33 647 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot verbetering van de verbinding tussen het Julianakanaal en het Albertkanaal; Brussel, 27 februari 2013

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 3 juni 2013.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 3 juli 2013.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2013

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 27 februari 2013 te Brussel tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaams Gewest tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot verbetering van de verbinding tussen het Julianakanaal en het Albertkanaal (Trb. 2013, 65).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Toelichtende nota

In juni 2011 zijn de onderhandelingen met Vlaanderen (het Vlaams Gewest) gestart over de wijziging van het op 24 februari 1961 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot verbetering van de verbinding tussen het Julianakanaal en het Albertkanaal (Trb. 1961, 46), zoals gewijzigd per diplomatieke briefwisseling van 28 november 1988 en 8 februari 1989 (Trb. 1989, 41).

Het doel van onderhavige wijziging is het schrappen van de ruimtelijke reservering voor het Cabergkanaal waarvan de mogelijke aanleg bij de sluiting van het verdrag was voorzien. Het traject zou zich bevinden aan de noordzijde van de gemeente Maastricht, doorlopend in westelijke richting naar de Vlaamse gemeente Lanaken.

De gemeenten Lanaken en Maastricht en beide provincies Limburg hebben sinds 2007 kenbaar gemaakt dat de ruimtelijke reservering voor het tracé Cabergkanaal een belangrijk knelpunt vormde voor de ontwikkelingen in het kader van het grensoverschrijdend gebiedsgericht plan Albertknoop. Zij hebben aangegeven dit gebied te willen inzetten voor stedelijke ontwikkeling van de gemeente Maastricht in de vorm van woningbouw, bedrijventerreinen en een robuuste groenstructuur. Aan Vlaamse zijde wordt eveneens in een verdere bedrijventerreinontwikkeling voorzien. Om deze reden is door de betrokken overheden aan de Nederlandse rijksoverheid en het Vlaams Gewest verzocht de ruimtelijke reservering door wijziging van he tverdrag van 1961, zoals gewijzigd in 1989, te laten vervallen.

Aan de huidige verdragswijziging is een uitgebreide briefwisseling met de regio vooraf gegaan. Een gezamenlijke werkgroep heeft onder leiding van het Secretariaat-generaal van de Benelux Unie geconstateerd dat er geen behoefte meer bestaat aan de aanleg van het Cabergkanaal.

Aan de verdragswijziging is – met name met het oog op toekomstige scheepvaartontwikkelingen – een aantal voorwaarden gekoppeld. De belangrijkste hiervan betreft het ook in de toekomst waarborgen van de scheepvaartrelatie tussen het Julianakanaal en het Albertkanaal, rekening houdend met de ontwikkeling van de scheepvaart en de modernisering in de sector. Vlaanderen en Nederland hebben hierover in het gewijzigde artikel 10 van het verdrag afspraken gemaakt. Deze hebben betrekking op het vaarweggedeelte in het stedelijk gebied van Maastricht.

De toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat heeft in 2009 aan de Gemeente Maastricht de volgende voorwaarden gesteld over de doorvaart door Maastricht:

  • In de (verdere) toekomst moeten eventuele aanpassingen aan bruggen met een doorvaarthoogte van minder dan 9,10 m (nodig voor 4-laags containervaart) mogelijk blijven;

  • Door de opheffing van de reservering van het Cabergkanaal zal het toekomstig vervoer van gevaarlijke stoffen ongehinderd via de Maas blijven verlopen.

De gemeente Maastricht heeft in maart 2010 toegezegd om – indien de scheepvaartontwikkelingen daartoe noodzaken – overleg te voeren over de noodzakelijke aanpassing van de doorvaarthoogte van de bruggen over de Maas. Verder is de gemeente zich er van bewust dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Maas door Maastricht nu en in de toekomst zal blijven plaatsvinden.

Het schrappen van deze reservering heeft voor Nederland geen financiële consequenties.

Koninkrijkspositie

Het wijzigingsverdrag zal, evenals het verdrag van 1961 en de wijziging daarvan in 1989, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven