33 662 Wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens en enige andere wetten in verband met de invoering van een meldplicht bij de doorbreking van maatregelen voor de beveiliging van persoonsgegevens alsmede uitbreiding van de bevoegdheid van het College bescherming persoonsgegevens om bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens de Wet bescherming persoonsgegevens een bestuurlijke boete op te leggen (meldplicht datalekken en uitbreiding bestuurlijke boetebevoegdheid Cbp)

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 januari 2016

Tijdens de plenaire behandeling op 5 februari 2015 van wetsvoorstel inzake de meldplicht datalekken en de uitbreiding van de bestuurlijke boetebevoegdheid van het College bescherming persoonsgegevens (Cbp)(Kamerstuk 33 662), heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie toegezegd uw Kamer te informeren over de aangepaste beleidsregels inzake actieve openbaarmaking van het College (Handelingen II 2014/15, nr. 51, item 9, blz. 26). Met deze brief doe ik deze toezegging gestand. U treft een afschrift van de aangepaste beleidsregels hierbij aan (Beleidsregels openbaarmaking door de Autoriteit persoonsgegevens)1.

Daarnaast zend ik u een afschrift van de Beleidsregels meldplicht datalekken van het Cbp (Stcrt. 2015, nr. 46128)2, zoals toegezegd bij de schriftelijke behandeling van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor 2016 (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 19, blz. 110).

Voorts maak ik van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de uitvoering van een toezegging die door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 8 juni 2015 is gedaan in antwoord op vragen van het lid Gesthuizen respectievelijk van de leden Van Wijngaarden en Oosenbrug (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nrs. 2484 en 2485). Deze vragen gingen over juridische perikelen rond het openbaarmaken van onderzoeksbevindingen door de Autoriteit persoonsgegevens (op grond van de Wob en beleidsregels van de Autoriteit) en de suggestie van de Voorzitter van de Autoriteit persoonsgegevens om te komen tot een in de Wet bescherming persoonsgegevens op te nemen wettelijke verplichting tot het openbaarmaken van onderzoeksbevindingen. Gevraagd werd of de Staatssecretaris bereid zou zijn om een onderzoek in te stellen naar de meerwaarde van een wettelijke verplichting. De Staatssecretaris heeft dit toegezegd. Hij heeft aangegeven ook het openbaarmakingsregime met betrekking tot handhavingsbesluiten (waaronder de bindende aanwijzing en de bestuurlijke boete) in het onderzoek te betrekken.

Tot mijn spijt bleek het niet haalbaar om het onderzoek het afgelopen jaar te verrichten en uw Kamer daarover te berichten, zoals bij beantwoording van de Kamervragen is vermeld. Ik verwacht de bevindingen medio 2016 aan uw Kamer te kunnen zenden. Inmiddels is duidelijk geworden dat de nieuwe Algemene verordening gegevensbescherming geen specifieke bevoegdheid bevat voor de nationale toezichthouders inzake openbaarmaking van bestuurshandelen. Wel kan de nationale wetgever op grond van artikel 53, vierde lid, van de verordening hiervoor een regeling treffen. Komende tijd zal dan ook worden bezien of en zo ja, op welke wijze een regeling van dit onderwerp kan worden ingepast in de uitvoeringswetgeving.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven