33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 24 juli 2013 en het nader rapport d.d. 13 augustus 2013, aangeboden aan de Koning door de staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 17 juli 2013, no. 13.001513, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve), met memorie van toelichting.

Met het voorstel wordt de compartimentering van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting wettelijk geregeld. Bij de Wet werken aan winst2 is destijds uitgegaan van deze compartimentering bij bepaalde sfeerovergang. Daarbij werd er van uitgegaan dat het scheppen van duidelijkheid in de memorie van toelichting over de wijze van toepassen van de uit de jurisprudentie voortvloeiende compartimentering voldoende zou zijn. De Hoge Raad heeft evenwel in zijn arrest van 14 juni 2013 geoordeeld dat hiervoor een wettelijke regeling noodzakelijk is.3 Het voorliggende voorstel voorziet in die wettelijke regeling. Beoogd wordt deze regeling in te voeren met terugwerkende kracht tot de datum van het genoemde arrest, op welke dag ook is aangekondigd dat zou worden voorzien in de thans voorliggende regeling.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

In de toelichting bij artikel II wordt er ter motivering van de terugwerkende kracht op gewezen dat met de terugwerkende kracht anticipatiegedrag vanwege de voorgestelde wijzigingen wordt voorkomen. Voorts wordt erop gewezen dat het voorstel is aangekondigd in het persbericht van 14 juni 2013.

Noch in het algemeen deel van de memorie van toelichting noch in de artikelsgewijze toelichting wordt verder expliciet op de redenen voor het verlenen van deze terugwerkende kracht ingegaan, zoals dat wel is gebeurd in het hiervoor genoemde persbericht.

Zoals de Raad van State al eerder heeft opgemerkt4 dient aan belastingmaatregelen die een verzwaring van de belastingheffing inhouden geen terugwerkende kracht te worden gegeven, tenzij bijzondere omstandigheden een afwijking van deze regel rechtvaardigen. Die omstandigheden kunnen worden gevormd door een omvangrijk oneigenlijk gebruik of misbruik van een wettelijke voorziening of door aanmerkelijke aankondigingseffecten. Bij een eventuele terugwerkende kracht dient de maatregel voor belastingplichtigen in elk geval voldoende kenbaar te zijn.

De Afdeling adviseert om in de toelichting op genoemde aspecten in te gaan en de terugwerkende kracht dragend te motiveren.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 17 juli 2013, no. 13.001513, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 24 juli 2013, nr. W06.13.0221/III, bied ik U hierbij aan.

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake bovenvermeld voorstel van wet is uitgebracht.

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

De Afdeling onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel maar adviseert om in de memorie van toelichting de terugwerkende kracht dragend te motiveren. Naar aanleiding van dit advies is de memorie van toelichting aangepast.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De waarnemend vicepresident van de Raad van State,

J.H.B. van der Meer

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Stb. 2006, 631.

X Noot
3

Zaak 11/04538.

X Noot
4

Voor een meer uitvoerige uiteenzetting zij verwezen naar Kamerstukken II 1994/95, 24 172, A, punten 1 en 2.

Naar boven