33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

G NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 3 april 2015

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA. Deze leden wensen, mede namens de leden van de fractie van de VVD, te reageren op een door het kabinet in de nadere memorie van antwoord gegeven reactie. In de bedoelde reactie ging het kabinet in op een vraag van deze leden in het nader voorlopig verslag. Deze leden hebben mij in dat nader voorlopig verslag gevraagd toe te zeggen dat dit wetsvoorstel niet van toepassing is op realisaties van een belang voor zover zich ten aanzien van dat belang voor 1 januari 2007 (inwerkingtreding van de Wet werken aan winst) een sfeerovergang als gevolg van wetswijziging heeft voorgedaan.

In reactie hierop heb ik er in de nadere memorie van antwoord op gewezen dat de gevraagde beperking van de reikwijdte van het wetsvoorstel ertoe zou kunnen leiden dat belastingplichtigen die voordeel hebben bij regelcompartimentering, dit voordeel zou moeten worden ontnomen. De genoemde leden geven naar aanleiding van die reactie aan dat zij wensen te benadrukken dat zij het kabinet enkel verzoeken om een toezegging die zich beperkt tot die gevallen waarbij de gevraagde beperking in het voordeel van belastingplichtige is. Indachtig die verduidelijking, vragen deze leden alsnog om een reactie op hun eerdere verzoek.

Zoals ik eerder heb aangegeven past (regel)compartimentering binnen het systeem van de deelnemingsvrijstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Door de hiervoor geschetste strikte uitleg, zouden belastingplichtigen die voordeel hebben bij de regelcompartimentering, in hun belang kunnen worden geschaad. Dat acht ik onwenselijk. De genoemde leden zijn dat, naar nu blijkt, met mij eens. Alles overwegende en indachtig de nu door deze leden gegeven verduidelijking, ben ik bereid de door deze leden in het nader voorlopig verslag gevraagde toezegging te doen. Deze toezegging noopt niet tot wijziging van het onderhavige wetsvoorstel. Mijn toezegging heeft tot gevolg dat belastingplichtigen die voordeel hebben bij het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 20131, zich op het arrest kunnen beroepen voor zover sprake is van een realisatie van een belang en zich ter zake van dat belang vóór 1 januari 2007 een sfeerovergang heeft voorgedaan als gevolg van een wetswijziging. Voor de realisatie van een belang waarvoor zich op of na 1 januari 2007 een sfeerovergang als gevolg van een wetswijziging heeft voorgedaan, geldt de compartimentering zoals in dit wetsvoorstel is aangegeven.

Deze toezegging zal wel leiden tot een incidentele budgettaire derving van € 10 miljoen. Die derving zal op een later moment van een adequate dekking worden voorzien. Volledigheidshalve wijs ik erop dat hiermee eveneens alsnog tegemoet wordt gekomen aan een soortgelijke wens van de leden van de fractie van het CDA in de Tweede Kamer der Staten-Generaal.2

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

HR 14 juni 2013, nr. 11/04538, ECLI:NL:HR:2013:BY1244.

X Noot
2

Handelingen II 2014/15, nr. 15, item 4, blz. 1.

Naar boven