33 716 Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Wet op het kindgebonden budget, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet studiefinanciering 2000 en enige andere wetten in verband met hervorming en versobering van de kindregelingen (Wet hervorming kindregelingen)

E VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 30 mei 2014

Algemeen

De memorie van antwoord2 geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende andere opmerkingen en het stellen van de volgende andere vragen.

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie bedanken de regering voor de beantwoording van de vragen uit het voorlopig verslag. Deze leden hebben echter nog nadere vragen over de inkomenseffecten en over artikel 12 van het IVRK.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Deze leden hebben nog een aanvullende vraag.

De leden van de SP-fractie danken de regering voor de antwoorden in de memorie van antwoord op de door deze leden gestelde vragen. Deze leden hebben naar aanleiding daarvan enkele nadere vragen en een aanvullende vraag.

De leden van de fractie van GroenLinks stellen nog een enkele vraag en sluiten zich aan bij enkele vragen van de fracties van de PvdA, CDA en SP.

2. Toelichting per maatregel – Alleenstaande ouders

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering in de memorie van antwoord aangeeft dat in 2012 11,8 procent van de minderjarige kinderen behoorde tot de groep met een laag inkomen.3 In 2011, respectievelijk 2012 hadden 344 duizend, respectievelijk 391 duizend minderjarige kinderen kans op armoede. Welk aantal hoort bij het percentage dat voor 2012 wordt genoemd en welke percentages bij de aantallen genoemd voor 2011 en 2012? Kan de regering dit rijtje aanvullen met (een schatting van) het aantal en percentage voor 2013?

De leden van de GroenLinks-fractie sluiten zich bij bovenstaande gestelde vragen van de leden van de SP-fractie aan.

3. Financiële gevolgen

Als de leden van de CDA-fractie het goed zien, toont de regering op pagina 15 van de memorie van antwoord4 met de tabel en de puntenwolk uitsluitend het effect van het begrotingsakkoord ten opzichte van de initiële kabinetsplannen. Graag ontvangen deze leden dezelfde tabel en puntenwolk, maar dan van het effect van het voorliggende voorstel ten opzichte van de huidige situatie.

De leden van de GroenLinks-fractie sluiten zich bij bovenstaande gestelde vragen van de leden van de CDA-fractie aan. Daarnaast verzoeken deze leden de regering om het cumulatieve effect van de verschillende maatregelingen (afschaffing van de Wtcg, wijziging van de Wwb en de invoering van de participatiewet etc.) weer te geven.

4. Inkomenseffecten

In antwoord op vragen van de leden van de PvdA-fractie met betrekking tot het IVESCR geeft de regering aan dat «de overheid inkomensondersteuning blijft bieden waar deze het hardste nodig is.» 5 Dat waarderen deze leden ook als een belangrijk uitgangspunt bij de versobering van de kindregelingen. Het is deze leden echter nog niet helder hoe de regering bepaalt welke groepen de ondersteuning het hardst nodig hebben. Kan de regering aangeven hoe bepaald wordt waar de overheidsondersteuning «het hardst nodig is»?

Over de definitie van «gezin op het minimum» geeft de memorie van antwoord aan dat dit een inkomen tot 101% van het geldende sociaal minimum betreft, waarbij dat overwegend een bijstandsuitkering is. Is hier mogelijk een schrijffout geslopen in de beantwoording; was niet 110% bedoeld? Voorts vragen deze leden de regering welk bedrag per maand dit betreft (vanaf juli 2014)?

Het totale mediane inkomenseffect is volgens tabel 8 van de eerste nota van wijziging – ¾%. Er zijn echter verschillen tussen groepen ouders ingedeeld op inkomenshoogte. Het mediane inkomenseffect voor de deelgroep alleenstaande ouders op het minimum is volgens de tabel -2¼%. Dat komt deze leden in verhouding met de totale mediane inkomensachteruitgang, als redelijk fors over. Het inkomen van alleenstaande ouders in de laagste inkomensgroep wordt vanzelfsprekend niet alleen via voorliggend wetsvoorstel beïnvloed. Deze leden verzoeken de regering aan te geven hoe de inkomenseffecten kunnen worden beperkt, al dan niet via de kindregelingen.

De leden van de GroenLinks-fractie sluiten zich bij bovenstaande gestelde vragen van de leden van de PvdA-fractie aan.

5. Commentaar

De leden van de SP-fractie verzoeken de regering om te reageren op het artikel van mr. A. Roelvink-Verhoeff uit het Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht, en in het bijzonder op de vijf geformuleerde conclusies, inzake het wetsvoorstel hervorming kindregelingen en de behoefte van een kind.6

6. Overige vragen

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de memorie van antwoord is aangegeven dat artikel 12 IVRK handelt over het recht van het kind zijn mening te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen. Het lijkt de leden van de PvdA-fractie goed om in toekomstige situaties een vorm te zoeken waarin de mening van het kind actief wordt opgehaald. Er zijn meerdere manieren om de mening van kinderen te betrekken bij dit type veranderingen. Een consultatie onder kinderen of bijvoorbeeld Nationale Jeugdraad over de effecten van een dergelijk wetsvoorstel, of een child-impact assessment, doet recht aan artikel 12 IVRK zonder rechtstreekse aanspraak op sociale zekerheid te creëren. Kan de regering een dergelijk experiment uitvoeren?

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 3 juni 2014.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Dijk (PVV) (vice-voorzitter), Sörensen (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Beckers (VVD), Swagerman (VVD), Kok (PVV), Koning (PvdA)

X Noot
2

Kamerstukken I 2013/14, 33 716, D

X Noot
3

Kamerstukken I 2013/14, 33 716, D, pagina 4.

X Noot
4

Kamerstukken I 2013/14, 33 716, D, pagina 15.

X Noot
5

Kamerstukken I 2013/14, 33 716, D, pagina 25.

X Noot
6

Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht (FJR) 2014/30, d.d. 24 april 2014.

Naar boven