33 716 Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen)

H BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2014

Op dinsdag 10 juni jongstleden heeft uw Kamer het wetsvoorstel Hervorming kindregelingen (Kamerstukken 33 716) plenair behandeld.

Tijdens die behandeling is uitbreiding van extra overgangsrecht toegezegd voor alleenstaande ouders evenals monitoring van het beroep op bijzondere bijstand. Bovendien is toegezegd dit schriftelijk te bevestigen voorafgaand aan stemming over dit wetsvoorstel, waar mogelijk verrijkt met een reactie op de inbreng van Divosa. Met deze brief wordt deze toezegging gestand gedaan.

Uitbreiding extra overgangsrecht alleenstaande ouders

Het wetsvoorstel beoogt de kindregelingen eenvoudiger en effectiever te maken. Onder meer wordt in het wetsvoorstel de inkomensondersteuning voor alleenstaande ouders gekoppeld aan het inkomen en niet langer aan de vraag of de desbetreffende ouder een minimumuitkering geniet. Dit is een logischer manier om alleenstaande ouders tegemoet te komen. Concreet betekent dit dat per 1 januari 2015 de aanvulling van 20% van het minimumloon voor alleenstaande ouders, opgenomen in de normen voor alleenstaande ouders in de WWB, vervalt. In de plaats daarvan wordt een zogenoemde alleenstaande-ouderkop geïntroduceerd in het kindgebonden budget.

Doordat het partnerbegrip voor toeslagen (zoals het kindgebonden budget) op punten afwijkt van het partnerbegrip in de uitkeringsregelingen, is er een groep van een paar duizend ouders die nu bij de bijstandsverlening worden aangemerkt als alleenstaande ouder en die per 1 januari 2015 niet in aanmerking komt voor de alleenstaande-ouderkop in het kindgebonden budget.

Als gevolg van het amendement van het Tweede Kamer-lid Hamer1voorziet het wetsvoorstel voor naar schatting de helft van deze groep, namelijk voor ouders die ook met de kostendelersnorm in de Wet werk en bijstand (WWB) te maken krijgen, in extra overgangsrecht voor de duur van een jaar. Voor hen vervalt de 20%-aanvulling in de bijstand per 1 januari 2016 in plaats van 1 januari 2015. Dit geeft hen langer de tijd om zich op de inkomstenterugval voor te bereiden. Deze groep zal eind 2014 via een bestandskoppeling worden geïdentificeerd, en krijgt in 2015 nog de aanvulling uitbetaald door gemeenten conform de oude systematiek.

De andere helft van de groep betreft ouders die formeel gehuwd zijn, maar om diverse redenen duurzaam gescheiden leven van hun echtgenoot en bij de bijstandverlening worden aangemerkt als alleenstaande ouder. Deze groep krijgt geen recht op de alleenstaande ouderkop. Hierbij kan de duur van afwezigheid van de partner sterk verschillen. De logica om hen wel of niet als alleenstaande te zien, is van geval tot geval anders. Ook de financiële situatie van deze gezinnen kan divers zijn.

Omdat het om een relatief kleine en pluriforme groep gaat zijn dit bij uitstek situaties die vragen om een beoordeling op basis van lokaal maatwerk. In voorkomende individuele gevallen kunnen de gemeenten aanvullende inkomensondersteuning bieden via de bijzondere bijstand.

Om een meer geleidelijke overgang voor zowel de betrokkenen als gemeenten te bewerkstelligen, zal het extra overgangsrecht van een jaar zoals geregeld via het amendement Hamer zodanig aangepast worden dat het ook de ouders die formeel gehuwd zijn, maar duurzaam gescheiden leven van de echtgenoot, omvat. Het is mijn voornemen deze wijziging voor te stellen bij nota van wijziging bij een daarvoor geschikt wetsvoorstel. De extra kosten van deze aanpassing bedragen incidenteel circa € 10 miljoen in 2015. In de SZW-begroting voor 2015, die op Prinsjesdag gepresenteerd zal worden, wordt deze uitbreiding van het extra overgangsrecht van budgettaire dekking voorzien.

In het overgangsjaar 2015 wordt samen met gemeenten en andere partners de verstrekking gemonitord van bijzondere bijstand als gevolg van de gewijzigde regelgeving aan nieuwe instroom in de genoemde categorie. Op basis van deze monitoring zal worden bezien of aanvullende middelen aan bijzondere bijstand na 2015 nodig zijn. Uw Kamer en de Tweede Kamer zullen hierover tijdig geïnformeerd worden.

Reactie inbreng Divosa

In de brief van Divosa aan uw Kamer worden kanttekeningen geplaatst bij het verlenen van inkomensondersteuning via bijzondere bijstand aan alleenstaande ouders die als gevolg van het wetsvoorstel een lagere uitkering krijgen. Ook heeft Divosa bedenkingen bij de invoering van de alleenstaande-ouderkop, waaronder fraudegevoeligheid.

Wat betreft de bijzondere bijstand is het zo dat deze na het jaar extra overgangsrecht een vangnet kan vormen voor de groep die gehuwd is maar duurzaam gescheiden leeft van zijn of haar echtgenoot. Dit is een verantwoorde oplossing voor alle burgers aan de onderkant van het inkomensgebouw. Het vereist een individuele beoordeling, hetgeen bij uitstek passend is gezien de pluriforme groep.

Wat betreft het element van de vermeende verhoogde fraudegevoeligheid het volgende. De regering voert een actief beleid om fraude bij toeslagen te voorkomen. Daartoe zijn reeds diverse maatregelen genomen2. Het kabinet zal uiteraard niet aarzelen in het verlengde van de eerdere maatregelen nieuwe maatregelen te nemen om fraude aan te pakken, indien omstandigheden daar aanleiding toe geven. Ter relativering wordt opgemerkt dat de elementen die tot verhoogde fraudegevoeligheid kunnen leiden ook bij de bestaande regelingen voor alleenstaande ouders aan de orde zijn.

En ook nu al moeten alleenstaande ouders in de bijstand (veranderingen in) hun leefsituatie zowel doorgeven aan de gemeente als aan de Belastingdienst/Toeslagen.

Tot slot kunnen ook nu al voorschotten verstrekt worden die later terugbetaald moeten worden. Dat kan moeilijk zijn, en daarom is en blijft het belangrijk wijzigingen in het inkomen of in de leefsituatie tijdig door te geven aan de Belastingdienst/Toeslagen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstukken II 2013/14, 33 716, nr. 21

X Noot
2

Kamerstukken II 2013/14, 33 754, nr. 3 en Kamerstukken II 2011/12 27 859, nr. 65

Naar boven