Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 januari 2014
De commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft mij d.d. 11 december 2013 verzocht
de Kamer te informeren over de wijze waarop ik uitvoering ga geven aan de op 26 november
2013 aangenomen motie Smaling (Kamerstuk 33 750 J, nr. 15). In deze motie wordt mij gevraagd om onderzoek te doen naar het besparingspotentieel
bij een lagere minimumtemperatuur voor tapwater, door pilots toe te staan in kantoren,
utiliteitsgebouwen en appartementencomplexen (vve's) en op basis van dit onderzoek
zo nodig met voorstellen te komen voor een aanpassing van de regelgeving. Hierbij
voldoe ik aan uw verzoek.
In de overwegingen van de motie wordt gesproken over «elektrochemische systemen zoals
koper-zilverionisaties». Berichten over verlaging van de warm tapwatertemperatuur
bij koper-zilverionisatie waren in eerste instantie aanleiding om Kamervragen te stellen.
Het verzoek van uw Kamer heeft echter betrekking op pilots met alternatieve technieken
in brede zin, waarbij warmtebesparing voorop staat.
De toepassing van elektrochemische technieken is onder meer vanwege milieuredenen (niet afbreekbare restanten in oppervlaktewater
en RWZI’s) in de toelating op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen, en als gevolg
daarvan in het Drinkwaterbesluit, beperkt tot de zogeheten prioritaire locaties (zoals
ziekenhuizen en hotels), waarvan er naar schatting zo’n 1900 zijn. In heel veel utiliteitsgebouwen
(zoals kantoren, scholen, fabrieken en kazernes) mogen deze technieken niet worden
toegepast, evenmin als in appartementencomplexen.
De toepassing van een aantal andere alternatieve technieken is daarentegen niet beperkt tot de prioritaire locaties. Het betreft met name ultrafiltratie,
UV-licht en pasteurisatie (samen aangeduid als fysisch beheer) en UV-licht in combinatie
met titaniumoxide (ook wel fotochemisch beheer genoemd, ofwel AOT). Ze mogen in principe
in alle – naar schatting 600.000 – collectieve leidingwaterinstallaties worden geplaatst,
dus ook in alle utiliteitsgebouwen (waaronder kantoren) en appartementencomplexen.
Daarmee is het mogelijke warmtebesparingspotentieel op nationaal niveau van deze technieken
aanzienlijk.
Om bovengenoemde redenen ben ik voornemens om de in de motie gevraagde pilots uit
te laten voeren met de technieken ultrafiltratie, UV-licht, pasteurisatie en/of AOT.
Daarbij ben ik uiteraard afhankelijk van de medewerking van de leveranciers van de
technieken en de eigenaars van de betreffende locaties.
Net als bij de eerder uitgevoerde pilots, is het uitgangspunt dat de kosten van de
uitvoering van de pilots worden gedragen door de leveranciers van de alternatieve
technieken. Zij hebben er baat bij om aan te tonen dat toepassing van hun product
ook een energiebesparend effect heeft.
Vanuit mijn departement wordt zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de betrokken
leveranciers, om nadere afspraken te maken over de uitvoering van de pilots. De pilots
zullen worden begeleid door de subcommissie Technieken Legionella Preventie, een werkgroep
binnen de commissie van deskundigen op basis van artikel 20 van het Drinkwaterbesluit.
Ik verwacht u in november 2014 over de resultaten te kunnen informeren.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus