zou kunnen leiden.

Het bovenstaande wordt bevestigd in de uitkomsten van het multidisciplinair forensisch gedragskundig onderzoek. De gedragsdeskundigen concluderen net als de reclassering dat het recidiverisico laag is. Zij hebben ook, anders dan ten tijde van het strafproces is gebleken, geen psychische stoornis aangetroffen. Ook de gedragsdeskundigen van het NIFP menen, net als de reclassering, dat voor de terugkeer van Van der G. een goede begeleiding, afgedwongen door middel van bijzondere voorwaarden, van belang is. Net als de reclassering wijzen de gedragsdeskundigen hierbij op een aantal onzekere factoren, waarbij met name de reactie vanuit de samenleving op de terugkeer van Van der G. van belang is.

Op basis van de beschikbare rapportages en het daarin aangegeven lage recidive-risico en de (uitgangspunten van de) Wet voorwaardelijke invrijheidstelling en jurisprudentie, acht het OM het aangewezen dat Van der G. voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. Aangezien een aantal omstandigheden nog onduidelijk is, zoals de woon- en verblijfsituatie van Van der G., de wijze waarop op zijn voorwaardelijke invrijheidstelling zal worden gereageerd door de samenleving, en de grote overgang van de detentiesituatie naar een terugkeer in de samenleving acht het OM het eveneens aangewezen dat aan de te verlenen invrijheidstelling bijzondere voorwaarden worden verbonden om alle mogelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken, zoals een mediaverbod, een locatieverbod voor een aantal plaatsen (waarbij elektronisch toezicht plaatsvindt middels GPS) en een contactverbod met nabestaanden en slachtoffers. Daarnaast krijgt Van der G. een meldplicht bij de reclassering.

Reclassering Nederland zal intensief en stringent toezicht houden op de naleving van de opgelegde voorwaarden en daarover aan het OM rapporteren. Bij ieder vermoeden van overtreding van de voorwaarden wordt dit direct aan de CVvi gemeld. Door de CVvi zal in alle gevallen waarin een voorwaarde niet is nageleefd daaraan consequenties voor de veroordeelde verbinden. Deze kunnen uiteenlopen van een waarschuwing of het aanscherpen van voorwaarden tot een vordering tot herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Voorwaardelijke invrijheidstelling is dus het uitgangspunt. Zoals ik eerder in deze brief al heb aangegeven, kan van dit uitgangspunt alleen worden afgeweken als de rechter van oordeel is dat zich tenminste één van de in artikel 15d lid 1 Sr limitatief opgesomde feiten en omstandigheden voordoet.

De bevoegdheid tot het indienen van vorderingen bij de strafrechter over uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling is voorbehouden aan het OM. Deze vordering dient uiterlijk 30 dagen vóór de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling worden ingediend bij de rechtbank. Het OM is in een later stadium slechts ontvankelijk als het aannemelijk maakt dat een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid van artikel 15d Sr (gebleken is dat de veroordeelde zich na aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig heeft misdragen) zich pas nadien heeft voorgedaan.

In deze zaak staat de datum voor voorwaardelijke invrijheidstelling zoals eerder genoemd op 2 mei 2014. Dit betekent dat als het OM oordeelt dat een vordering tot uitstel of achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling moet worden ingediend, dit uiterlijk op 2 april 2014 bij de griffie van de rechtbank Amsterdam moet plaatsvinden.

Het OM is op basis van de informatie verstrekt door de Dienst Justitiële Inrichtingen van oordeel dat zich geen misdragingen van Van der G. tijdens de tenuitvoerlegging van de straf hebben voorgedaan op basis waarvan een vordering strekkend tot uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden ingediend. Verder ziet het OM op basis van de adviezen geen aanleiding om aan te nemen dat het recidiverisico voor misdrijven bij Van der G. door het stellen van voorwaarden onvoldoende kan worden ingeperkt.

Daarnaast is Van der G. bereid tot naleving van de voorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidstelling.

Het OM is tot de conclusie gekomen dat op basis van de rapportages, de wetgeving en de jurisprudentie, geen van de gronden zoals genoemd in artikel 15d lid 1 Sr aanleiding vormt voor indiening van een vordering strekkend tot uitstel of achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling van Van der G. Het OM is voornemens aan Van der G. voorwaardelijke invrijheidstelling te verlenen onder de verplichte algemene en de hieronder genoemde bijzondere voorwaarden per 2 mei 2014. De algemene voorwaarde is dat Van der G. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd betreft in deze zaak zes jaar. De bijzondere voorwaarden dienen ter bescherming van de samenleving door voorkoming van recidive door Van der G., een risico dat op zichzelf al laag is, en ook om het risico op problemen die opdoemen na de terugkeer in de samenleving zo veel mogelijk te beperken. Deze bijzondere voorwaarden houden in:

  • Een wekelijkse meldplicht bij de reclassering.

  • Een locatieverbod. Van der G. wordt verboden om zich gedurende de periode van voorwaardelijke invrijheidstelling binnen de gemeente Rotterdam, Hilversum, Den Haag en de woonplaats van nabestaanden en slachtoffer te bevinden, zolang de reclassering dit in overleg met de CVvi noodzakelijk acht. Elektronisch toezicht hierop zal plaatsvinden middels GPS.

  • Een contactverbod. Om te voorkomen dat de nabestaanden onverwacht en ongewenst door Van der G. worden benaderd mag deze geen contact met hen opnemen.

  • Een mediaverbod. Van der G. wordt verplicht geen contact te hebben met de media, zolang de reclassering dit in overleg met de CVvi noodzakelijk acht.

  • Een gedragsvoorwaarde inhoudende verplichte begeleiding door een psycholoog of psychiater.

Conclusie

Ik heb kennis genomen van de conclusie van het OM. Deze conclusie is gedegen voorbereid en uitgebreid onderbouwd en toegelicht. Voor de beoordeling is voor het OM de grote ernst, het politieke karakter en de impact van de door Van der G. gepleegde delicten op de samenleving van bijzonder belang geweest.

Als Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ben ik verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van straffen en de juiste toepassing van de wet. Volgens de Wet voorwaardelijke invrijheidstelling komt iedere veroordeelde in principe in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Uit de adviezen die het OM heeft ingewonnen is, zoals hierboven reeds aangegeven, gebleken dat Van der G. een laag recidiverisico heeft met betrekking tot geweldsdelicten. Geen van de gronden zoals genoemd in artikel 15d lid 1 Sr geeft aanleiding een vordering tot uitstel of afstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling in te dienen bij de strafrechter. Daarom onderschrijf ik, na bestudering van de beoordeling van het OM, de conclusie van het OM dat Van der G. per 2 mei 2014 voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. In deze context dient ook te worden opgemerkt dat de drie verloven van Van der G. die inmiddels hebben plaatsgevonden, zonder enig probleem zijn verlopen. Van der G. heeft zich aan alle aanwijzingen en afspraken gehouden.

Van der G. zal zich aan een reeks van algemene en bijzondere voorwaarden moeten houden. De reclassering heeft toegezegd in opdracht van en in nauw contact met het OM zeer nauwlettend toezicht te zullen houden op naleving van de voorwaarden door Van der G. Ik verwacht van alle betrokken instanties een optimale samenwerking. Reclassering Nederland heeft mij laten weten de uitvoering van het toezicht nauwgezet ter hand te zullen nemen. Door een dergelijk strikt en intensief toezicht zullen de risico’s voor zowel de samenleving als voor Van der G. zelf zo veel mogelijk worden beperkt.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven