33 664 Wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP1

Vastgesteld 19 november 2013

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven de volgende vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en van het voorstel van de regering het budget voor de regionale omroepen over te brengen naar de rijksmediabegroting en de zorgplicht voor deze omroepen terug te brengen naar het rijk. Deze leden hebben een aantal vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij willen op deze plek benadrukken dat zij hechten aan de herkenbaarheid van de regionale omroepen in de eigen regio, een middel waardoor mensen zich betrokken kunnen voelen bij het gebied waar ze wonen. Deze leden zien dit als een groot goed. Zij hebben een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben diverse vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

2. Vooruitlopen en spoedeisendheid

De regering heeft de Raad voor Cultuur gevraagd advies uit te brengen over de toekomst van de publieke omroep. Een van de onderwerpen waarover advies is gevraagd is de samenwerking tussen de landelijke en de regionale publieke omroep. Met het voorliggend wetsvoorstel lijkt de regering vooruit te lopen op het nog uit te brengen advies. Graag horen de leden van de PvdA-fractie waarom de regering niet wacht op het advies van de Raad voor Cultuur. In de toekomstvisie van de regering in vervolg op het advies kan dan tevens een visie worden gegeven op de toekomst van de regionale omroep. Evenals bij het wetsvoorstel inzake modernisering stelsel landelijke publieke omroep (Kamerstukken 33 541), loopt de regering ook nu vooruit op bovengenoemd advies, maar anders dan bij de bezuiniging op de landelijke publieke omroep (200 miljoen met ingang van 2014) lijkt hier geen urgentie aan de orde. De voorgenomen bezuinigingen zijn immers eerst voorzien met ingang van 2016. Kan de regering uitleggen waarom nu al besloten moet worden over het overbrengen van het budget uit het provinciefonds naar de rijksmediabegroting? Waarom wacht de regering het advies van de Raad voor Cultuur niet af?

In dit kader vragen de aan het woord zijnde leden de regering ook hoe zij oordeelt over het standpunt van de NPO: opheffen van de regionale omroepen en onderbrengen van de taken bij NOS en NTR. Hoe verhoudt zich dit, zo vragen zij de regering, tot het belang van een onafhankelijke regionale nieuws- en informatievoorziening?

Het is voor de leden van de SP-fractie duidelijk dat de extra bezuiniging van 50 miljoen euro (was eerder 100 miljoen) op het omroepbestel een zware wissel zal trekken. De eerste bezuiniging was al een zeer forse, waar de omroepen zich naar hebben gevoegd, maar deze laatste bezuiniging zal zeer zeker aan de kwaliteit van de programma's komen. Waarom heeft de regering gekozen voor nog meer bezuinigingen terwijl de toekomstverkenning pas in maart volgend jaar komt? Zeker nu het bedrag door het Herfstakkoord is teruggebracht, vragen de leden van de SP-fractie zich af waarom dit bedrag nog vóór de toekomstverkenning bezuinigd dient te worden.

De regering heeft ervoor gekozen om de financiering van regionale omroepen te centraliseren. In 2006 was ervoor gekozen om deze te decentraliseren. De leden van de fractie van D66 begrijpen dat de regering opnieuw de financiële middelen wil centraliseren omdat dit een opmaat is naar een verdergaande samenwerking tussen de regionale omroepen onderling, samenwerking van de regionale en landelijke publieke omroep en de integratie van taken van de regionale en landelijke publieke omroep. Graag vragen deze leden of de regering een nader toekomstperspectief kan bieden op de samenwerking tussen landelijke en regionale omroepen.

3. Overheveling van het budget voor de regionale omroepen

3.1. Overwegingen

De leden van de PvdA-fractie hebben vragen bij de noodzaak van het wetsvoorstel ànders dan de voorgenomen bezuiniging per 1-1-2016. Kan de regering aangeven welke inhoudelijke overwegingen ten grondslag liggen aan dit voorstel? Welke andere mogelijkheden dan recentralisatie heeft de regering overwogen? Waarom wordt niet volstaan met een korting van € 17 miljoen op het provinciefonds? Hoe beoordeelt de regering de door regionale omroepen zelf aangedragen mogelijkheden (intensievere samenwerking tussen regionale omroepen onderling, intensievere samenwerking met lokale omroepen en andere regionale media)? Waarom acht de regering het gewenst inhoudelijke samenwerking/integratie van de regionale en landelijke publieke omroep tot stand te brengen en welke andere mogelijkheden dan in het nu voorliggend wetsvoorstel ziet de regering in dit verband?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de laatste jaren de financiering van regionale omroepen aan verandering onderhevig is geweest. Vóór 2006: rijk en provincie, na 2006: provincie, met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de financiering over te hevelen naar het rijk en na 2016 ontstaat weer een nieuwe situatie. Telkenmale wordt hiervoor argumentatie aangevoerd die dit onderbouwt. De leden van de CDA-fractie zouden graag van de regering vernemen wat voor haar de waarde van de regionale omroep is en of en, zo ja, hoe zij die denkt te verankeren.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering verder om te motiveren waarom voor een provinciale of regionale omroep de dichtstbijzijnde bestuurslaag, zijnde de provincie, niet meer als de juiste bestuurslaag wordt gezien in dezen.

3.2. Herziening van het financieringsstelsel

De regionale omroepfunctie vervult een sleutelrol in de regionale informatie-, nieuws- en cultuurvoorziening. Zij steunt in het algemeen op een breed draagvlak onder de bevolking en levert een belangrijke bijdrage aan behoud en versterking van de culturele identiteit van de provincies, zo stellen de leden van de PvdA-fractie vast. Zowel door een groot aantal afzonderlijke provincies als door het IPO is aangegeven dat men zeer bezorgd is over de gevolgen van het wetsvoorstel waar het gaat om bovengenoemde functie. Herkent de regering deze zorg? Zo nee, waarom niet. Zo ja, hoe gaat de regering ervoor zorgen dat na een eventuele recentralisatie (en wellicht integratie met de landelijke publieke omroep) de onafhankelijke regionale omroepfunctie blijft bestaan met voldoende budget om hoogwaardige regionale nieuws-, informatie- en cultuurprogramma's te kunnen blijven aanbieden? Hoe ziet de regering de toekomst van de regionale omroep na recentralisatie?

Het is de leden van de PvdA-fractie bekend dat er verschillende opvattingen bestaan over de hoogte van het uit het provinciefonds naar de rijksmediabegroting over te hevelen bedrag. Enkele provincies hebben in de afgelopen jaren bezuinigingen doorgevoerd op de door het rijk beschikbaar gestelde middelen. Kan de regering uitleggen hoe het door haar aangehouden bedrag (143,5 miljoen) is opgebouwd en in hoeverre provinciale kortingen hier wel of niet onderdeel van zijn? De vraag of de korting door provincies op de rijksbijdrage rechtmatig is, is nog onderwerp van juridische procedures. Als de uitkomst van die procedures omroeporganisaties in het gelijk stelt, betekent dat dan dat de regering een hoger bedrag uit het provinciefonds overhevelt?

Kan de regering aangeven hoe zij per 1-1-2014 haar zorgplicht gaat invullen, op basis van welke verdeelsleutel de beschikbare middelen worden verdeeld over de regionale omroeporganisaties en hoe daarbij rekening wordt gehouden met de (uit eerder onderzoek gebleken) moeilijke positie van de kleine omroepen?

De leden van de CDA-fractie zouden graag van de regering vernemen of overwogen is dat de bezuinigingstaakstelling en beoogde samenwerking in dit wetsvoorstel ook in de huidige context van provinciale financiering en verantwoordelijkheid kunnen worden behaald. Ook zouden zij graag vernemen of hierover gesprekken zijn gevoerd met de provincies. Dit mede gezien in het licht van de gewilde bestuurlijke schaalvergroting van het kabinet Rutte II en de decentralisatietendens die momenteel opgeld doet. Bij zowel een positieve als negatieve beantwoording van deze vraag, vragen zij de regering dit te onderbouwen.

De regionale omroepen kregen eerst een overheveling van het budget van rijk naar provincie en nu weer van provincie naar rijk. De leden van de SP-fractie signaleren hier een inconsistent beleid dat bovendien gedane investeringen teniet doet. Deze leden verwijzen hierbij naar regionale omroepen die juist allerlei mediapilots zijn gestart. De regionale omroepen dienen zich aan te sluiten bij de landelijke omroepen. Ook hier weer signaleren de aan het woord zijnde leden een beleidswijziging nog voordat de toekomstverkenning verschenen is. Waarom, zo vragen de leden van de SP-fractie, is juist nu voor deze overheveling gekozen?

De regering gaat bij de overheveling uit van het budget uit 2011. Waarom is gekozen voor een ijkbedrag dat jaren geleden is vastgesteld? Ook de provincies leveren een bijdrage aan de regionale omroepen. Wordt er met deze bijdragen rekening gehouden? Zullen de provincies in de toekomst nog bijdragen mogen leveren? Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een nadere toelichting.

Door de overheveling van de regionale budgetten naar de landelijke omroepen, zullen de regionale omroepen intensiever moeten samenwerken met de landelijke omroepen en mogelijk kiezen voor fusies. De leden van de D66-fractie vragen zich af welke gevolgen deze bewegingen kunnen hebben voor de budgetten van de regionale omroepen in relatie tot het landelijke mediabudget. De regering geeft aan dat pas vanaf 2016 duidelijk wordt hoe de organisatie en het financieringsstelsel betreffende landelijke en regionale omroepen samen eruit zullen zien. Graag informeren deze leden naar de contouren van de effecten van de beoogde integratie van budgetten en naar de financiële gevolgen voor zowel de regionale als landelijke omroep.

3.3. Rol van de provincies

Provincies hebben sinds 2006 de wettelijke zorgplicht voor de regionale omroep, het rijk draagt de stelselverantwoordelijkheid voor het mediabeleid in algemene zin. Hoe beoordeelt de regering de wijze waarop provincies invulling geven aan deze verantwoordelijkheid en geeft die beoordeling de regering aanleiding tot het voorstel voor recentralisatie? Volgens het Bestuursakkoord 2011–2015 behoort cultuur (waaronder regionale omroep) tot de kerntaken van de provincie waar dit lokale belangen overstijgt. Is de regering van mening dat dit anno 2013 niet meer het geval is en welke overwegingen gelden daarbij? Is de zorgplicht voor een kwalitatief hoogwaardig regionaal nieuws- en informatieaanbod bij het rijk in betere handen dan bij de provincies, zo vragen de leden van de PvdA-fractie de regering.

4. Positie Fryslân

De leden van de PvdA-fractie vragen speciaal aandacht voor de positie van Omrop Fryslân. In het adviesrapport van de tijdelijke commissie Borging Friese taal in de media (commissie Hoekstra) wijst de commissie op de bijzondere positie van het Fries. Daarin zijn drie centrale elementen geformuleerd:

  • de bijzondere positie van de Friese taal moet ook vertaald worden naar een bijzonder beleid ten aanzien van Friestalig publiek media-aanbod;

  • er dient een volwaardig programma-aanbod in de Friese taal te zijn, dat op dagelijkse basis beschikbaar is op diverse platforms en

  • er dient een regiodekkende zender te zijn voor de Friestalige programmering.

De commissie stelt dat behoud van een eigen distributiekanaal in de provincie Fryslân zeer wenselijk is. Op een eigen kanaal kan het aanbod optimaal worden afgestemd op het dagelijks mediagebruik van Friestaligen en kan genrediversiteit gestalte krijgen. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of zij het advies van de commissie Hoekstra onderschrijft en op welke wijze de regering bovengenoemde elementen borgt in (de uitwerking van) voorliggend wetsvoorstel.

5. Mutaties in de rijksmediabijdrage

Om de bezuinigingen op te vangen wordt verwezen naar het rapport over de financieringsmogelijkheden van de publieke omroep. Daarin wordt gesteld dat de omroepen meer gebruik kunnen maken van hun reclameruimte. Hoe reëel acht de regering dit advies gezien het feit dat inkomsten uit reclame in toenemende mate afnemen? Hoe toekomstbestendig zal de publieke omroep straks zijn wanneer blijkt dat na de bezuinigingen er onvoldoende financiering is? Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat programmaonderbrekende reclame vermeden dient te worden op de publieke omroep? Is nu niet juist de kracht van de publieke omroep dat zij min of meer onafhankelijk van de reclame-inkomsten haar programmering kan maken? Deze leden zien hier een spagaat ontstaan tussen brede programmering enerzijds en commercialisering anderzijds. Daar waar sommige partijen van mening zijn dat de Boer-zoekt-vrouw-programma's en spelletjes thuishoren op de commerciële zender moge het duidelijk zijn dat het nog helemaal niet duidelijk is wat de toekomstverkenning zal brengen. Is het dan niet zeer onverstandig nu nog meer te bezuinigen?

De leden van de D66-fractie blijven ongelukkig met de invulling van de resterende bezuiniging van het kabinet Rutte II die bovenop de reeds geëffectueerde bezuiniging van het kabinet Rutte I komt. Gezamenlijk betekent dit een bezuiniging van 250 miljoen op een budget van 900 miljoen voor de publieke omroep. De Boston Consultancy Group heeft adviezen gegeven over mogelijke aanvullende inkomsten voor de publieke omroep om de bezuiniging van 50 miljoen te compenseren. Een van de mogelijkheden betreft een verhoging van de tarieven voor het doorgeven van programma's, die mogelijk leidt tot een doorbelasting naar de consument. Graag vragen deze leden hoe de regering tegen deze optie aankijkt.

6. Overig

Het uitgangspunt is om de bezuiniging van 25 (– 8 = 17) miljoen te halen uit minder overheadkosten, efficiënter (samen)werken en integratie met de landelijke omroep. Regionale omroepen opereren autonoom op basis van hun redactionele onafhankelijkheid. Dat is onder meer vastgelegd in de artikelen 2.1, tweede lid, onderdeel d, 2.88 en het voorgestelde artikel 2.170, derde lid, van de Mediawet. In die zin bestaat er geen sturing van overheidswege. Aangekondigd is dat in 2016 een andere situatie kan ontstaan. In dat verband zouden de leden van de CDA-fractie graag van de regering vernemen of zij met deze leden van mening zijn dat moet worden voorkomen dat door meer samenwerking de regionale identiteit en taak van de regionale omroep verwateren en dat de redactionele onafhankelijkheid daarin, ook voor toekomst, belangrijk is.

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet de antwoorden van de regering graag op de kortst mogelijke termijn tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Vries-Leggedoor

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Kox (SP), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), Engels (D66), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU) Schaap (VVD), De Vries-Leggedoor (CDA), (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Backer (D66), Ganzevoort (GL), (vice-voorzitter), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Sent (PvdA), Vlietstra (PvdA), Van Strien (PVV), Sörensen (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Bruijn (VVD) en Gerkens (SP).

Naar boven