Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 33712 nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 33712 nr. E |
Vastgesteld 24 november 2015
De memorie van antwoord van 20 oktober 2015 heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden van de initiatiefnemers. Zij hebben naar aanleiding daarvan een enkele vraag.
De leden van de fractie van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Deze leden wensen nog enkele aanvullende vragen te stellen.
Met instemming stellen de leden van de SP-fractie vast dat de initiatiefnemers alsnog overleg hebben gevoerd met de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en de Nederlandse Belangenvereniging Gerechtsdeurwaarders (NBVG).Volgens de initiatiefnemers hebben beide organisaties met waardering kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden van de SP-fractie stellen echter ook vast dat de NBVG heeft opgemerkt dat de procesrisico's door het wetsvoorstel, eenmaal wet geworden, kleiner worden maar dat de hoge griffierechten procederen nog altijd bezwaarlijk maken. De initiatiefnemers voegen daaraan toe dat het onderwerp van de griffierechten geen direct onderdeel uitmaakt van het onderhavige wetsvoorstel. Voornoemde leden kunnen de initiatiefnemers van het wetsvoorstel in zoverre volgen, maar zij constateren ook dat daarmee de financiële barrières voor ondernemers die getroffen zijn door acquisitiefraude, nog niet op een adequate wijze zijn weggenomen. De leden wijzen er daarbij op dat de initiatiefnemers in de memorie van antwoord meermalen wijzen op de mogelijkheid van de gedupeerde ondernemer om de gang naar de rechter te maken en de rechter te vragen om bijvoorbeeld de overeenkomst te ontbinden of te vernietigen. Als een gedupeerde ondernemer voor die weg kiest, zal hij in de eerste plaats geconfronteerd worden met de relatief hoge griffierechten die voor zijn rekening komen, vervolgens met de kosten voor het inschakelen van een juridische hulpverlener en zal hij zich daarnaast nog moeten afvragen of hij bereid is het proceskostenrisico te dragen. De leden constateren dat aan dat dilemma en die financiële barrières het wetsvoorstel, hoe goed ook bedoeld, geen einde maakt. Zij stellen derhalve in gemoede de vraag of het wetsvoorstel, eenmaal wet geworden, wel tot de gunstige effecten zal leiden die de initiatiefnemers veronderstellen. Naar de mening van de leden van de SP-fractie bestaat de kans dat de bestaande financiële barrières voor de gedupeerde ondernemer zodanig bezwaarlijk zullen zijn, dat zij van de nieuwe wet en de daarin geboden extra mogelijkheden geen gebruik zullen maken. Het risico bestaat dat de nieuwe wet daardoor een dode letter wordt. Deze leden verzoeken daarom de initiatiefnemers nogmaals in te gaan op de tweede vraag die de leden aan de initiatiefnemers hebben gesteld en met name het artikel in het Financieel Dagblad van 5 september 2014 en de brief van de NBVG van 10 december 20142. In het bijzonder vragen de leden aandacht voor de problemen die op pagina 2 van de brief worden geconstateerd.
De initiatiefnemers hebben naar aanleiding van de tweede vraag van de leden van de SP-fractie ook gewezen op de discussie over de hoogte van de griffierechten en opgemerkt dat deze discussie nog uitvoerig zal worden behandeld tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet griffierechten burgerlijke zaken en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van griffierechten (33 757). De aan de woord zijnde leden stellen vast dat dit wetsvoorstel al lange tijd een sluimerend bestaan lijdt en dat niet te voorzien is dat dit wetsvoorstel op korte termijn afgehandeld zal worden. Dat betekent dat, als de leden het goed zien, de huidige financiële belemmeringen op het gebied van het griffierecht, zoals ook in voornoemde brief van NBVG is aangegeven, in de praktijk een rol blijven spelen. Om die reden vragen deze leden de initiatiefnemers of zij de opvatting van de leden delen dat het voor het welslagen van het wetsvoorstel in de praktijk nodig is dat de griffierechten aanzienlijk worden verlaagd, zodat de gedupeerde ondernemers daadwerkelijk zonder al te hoge financiële barrières de acquisitiefraude kunnen bestrijden.
De leden van de fractie van de PVV-fractie vragen waarom de initiatiefnemers er niet voor hebben gekozen om in het nieuwe artikel 6:194 BW, waarvoor de aanduiding «1.» komt te staan, niet toe te voegen: «[Hij die (...) een mededeling openbaar maakt of laat openbaar maken] of specifiek richt of laat richten, (...)». De aan het woord zijnde leden vragen de initiatiefnemers hoe zonder deze toevoeging dan de onrechtmatigheid in het geval van specifiek richten of laten richten wordt geregeld.
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Duthler
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Dooren
Samenstelling:
Kox (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA) (vice-voorzitter), Duthler (VVD) (voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Swagerman (VVD), Strik (GL), Backer (D66), Knip (VVD), Barth (PvdA), Beuving (PvdA), Hoekstra (CDA), P. van Dijk (PVV), Schouwenaar (VVD), Schrijver (PvdA), Bikker (CU), Bredenoord (D66), Van Dijk (SGP), Markuszower (PVV), Van Rij (CDA), Rombouts (CDA), Van Weerdenburg (PVV), Wezel (SP)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33712-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.