33 709 EU voorstel: Verordening oprichting Europees openbaar ministerie COM (2013) 5341

AR BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 mei 2020

Bij brief van 22 juni 2018 (met kenmerk 163310u) hebben de vaste commissies voor Immigratie & Asiel/JBZ-Raad en voor Justitie en Veiligheid aangegeven dat zij er belang aan hechten voortdurend te worden geïnformeerd over eventuele voortgang in de voorbereidingen voor de oprichting van het EOM, bijvoorbeeld met betrekking tot de nadere invulling van functies en samenwerkingsafspraken voor het EOM. De commissies geven er ter zake de voorkeur aan om halfjaarlijks per separate brief integraal over de voortgang te worden geïnformeerd. De eerste drie halfjaarlijkse rapportages gingen u respectievelijk toe op 2 oktober 2018, 4 april 2019 en 30 oktober 20192. Graag doe ik u door middel van deze brief de vierde voortgangsrapportage toekomen.

Ontwikkelingen in EU-verband

De Europese Commissie heeft ten behoeve van de JBZ-Raad van 13 maart jl. een overzichtsdocument3 opgesteld over de stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen voor de feitelijke start van het EOM4. Dit document, naar de inhoud waarvan ik kortheidshalve verwijs, voeg ik te uwer kennisneming als bijlage bij deze brief. In aanvulling daarop kan ik u nog berichten dat het onafhankelijke selectiepanel inmiddels voor 21 van de 22 lidstaten drie kandidaten voor de post van Europese aanklager heeft geïnterviewd. Het selectiepanel heeft zijn vertrouwelijke advies over de kandidaten met een «ranking» aan de Raad gezonden. Twee van de drie kandidaten van de laatste lidstaat moeten nog worden gehoord. Het selectieproces heeft verdere vertraging opgelopen als gevolg van de coronacrisis, maar naar verwachting zal in de loop van de maand een videoconferentie met deze laatste kandidaten plaatsvinden. De verwachting is dat de Raad een besluit kan nemen over de benoeming van de Europese aanklagers zodra ook de laatste ontbrekende kandidaten zijn gehoord en dat het EOM-College binnen afzienbare termijn na dat besluit kan worden opgericht. De Commissie gaat nog steeds uit van de start van het EOM per eind 2020.

De hoofdaanklager van het EOM, mevrouw Kövesi, heeft van 4-6 maart jl. een bezoek aan Den Haag afgelegd. Op 4 maart jl. bezocht zij het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het OM, op 5 maart jl. Eurojust en op 6 maart jl. Europol. Zij heeft bij haar bezoek aan het ministerie een korte ontmoeting met mij gehad en daarna gesprekken gevoerd met de directeur van de FIOD, de Hoofdofficier van het Functioneel Parket en de Nederlandse kandidaat-Europese aanklager die het selectiepanel als eerste heeft gerangschikt na de interviews. Mevrouw Kövesi heeft tijdens haar bezoek met name aandacht gevraagd voor de begrotingsproblematiek van het EOM, dat in haar ogen over onvoldoende middelen beschikt om zijn taken goed te kunnen uitvoeren. In dat verband is overigens van belang dat de Commissie op 27 maart jl. heeft voorgesteld de begroting van het EOM voor 2020 te verhogen met een bedrag van € 3,3 miljoen. Nederland steunde de voorgestelde verhoging5. Het voorstel van de Commissie is inmiddels goedgekeurd6.

Implementatie van de EOM-Verordening in Nederland

Het wetsvoorstel dat de uitvoering van de Verordening EOM voor Nederland regelt, is op 2 april jl. bij de Tweede Kamer ingediend7.

Openbaar Ministerie

De implementatie van het EOM is bij het OM georganiseerd in projectvorm met aanvankelijk één projectleider. Er zal te zijner tijd een tweede (deeltijd) projectleider aan worden toegevoegd in verband met het realiseren en coördineren van de benodigde ICT-werkzaamheden.

Onder meer de volgende onderwerpen zijn in het project aan de orde:

  • ICT-kwesties: een aantal OM ICT-systemen zal worden aangepast, opdat deze systemen EOM-zaken kunnen gaan verwerken. Zodra er definitieve duidelijkheid is over het case management systeem (CMS) van het EOM en de aanpassingen die hiermee samenhangen, zullen de overige aanpassingen worden uitgevoerd. Vanuit het OM vindt sinds begin 2020 deelname plaats aan de CMS user group op EU-niveau;

  • huisvesting: de behoefte daaraan in verband met de komst van het EOM wordt momenteel in kaart gebracht bij de desbetreffende OM-onderdelen en er wordt tevens gekeken naar de mogelijkheden daarin te voorzien;

  • werving: de werving van de extra fte (21,2–25,3) zal, ervan uitgaande dat het EOM in november 2020 operationeel wordt, dit jaar van start gaan. De werving van de twee gedelegeerde Europese aanklagers zal rond de zomer plaatsvinden, en

  • meldprocedure EOM-zaken: tezamen met de relevante ketenpartners wordt gewerkt aan het vormgeven van meldprocedures voor de diverse categorieën van (potentiële) EOM-zaken.

FIOD

Tussen de FIOD/Belastingdienst en OM bestaat overeenstemming over het te implementeren werkproces na de start van het EOM. Daartoe is een zgn. procesplaat opgesteld. Hierin is apart opgenomen hoe om te gaan met de meldingen die voortkomen uit het toezichtsproces van de Belastingdienst en de Douane en die mogelijk onder de bevoegdheid van het EOM vallen en dus ingevolge artikel 24, EOM moeten worden gemeld. Na de feitelijke start van het EOM zullen daarover nadere werkafspraken moeten worden gemaakt met de Nederlandse gedelegeerd Europese aanklager.

De FIOD heeft aanvullende financiële middelen gekregen voor de werving van 20 fte. De werving van deze 20 fte dit jaar is als onderdeel van een totale werving van de FIOD gaande en geborgd. Via het reguliere begrotingsproces zal bezien worden of, in welke mate en hoe er aanvullende middelen nodig zijn voor EOM-activiteiten.

RVO

De Fraudesectie van RVO zal in voorkomend geval namens RVO EU-fraude zaken aan het EOM melden ten aanzien waarvan het EOM mogelijk bevoegd is. Dit is vergelijkbaar met het huidige proces van aangifte aan de nationale opsporingsorganisatie. De diverse RVO-organisatiedelen die belast zijn met uitvoering van EU-subsidiefondsen en die relevante onregelmatigheden detecteren, zullen de EOM-meldgegevens aan de Fraudesectie leveren. De Fraudesectie toetst, bereidt de melding voor en zet het geval door naar het EOM. Op welke wijze de Fraudesectie het EOM in kennis stelt van het desbetreffende geval is momenteel (in concept) uitgewerkt. In afstemming met NVWA-Toezicht, NVWA-IOD en het Functioneel Parket van het OM is een meldproces uitgewerkt.

Omdat de aard van de onregelmatigheid met betrekking tot EOM-meldingen niet anders is dan waarvoor RVO reeds een afhandelingsmethodiek toepast (namelijk, die voor zgn. PIF-feiten, d.w.z. EU-fraudezaken), behoeft er geen afzonderlijk proces te worden opgetuigd om EOM-relevante onregelmatigheden te signaleren, te onderzoeken en te rapporteren. Daarvoor kunnen de bestaande werkprocessen worden toegepast. De voorlopige inschatting is dat de financiële en organisatorische impact voor RVO daardoor beperkt blijft. Wel komt er jaarlijks een aantal overlegmomenten (en mogelijk extra onderzoeken) bij. Voor wat de overlegmomenten aangaat, ten eerste betreft het de afstemming met NVWA-Toezicht ter voorbereiding op de aanmelding van een EOM-geval bij de gedelegeerd Europese aanklager en ten tweede de afstemming met deze EOM-functionaris zelf in het kader van het EOM-informatieoverleg.

Inspectie SZW

Ook bij de inspectie SZW is een werkwijze voor melding van relevante zaken aan het EOM in voorbereiding die zoveel mogelijk aansluit bij bestaande kaders.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Zie dossier E130041 op www.europapoort.nl

X Noot
2

Zie EK, 2018–2019, 33 709, AM en EK, 2018–2019, 33 709, nr. AO, EK, 2018–2019, 33 709 AQ.

X Noot
3

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 163310.05.

X Noot
4

Doc. 6215/20 EPPO 3 van 5 maart jl.

X Noot
5

U zie daarover de brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer onder kenmerk 2020–0000066908 d.d. 7 april jl., p. 4.

Naar boven