33 712 Voorstel van wet van de leden Gesthuizen en Van Oosten tot wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het tegengaan van acquisitiefraude door het doen van misleidende mededelingen jegens diegenen die handelen in de uitoefening van hun beroep, bedrijf of organisatie en wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de strafbaarstelling van acquisitiefraude

F NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 8 december 2015

1. Inleiding

De initiatiefnemers hebben met belangstelling kennisgenomen van het nader voorlopig verslag van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie. Zij danken de fracties van de SP en PVV voor hun vragen en opmerkingen.

2. Wetsvoorstel algemeen

De leden van de SP-fractie wijzen op de zorgen van De Nederlandse Belangenvereniging Gerechtsdeurwaarders (NBVG) dat de hoge griffierechten procederen nog altijd bezwaarlijk maakt.

Voornoemde leden stellen dat daarmee de financiële barrières voor ondernemers die getroffen zijn door acquisitiefraude met dit wetsvoorstel niet zijn weggenomen en vragen initiatiefnemers om hier nogmaals op in te gaan. Tevens vragen de aan het woord zijnde leden of initiatiefnemers de opvatting delen dat de discussie over het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten (33 757) moet worden aangewend om de griffierechten te verlagen.

De zorgen van voornoemde leden delen de initiatiefnemers niet op dat punt, aangezien ondernemers, individueel en bij monde van onder andere VNO-NCW en MKB-Nederland, al enkele jaren aangeven een wettelijke grondslag te missen om overeenkomsten en spooknota’s aan te vechten die mogelijk misleidend zijn. Het zijn niet de financiële prikkels die hen weerhouden om de gang naar de civiele rechter te maken, maar het ontbreken van een deugdelijke wettelijke grondslag. Met dit wetsvoorstel komen initiatiefnemers tegemoet aan deze wens van ondernemers, die deze voorgenomen wetswijziging dan ook hebben omarmd. Volledigheidshalve willen de initiatiefnemers op de mogelijkheid wijzen dat een partij die over voldoende middelen beschikt gedupeerde ondernemers kan ondersteunen in hun procedure voor de rechter, zodat de jurisprudentie die daarmee wordt ontwikkeld er (deels) voor zal zorgen dat de gang naar de rechter in de toekomst zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Voorts zal het de leden van de SP-fractie niet zijn ontgaan dat de regering heeft aangekondigd het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten (33 757) in te trekken.

3. Wijziging Burgerlijk Wetboek

De leden van de fractie van de PVV vragen waarom de initiatiefnemers er niet voor hebben gekozen om in het nieuwe artikel 6:194 BW niet toe te voegen: «[Hij die (...) een mededeling openbaar maakt of laat openbaar maken] of specifiek richt of laat richten, (...)». Zij vragen zich af hoe, zonder deze toevoeging, de onrechtmatigheid van specifiek richten of laten richten wordt geregeld.

De initiatiefnemers begrijpen de vraag zo dat de leden van de PVV-fractie suggereren in het huidige artikel 6:194 BW in de eerste volzin de tekst «of specifiek richt of laat richten,» in te voegen.

De initiatiefnemers danken de leden van de PVV-fractie voor deze suggestie. Zij zijn van mening dat reeds met de specifieke wettekst van het huidige wetsvoorstel het specifiek richten of laten richten onrechtmatig is. Het huidige artikel 6:194 BW, dat na inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel het eerste lid van artikel 6:194 BW zal zijn geworden, spreekt van «een mededeling». Het voorgestelde tweede lid van artikel 6:194 spreekt vervolgens over «Een mededeling, openbaar of specifiek gericht op een ander». Een dergelijke mededeling is onrechtmatig als aan de overige voorwaarden wordt voldaan. De toevoeging «openbaar of specifiek gericht op een ander» past wettechnisch beter in het voorgestelde tweede lid van artikel 6:194, omdat daar de overige voorwaarden in staan om aan de onrechtmatigheid te voldoen. Op die manier is de onrechtmatigheid van de mededeling geregeld zonder de door de PVV-fractie voorgestelde toevoeging.

S.M.J.G. Gesthuizen

F. van Oosten

Naar boven