33 682 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip

Nr. 20 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2018

In deze brief geef ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, een indruk van de loonstrookjes in januari 2019. Hierin zijn de fiscale maatregelen meegenomen die in januari op het loonstrookje zichtbaar worden, zonder rekening te houden met een eventuele loonstijging. Verder komen in deze brief beleidswijzigingen aan bod die niet te zien zijn op het loonstrookje, zoals veranderingen in de toeslagen. De veranderingen in de inkomstenbelasting, toeslagen en de zorgpremie, bepalen samen met de ontwikkeling van lonen en prijzen het koopkrachtbeeld van 2019. Deze cijfers zijn tot stand gekomen op basis van de decemberraming van het CPB.

Werknemers zien volgend jaar een hoger nettoloon door de stapsgewijze verlaging van de inkomstenbelasting die vanaf 2019 ingaat. De verhoging van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting in combinatie met het verlagen van het belastingtarief in de tweede en derde belastingschijf zorgen voor positieve loonstrookjes bij met name werkenden met een middeninkomen. Het loonstrookje voor de bijstand en de AOW is ook hoger doordat de verhoging van de algemene heffingskorting in de uitkering doorwerkt.

De loonstrookjes die werknemers, gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden in januari 2019 ontvangen zijn dus over de hele breedte hoger dan in december 2018. Dit neemt niet weg dat in januari 2019 ook de gevolgen van de verhoging van het verlaagde btw-tarief en de energiebelasting merkbaar worden voor huishoudens. Per saldo overheerst het effect van het positieve loonstrookje. Daarbij stijgen ook diverse tegemoetkomingen voor gezinnen. Zo gaan in 2019 de kinderbijslag, de zorgtoeslag voor paren en de kinderopvangtoeslag omhoog. De hogere kinderbijslag wordt voor het eerst in april 2019 uitbetaald. De hogere bedragen in de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag worden al in december 2018 uitbetaald.

Al deze verandering zijn meegenomen in het bijgewerkte koopkrachtbeeld op basis van de Decemberraming van het CPB. Per saldo heeft naar verwachting circa 96% van alle huishoudens een positieve koopkrachtontwikkeling. In doorsnee gaan huishoudens er volgend jaar 1,6% op vooruit. Hiermee is er sprake van een gunstig koopkrachtbeeld.

Loonstrookjes 2019 laten een positief beeld zien

Tabel 1 laat de verandering in het netto maandloon zien van december 2018 op januari 2019 voor werknemers, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden. Het beeld ziet er voor de meeste mensen gunstig uit. De eventuele loonstijging voor werknemers is in deze cijfers niet meegenomen. Werknemers die in januari hun loonstijging uitbetaald krijgen zullen een positiever loonstrookje hebben dan in tabel 1 en figuur 1 is weergegeven.

Werkenden

  • Werkenden zien volgend jaar een flink positiever loonstrookje doordat de belasting op inkomen omlaag gaat (zie figuur 1). Vooral voor middeninkomens wordt werken meer lonend door een hogere arbeidskorting (met maximaal € 150 tot maximaal € 3.399) en algemene heffingskorting (met € 212 tot maximaal € 2.477) en een lager tarief in de tweede en derde schijf (met 2,75 procentpunt tot € 38,10%).

  • Ook werkenden met een inkomen van twee keer modaal of hoger profiteren hiervan, al zijn de plussen daar wat minder groot door de steilere afbouw van de arbeidskorting.

Figuur 1: Loonstrookjeseffecten werkenden in 2019

Figuur 1: Loonstrookjeseffecten werkenden in 2019

Bron: SZW-berekeningen

Uitkeringsgerechtigden

  • Er is ook een positief loonstrookje voor uitkeringsgerechtigden (zie tabel 1). Dit komt voornamelijk door de indexatie van de uitkeringen die gekoppeld zijn aan het minimumloon. Daarnaast zorgt de hogere algemene heffingskorting voor een hogere netto-uitkering.

  • De loonstrookjesontwikkeling is positiever bij de maximale sociale uitkering van circa € 41.000 door met name de verlaging van het belastingtarief in de tweede en derde schijf van de inkomstenbelasting.

Gepensioneerden

  • AOW’ers zien in januari een vooruitgang op hun loonstrookje van de SVB door de halfjaarlijkse verhoging van de AOW. Daarnaast zorgt de hogere algemene heffingskorting ervoor dat de AOW-uitkering netto hoger uitkomt (zie tabel 1).

  • Op het loonstrookje van de pensioenfondsen is het nettoloon bij een klein aanvullend pensioen lager omdat het tarief in de (huidige) eerste schijf van de inkomstenbelasting stijgt (met 0,10 procentpunt tot 36,65%). Dit wordt echter meer dan gecompenseerd door de stijging van de ouderenkorting (met € 178 tot maximaal € 1.596) die toegepast zal worden bij het doen van belastingaangifte. Bij een hoger aanvullend pensioen overheerst het effect van het lagere tarief in de tweede en derde schijf, hierdoor zijn de loonstrookjeseffecten hier positiever.

Tabel 1: Loonstrookjeseffecten in 2019

Loonstrookjeseffecten

 

Werknemer (exclusief contractloonstijging)

2019

20.600 (circa WML)

1,2%

35.000 (modaal)

2,5%

70.000 (2xmodaal)

1,7%

105.000 (3xmodaal)

0,7%

Uitkeringen (inclusief indexatie)

 

Bijstand

2,9%

Bijstand alleenstaande ouder

2,9%

   

Uitkering bruto 30.000

3,1%

Uitkering bruto 41.000 (maximale sociale uitkering)

3,7%

Gepensioneerd1 (AOW inclusief indexatie)

 

AOW

2,9%

   

Aanvullend pensioen

 

10.000 pensioen

– 0,2%

30.000 pensioen

1,1%

Bron: SZW-berekeningen

X Noot
1

Voor de AOW en het aanvullend pensioen zijn de loonstrookjeseffecten per inkomensbron te zien. Bij het aanvullend pensioen is het loonstrookjeseffect van de AOW-uitkering dus niet meegenomen.

Ook zijn er volgend jaar wijzigingen die niet zichtbaar zijn op het loonstrookje en in tabel 1, maar wel een effect hebben op het inkomen. Het gaat hierbij om veranderingen in de ouderenkorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting tussen 2018 en 2019. Veranderingen in de toeslagen worden verderop in deze brief toegelicht.

  • De maximale ouderenkorting komt volgend jaar € 178 hoger uit op € 1.596. In 2018 bestond er een harde inkomensgrens en daalde de ouderenkorting ineens tot een bedrag van € 72 wanneer het inkomen boven de grens van € 36.346 uitkwam. In 2019 bouwt de ouderenkorting vanaf € 36.783 geleidelijk af met 15%. De ouderenkorting vervalt dan volledig bij een inkomen van € 47.423.

  • In 2019 wordt de inkomensafhankelijke combinatiekorting – die bedoeld is om de arbeidsparticipatie van tweede verdieners te stimuleren – meer gericht op grotere deeltijdbanen. In 2018 hadden (werkende) minstverdienende partners en alleenstaanden met kinderen jonger dan 12 jaar nog recht op een basisbedrag van € 1.052 bij een inkomen van € 4.934. Dit vaste bedrag vervalt. Vanaf 2019 bouwt de inkomensafhankelijke combinatiekorting op vanaf € 0 met een hoger opbouwpercentage van 11,45% tot maximaal € 2.835. Daarmee wordt tevens het verschil in belastingdruk tussen eenverdieners en paren waarvan een partner een kleine deeltijdbaan heeft verkleind.

  • Buitenlandse belastingplichtigen ontvangen vanaf 2019 het belastingdeel van de heffingskortingen niet meer via de loonbelasting. Daarmee wordt voorkomen dat deze mensen een naheffing ontvangen vanuit de inkomstenbelasting. Indien een buitenlandse belastingplichtige wel recht heeft op het belastingdeel van de heffingskortingen kan deze dit aanvragen via (een voorlopige aanslag in) de inkomstenbelasting. De Belastingdienst heeft betrokkenen hierover geïnformeerd, het UWV en de SVB doen dit voor het einde van het jaar.

Wat verandert er in de toeslagen?

De toeslagen zijn niet zichtbaar op het loonstrookje. Toch vormen zij voor veel mensen een belangrijke aanvulling op hun inkomen. In 2019 worden de zorgtoeslag voor paren, de kinderbijslag en de kinderopvangtoeslag verhoogd. Omdat de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag op voorschotbasis worden uitgekeerd, worden de hogere bedragen al per december 2018 uitbetaald. De hogere kinderbijslag komt voor het eerst in april 2019 tot uitbetaling.

  • De zorgtoeslag voor paren stijgt door de hogere zorgpremie en doordat het percentage dat meerpersoonshuishoudens zelf moeten bijdragen aan de nominale premie en het eigen risico in 2019 lager is. De zorgtoeslag stijgt hierdoor met € 193 voor een meerpersoonshuishouden. Voor alleenstaanden stijgt de zorgtoeslag met € 50.

  • De bedragen in de kinderbijslag zijn vanaf het eerste kwartaal van 2019 hoger. Voor 0- tot 5-jarigen, 6- tot 11-jarigen en 12- tot 17-jarigen gaat het om respectievelijk € 17,74, € 21,53 en € 25,34 per kwartaal extra.

  • De kinderopvangtoeslag voor zowel eerste als tweede en verdere kinderen is in 2019 hoger, door diverse aanpassingen in het maximum vergoedingspercentage en de inkomensgrens.

Koopkrachtontwikkelingen 2019 gunstig

De koopkrachtontwikkeling geeft een vollediger beeld van het besteedbaar inkomen dan het loonstrookje. We kijken namelijk niet alleen naar de ontwikkeling van het nettoloon in januari, maar nemen het beeld over het hele jaar 2019 in ogenschouw. Hierbij is ook rekening gehouden met inflatie (waarin bijvoorbeeld ook de verhoging van het verlaagde btw-tarief, energielasten en gemeentelijke belastingen zijn meegenomen), de zorgpremie, de hogere toeslagen waar mensen recht op hebben en met de gemiddelde (geraamde) loonontwikkeling.

De decemberraming van het CPB laat voor 2019 een mediane koopkrachtstijging van 1,6% zien. Ten opzichte van de MEV-raming (bijlage bij Kamerstuk 35 000, nrs. 1 en 2) bij Prinsjesdag is de koopkrachtontwikkeling met 0,1 procentpunt omhoog bijgesteld. Dit komt omdat de gemiddelde zorgpremie in 2019 lager is dan bij de raming bij Prinsjesdag werd verwacht. Het overgrote deel van de huishoudens gaat er in 2019 op vooruit: circa 96% van alle huishoudens heeft volgend jaar een positieve koopkrachtontwikkeling. Hiermee is sprake van een stevig positief koopkrachtbeeld.

Tabel 2 geeft de koopkrachtontwikkeling weer voor de voorbeeldhuishoudens.

  • Werkenden profiteren van de lastenverlichtingen die vanaf 2019 stapsgewijs worden ingevoerd. De verlaging van tarief van de tweede en derde schijf en de verhoging van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting maakt werken meer lonend, vooral voor personen met een middeninkomen.

  • De koopkracht van personen met een minimumuitkering stijgt door de reguliere indexatie van de uitkering en omdat de hogere algemene heffingskorting zorgt voor een hogere netto-uitkering. Daarnaast hebben personen met een minimumuitkering en kinderen profijt van de hogere kinderbijslag en krijgen ook paren in de bijstand meer zorgtoeslag.

  • Gepensioneerden met enkel AOW gaan erop vooruit door de hogere algemene heffingskorting die zorgt voor een hogere netto-AOW-uitkering en door de verhoging van de zorgtoeslag voor paren. De beperkte indexatie van de aanvullende pensioenen heeft een negatief effect op de koopkracht, dat bij een hoger aanvullend pensioen (ruimschoots) wordt gecompenseerd door de lastenverlichtingen die vanaf 2019 ingevoerd worden en waarvan ook huishoudens met een lager aanvullend pensioen profiteren. Gepensioneerden met een individueel inkomen tot circa € 47.000 profiteren daarnaast van de verhoging van de ouderenkorting waardoor ze minder belasting betalen.

Tabel 2: Koopkrachtontwikkeling van de voorbeeldhuishoudens 2019

Koopkrachtcijfers

%

Actieven:

Stand december

Alleenverdiener met kinderen

 

Modaal

2,2%

2 x modaal

1,2%

Tweeverdieners

Modaal + ½ x modaal met kinderen

1,3%

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

1,0%

2½ x modaal + modaal met kinderen

1,0%

Modaal + modaal zonder kinderen

2,1%

2 x modaal + modaal zonder kinderen

1,6%

Alleenstaande

 

Minimumloon

1,0%

Modaal

2,1%

2 x modaal

1,3%

Alleenstaande ouder

 

Minimumloon

0,3%

Modaal

1,7%

   

Inactieven:

Minimumuitkering

 

Paar met kinderen

1,7%

Alleenstaande

0,9%

Alleenstaande ouder

0,9%

AOW (alleenstaand)

 

(alleen) AOW

1,0%

AOW + € 10.000

1,2%

AOW (paar)

 

(alleen) AOW

1,0%

AOW + € 10.000

0,9%

AOW + € 30.000

2,9%

Bron: SZW-berekeningen

Natuurlijk geeft ook het koopkrachtbeeld geen volledig beeld van de veranderingen in de portemonnee van elk huishouden. Allereerst gaan we ervan uit dat er niets verandert aan de gezinssamenstelling en de werksituatie van huishoudens. Als mensen een bonus ontvangen, promotie maken, gaan samenwonen of hun baan kwijtraken, heeft dit in de meeste gevallen een veel groter effect op de koopkracht van huishoudens dan de effecten die tegen een algemene economische ontwikkeling worden getoond.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven