33 750 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2014

33 750 C Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2014

Nr. 5 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2013

Bij de regeling van werkzaamheden van 12 september jl. heeft uw Kamer, behalve om een dertigledendebat, verzocht om een schriftelijke reactie op het CPB rapport decentralisaties sociaal domein (Handelingen II 2012/13, nr. 110). Voorts heeft uw Kamer gevraagd om niet alleen in te gaan op de in het CPB rapport gesignaleerde risico’s, maar ook de interbestuurlijke verhoudingen bij een reactie op het rapport te betrekken. Met deze brief voldoe ik namens het kabinet aan uw verzoek.

Het CPB rapport is op 11 september jl. aan uw Kamer aangeboden, inclusief een kabinetsreactie (Kamerstuk 33 400 B/ 33 400 C, nr. 22). In de kabinetsreactie wordt gesteld dat het kabinet groot belang hecht aan een zorgvuldig uitgevoerde decentralisatie in het sociaal domein en wordt waardering uitgesproken voor het gedegen werk dat door het CPB is verricht. Er wordt bovendien ingegaan op de risico’s én de kansen zoals die door het CPB zijn gedefinieerd en zoals die door het kabinet worden herkend en onderkend.

Het kabinet is ervan overtuigd dat het mogelijk is de kansen die het CPB benoemt (economies of scope, maatwerk en een meer doelmatige uitvoering) te realiseren. Er is winst te behalen door concentratie van taken, ontschotting van budgetten, maximale aansluiting bij de individuele ondersteuningsbehoeften en het intensief stimuleren van actieve deelname aan de maatschappij. Van gemeenten wordt bovendien niet verwacht dat zij het takenpakket van de Rijksoverheid en de uitvoering daarvan één op één overnemen; nieuwe manieren van werken zijn geboden en van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving. Daarbij is ruimte voor gemeenten, dat wil zeggen bestedingsvrijheid en beleidsvrijheid, met betrekking tot de inrichting van het nieuwe sociaal domein cruciaal. Alleen dan is er kans van slagen, want alleen dan kan het maatwerk worden geleverd dat noodzakelijk is om de verzorgingsstaat van de toekomst duurzaam te ontwikkelen.

Anderzijds is het kabinet – zoals niet alleen in reactie op het CPB rapport, maar ook in reactie op het COELO rapport van 10 september jl. werd gesteld – zich bewust van het feit dat het om niets minder dan een transformatie van het sociaal domein gaat. Scherp zicht op de mogelijke risico’s zoals die door het CPB zijn gedefinieerd, is aldus noodzakelijk. Op basis daarvan kan waar nodig door de decentrale overheden en eventueel door de Rijksoverheid worden bijgestuurd.

Voor wat betreft de interbestuurlijke verhoudingen verwijs ik naar de kabinetsreactie op de meest recente evaluatie van deze verhoudingen door de Raad van State (Kamerstuk 33 400 VII, nr. 67, bijlage 1). In deze kabinetsreactie wordt gesteld dat overleg met de decentrale overheden inzake de vormgeving, de financiële consequenties en de voortgang van de decentralisatieopgave door het kabinet van groot belang wordt gevonden. Het is ook in dit kader dat het kabinet en de VNG gezamenlijk de opdracht hebben geformuleerd op basis waarvan het CPB de kansen en de risico’s van de decentralisaties heeft onderzocht en op basis waarvan in het voorjaar van 2014 opnieuw een rapportage zal volgen. In deze nieuwe rapportage van het CPB zal meer gedetailleerd zicht worden geboden op wat de (beleids)instrumenten zijn waarmee de risico’s van de decentralisaties in de uitvoering kunnen worden beperkt of weggenomen en de kansen kunnen worden gemaximaliseerd; dit gegeven de budgettaire kaders van het regeerakkoord, het zorgakkoord en het sociaal akkoord en kijkend naar de drie decentralisaties als geheel. Wanneer alle wetsvoorstellen na advies van de Raad van State aan de Kamer zijn aangeboden, de (macro) bedragen die gemoeid zijn met de overheveling van taken naar de gemeenten én de concreet gespecificeerde verdeelmodellen op basis van objectieve gegevens bekend zijn, kan het CPB voor deze rapportage zorg dragen.

Tot slot

Uw Kamer heeft verzocht om een Algemeen Overleg inzake de decentralisaties op 30 oktober aanstaande. Voor die tijd wordt u per brief nader geïnformeerd over de inrichting van het deelfonds sociaal domein. Tijdens het Algemeen Overleg kunnen het CPB rapport, de inrichting van het deelfonds sociaal domein en de interbestuurlijke verhoudingen desgewenst in samenhang worden besproken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven