33 640 XIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 25 juni 2013

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Van de Wiel

1

Op welke wijze wordt – conform de afspraken uit het Regeerakkoord – invulling gegeven aan het oormerken van de € 200 miljoen die in het begrotingsakkoord 2013 voor natuur is bestemd? Is hier sprake van een specifieke uitkering, een integratie-uitkering, of een decentralisatie-uitkering, en waarom?

Antwoord

Met de provincies is overleg gevoerd over de wijze waarop de middelen in 2013 worden ingezet. Over de uitkomsten van het overleg is de Tweede Kamer in januari 2013 geïnformeerd (zie Kamerstuk 30 825, nr. 189).

De middelen worden door de provincies ingezet om (1) het natuurbeheer op voldoende niveau te kunnen uitvoeren en de kwaliteit van de bestaande natuur te verbeteren (€ 65,6 mln voor de uitvoering van de Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer, het herstelbeheer in Natura 2000-gebieden, het verbeteren van de hydrologie van Natura 2000) en om (2) te investeren in extra natuur die bijdraagt aan de robuuste EHS (€ 126,9 mln). Daarnaast is afgesproken om eenmalig in deze kabinetsperiode een bedrag van € 7,5 mln te reserveren voor de natuur op Caribisch Nederland.

Voor de ontwikkeling van de robuuste EHS hebben de provincies op 2 april een projectenboek aan het rijk aangeboden. Voor de selectie van de projecten gelden de volgende criteria:

  • dragen bij aan een robuuste EHS;

  • zijn gericht op het realiseren van de internationale doelen;

  • de projecten en activiteiten komen bovenop de in het Bestuursakkoord Natuur afgesproken ontwikkelopgave;

  • kunnen snel worden gestart en gerealiseerd.

De provincies hebben PBL gevraagd om het projectenboek «Extra natuurprojecten 2013» te beoordelen. Deze opdracht zal met name gericht zijn op de effecten op de internationale doelen van de betreffende projecten en bijdrage aan de robuuste EHS.

Over één project is met de provincies reeds in januari een afspraak over een bijdrage gemaakt, omdat besluitvorming wenselijk was in verband met cofinanciering met particuliere middelen. Provincies en Rijk hebben vastgesteld dat dit project voldoet aan de criteria. Het betreft het project Markerwadden dat is geïnitieerd door de Vereniging Natuurmonumenten. Afgesproken is dat € 15 mln wordt toegekend vanuit de € 200 mln, naast een bijdrage van I&M van € 15 mln.

De inzet van de eenmalige bijdrage van € 7,5 mln voor de natuur op Caribisch Nederland is vastgelegd in het Natuurbeleidsplan dat met brief van 24 april 2013 aan de Tweede Kamer is aangeboden (zie Kamerstuk 30 825, nr. 191). Het Openbaar lichaam van de eilanden is gevraagd concrete projecten aan te dragen, met de volgende thema’s:

  • behoud van koraal, met name door erosiepreventie;

  • duurzaam gebruik van de natuur, bijvoorbeeld door toegang tot natuurgebieden te verbeteren en/of

  • de synergie tussen natuur, grondgebruik (landbouw) en toerisme te verbeteren.

Voor de financiering, uitvoering en verdeling van verantwoordelijkheden tussen de Rijksoverheid (ministerie EZ) en bestuurscolleges wordt een regeling opgesteld in het kader van de Wet financiën BES. De regeling wordt in de tweede helft van 2013 gepubliceerd.

De overige middelen voor beheer en de ontwikkeling van de robuuste EHS zijn – m.u.v. van die van het project Marker Wadden – in lijn met het Regeerakkoord bij Voorjaarsnota gedecentraliseerd via een decentralisatie-uitkering in het Provinciefonds. Er is voor de vorm «decentralisatie-uitkering» gekozen omdat er sprake is van een specifieke verdeling van de middelen over de provincies, gebaseerd op de projectvoorstellen in het projectenboek. Het project Marker Wadden wordt in samenwerking tussen Rijk en Natuurmonumenten tot stand gebracht. Deze samenwerking wordt in een samenwerkingsovereenkomst vastgelegd, waarin ook wordt bepaald hoe de middelen beschikbaar worden gesteld.

2

Wanneer wordt de € 200 miljoen voor natuur structureel in de begroting verwerkt? Waarom blijft dit geld vooralsnog op de aanvullende post hangen, waar de Kamer haar budgetrecht niet op kan uitoefenen?

Antwoord

Over de besteding van de middelen in 2013 voor Natuur zijn in aanloop naar de eerste suppletoire begroting concrete afspraken gemaakt. Deze middelen zijn dan ook overgeheveld van de aanvullende post. Op Prinsjesdag bij Miljoenennota wordt u verder geïnformeerd over de begroting 2014 en dus ook de besluitvorming van middelen op de aanvullende post voor Natuur. Dit in lijn met de brief van de minister van Financiën van 19 juni 2013 over het begrotingsbeleid.

3

Wanneer stuurt u het wetsvoorstel over een verbod op wilde dieren in circussen naar de Kamer?

Antwoord

U kunt dit in de zomer van 2013 verwachten.

4

Kunt u toelichten welke taken Dienst Regelingen (DR) gaat uitvoeren in het kader van de PAS aangezien de bijdrage wordt met verhoogd met € 1,9 miljoen?

Antwoord

De bijdrage van DR wordt verhoogd voor de uitvoering van regelingen in het kader van de PAS zoals de regeling integraal duurzame stallen, het meetprogramma en het praktijknetwerk.

5

Kunt u aangeven of de «lagere uitgaven MEP» eenmalig zijn of jaarlijks tot 2020?

Antwoord

De lagere uitgaven MEP betreft een meerjarige reeks (2013 tot en met 2021) voor een totaal van € 142 mln. Daarvan slaat € 53 mln neer in 2013. Dit is inclusief € 26 mln die aan de begroting 2013 wordt toegevoegd uit de eindejaarsmarge 2012.

6

Kunt u aangeven waarom de meevaller in kasuitgaven MEP wordt ingezet voor de posten Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA), groen onderwijs en ruimtevaart en niet voor andere posten?

Antwoord

De middelen zijn ingezet voor de NVWA, groen onderwijs en ruimtevaart omdat zich bij deze uitgavenposten de noodzaak voordoet om de ramingen te verhogen, zoals toegelicht in de antwoorden op de vragen 9 (groen onderwijs), 26 (ruimtevaart) en 38 (NVWA).

7+8+30

Kunt u nader toelichten op welke berekeningen en aannames u de bijstelling van de Garantie Ondernemingsfinanciering baseert?

Kunt u vertellen waar het bedrag van € 31,8 miljoen dat vrij komt doordat de uitgaven en ontvangsten van de garantieregeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) naar beneden wordt bijgesteld, aan wordt besteed?

Kunt u vertellen waarom de uitgaven aan Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) afnemen met ruim € 31 miljoen?

Antwoord

Aanvankelijk was bij het openstellen in 2008 van de – toen nog tijdelijke – Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) op basis van het beschikbare garantieplafond een begrotingsraming opgenomen voor zowel de ontvangsten als de uitgaven van de GO. Daarvan blijkt nu dat deze ramingen (uitgaven en ontvangsten gelijk aan elkaar, want budgettair neutraal) te hoog zijn, gezien de realisatiecijfers in de afgelopen jaren. Dit laatste was mede het gevolg van de lagere benutting van de GO.

Nu met het Regeerakkoord van het huidige kabinet de GO structureel is geworden met een garantieplafond van € 400 mln, dienen ook de ontvangsten en uitgaven structureel te worden geraamd. Uitgaande van structureel uitstaande garantieverplichtingen (obligo) van circa € 800 mln en een gemiddelde provisie van 1,7% zijn de provisie-ontvangsten structureel berekend op structureel € 13 mln.

Om de begrotingsraming van de ontvangsten op deze berekening te laten aansluiten is de oorspronkelijk geraamde ontvangst in 2013 met € 31,8 mln naar beneden bijgesteld. Aangezien de GO een kostendekkende regeling betreft, dienen de uitgaven en ontvangsten met elkaar in evenwicht te zijn. Derhalve heb ik ook de uitgavenraming van de GO (via een zogenoemde desaldering van de begroting) met eenzelfde bedrag naar beneden bijgesteld. Hiermee werd aangesloten op de beschikbare prognose voor de uitgaven die bij het opmaken van de eerste suppletoire begroting beschikbaar was. Er is dus geen sprake van vrijvallend budget als gevolg van de neerwaartse bijstelling van ontvangsten en uitgaven. Deze bijstellingen compenseren elkaar.

9

Kunt u specifiek toelichten waarom het noodzakelijk is om de bekostiging van het Groen Onderwijs te verhogen met € 17,7 miljoen en kunt u aangeven of het hier gaat om een structurele verhoging? Zo ja, hoe staat dit in relatie tot de voorgenomen bezuinigingen op het groene onderwijs?

Antwoord

De verhoging is noodzakelijk om het beschikbare budget voor OCW-conforme wettelijke bekostiging in overeenstemming te brengen met stijgende aantallen onderwijsdeelnemers. De verhoging is niet structureel, de nog noodzakelijke aanpassing van het budget zal in komende jaren worden bezien.

In het Regeerakkoord is opgenomen dat per 1 januari 2016 de specifieke subsidies onderwijsvernieuwing voor het groene onderwijs vervallen. In het regeerakkoord is hiervoor een bezuiniging van € 55 mln met ingang van 2016 ingeboekt. De verhoging met € 17,7 mln heeft geen betrekking op deze bezuiniging maar op de wettelijk verplichte en OCW conforme bekostiging in het jaar 2013.

10

Kunt u aangeven of de uitgaven van € 15 miljoen voor het project Markerwadden incidenteel of structureel van aard zijn?

Antwoord

De bijdrage van € 15 mln van het ministerie van Economische Zaken betreft een éénmalige incidentele bijdrage in de kosten van de eerste fase van het project Marker Wadden.

11

Kunt u aangeven hoeveel het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) bijdraagt aan het project Markerwadden en of het hier om incidentele of structurele uitgaven gaat?

Antwoord

Het ministerie van Infrastructuur & Milieu draagt eveneens éénmalig € 15 mln bij in de kosten van de eerste fase van het project Marker Wadden. Ook hier gaat het dus om incidentele uitgaven.

12

Kunt u toelichten waarom is besloten om het FES-project «Natuurprogramma Westerschelde» bij het Rijk te houden en niet te decentraliseren naar de provincies?

Antwoord

De verantwoordelijkheid voor het realiseren van het Natuurherstelpakket Westerschelde ligt bij het Rijk. Dat komt voort uit afspraken met het Vlaams Gewest. Tussen Nederland en het Vlaams Gewest zijn afspraken gemaakt over uitvoering van het Natuurpakket Westerschelde in het Verdrag Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium van 31 december 2005. De provincie Zeeland is verantwoordelijk voor de uitvoering. De uitvoeringsafspraken zijn vastgelegd in het Convenant tussen Rijk en provincie Zeeland over de uitvoering van enkele besluiten uit de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium en het Derde Memorandum van Overeenstemming.

13

Hoeveel wordt er vanaf 2013 per jaar uitgegeven aan natuurprojecten Caribisch Nederland en hoeveel draagt Caribisch Nederland hier zelf aan bij?

Antwoord

Het beschikbare bedrag dat eenmalig vanuit de middelen voor natuur van € 200 mln beschikbaar wordt gesteld voor natuurprojecten Caribisch Nederland, bedraagt € 7,5 mln. Het voorziene kasritme bedraagt: 2014 € 1,5 mln, 2015 € 2,5 mln, 2016 € 2,0 mln en 2017 € 1,5 mln. Caribisch Nederland draagt hier zelf niet aan bij. Zie ook vraag 1.

14

Kunt u het tijdpad schetsen voor de uitwerking van de aangekondigde financiële regeling in verband met de € 7,5 miljoen natuuruitgaven in Caribisch Nederland? Hoe wordt daarbij lokale betrokkenheid van natuurorganisaties vormgegeven?

Antwoord

Het voornemen is dat de Regeling bijzondere uitkering natuur 2013–2017 er begin september is. De komende periode zal hij voor commentaar voorgelegd worden aan de eilanden. Na de inwerkingtreding kunnen projectvoorstellen ingediend worden. De eerste uitvoering van concrete projecten is voorzien in november 2013. Het Openbaar Lichaam is verantwoordelijk voor het indienen van projecten.

15

Kunt u toelichten welke werkzaamheden Dienst Landelijk Gebied (DLG) en Dienst Regelingen (DR) precies verrichten in het kader van het opstellen van beheerplannen voor Natura 2000 gebieden?

Antwoord

De Dienst Landelijk Gebied (DLG) voert in opdracht van het ministerie van Economische Zaken diverse werkzaamheden uit omtrent Natura 2000. DLG stelt voor 40 Natura 2000-gebieden het beheerplan op. Het betreft die gebieden waarvan het grootste deel van de oppervlakte (>50%) in eigendom is van het Staatsbosbeheer. Het plan wordt opgesteld in samenspraak met lokale klankbordgroepen en of stuurgroepen waarin maatschappelijke partijen zijn vertegenwoordigd met als doel de betrokkenheid en de maatschappelijke haalbaarheid van de plannen te bevorderen. Daarbij is DLG gevraagd om de beheerplannen bestuurlijk af te stemmen ten einde (politiek) draagvlak te krijgen bij provincie en waterschappen. Daarnaast werkt DLG voor dezelfde gebieden ook de bouwstenen uit voor de Programmatische Aanpak Stikstof, de zogenaamde gebiedsanalyses.

De Dienst Regeling (DR) heeft in het kader van het opstellen van de beheerplannen op dit moment geen werkzaamheden van het ministerie voor het uitvoeren van werken.

16

Kunt u toelichten waarom de vertegenwoordiging in het buitenland € 5,8 miljoen tekort kwamen?

Antwoord

Het betreft hier geen tekort maar een eindejaarskasschuif van HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking) budget. Deze kasschuif vanuit de eindejaarsmarge 2012 is doorgevoerd omdat een deel van de uitgaven voor de vertegenwoordiging buitenland pas in 2013 tot betaling komt.

17

Hoeveel kosten zijn er sinds 2006 gemaakt door DLG in verband met het opstellen van de beheerplannen voor Natura 2000 gebieden?

Antwoord

De Dienst Landelijk Gebied (DLG) stelt in opdracht van het ministerie van Economische Zaken beheerplannen op voor 40 Natura 2000-gebieden (totale oppervlakte 72.500 ha). Deze opdracht is verstrekt in 2007 en wordt naar verwachting inhoudelijk afgerond in 2013. Het gaat hierbij om het opstellen van een beheerplan per gebied, dat maatregelen in tijd en omvang beschrijft om de instandhoudingsdoelen uit het Aanwijzingsbesluit te realiseren. Naast het feitelijk opstellen van het beheerplan is het verkrijgen van draagvlak en bestuurlijke instemming middels een gebiedsproces onderdeel van de opdracht. De scope van de opdracht is in de loop van de jaren meerdere malen gewijzigd als gevolg van wijzigend maatschappelijk en bestuurlijk inzicht op het dossier Natura 2000 en de impasse in de uitwerking van het stikstofbeleid in de afgelopen jaren (2009–2013).

De omvang van de opdracht aan de Dienst Landelijk Gebied voor het opstellen van de beheerplannen voor de 40 Natura 2000-gebieden bedraagt in de periode 2006–2013, circa € 22 mln.

18

Kunt u toelichten of ondernemers in andere Europese lidstaten ook betalen voor de identificatie en registratie van vee? Zo ja, kunt u toelichten hoeveel deze ondernemers betalen in relatie de Nederlandse ondernemers?

Antwoord

De Europese regelgeving aangaande de Identificatie en Registratie van dieren biedt de mogelijkheid aan een lidstaat om de daarbij naar voren komende kosten van de uitvoering in rekening te brengen bij de houders van de dieren. In Nederland zijn de I&R-systemen in overleg met de sector opgezet waarbij het uitgangspunt is om met minimale inspanningen aan de administratieve verplichtingen te voldoen. Over de uitvoeringskosten zijn afspraken gemaakt hoe deze door te berekenen aan de houders van de dieren. Het is niet mogelijk een gedetailleerd overzicht te geven hoe andere lidstaten daar mee omgaan. Wel is bekend dat Nederland niet het enige land is dat de uitvoeringskosten voor de Identificatie en Registratie doorbelast aan de sector. In Duitsland, Frankrijk en België worden de uitvoeringslasten gedeeltelijk in rekening gebracht bij de sector.

19

Op welke berekeningssystematiek heeft u de verhoging van de raming van de aardgasbaten voor 2013 gebaseerd?

Antwoord

De aardgasbaten zijn gebaseerd op de winst van de productiemaatschappijen zoals de Nederlandse Aardolie Maatschappij BV (NAM). De winst is afhankelijk van de opbrengst, die op haar beurt afhangt van het productievolume in kubieke meters, de verkoopprijs per kubieke meter en van de kosten. Na het opstellen van de begroting voor 2013 in 2012 zijn nieuwe inzichten ontstaan in de verwachte en gerealiseerde productievolumes en verkoopprijzen. De nu bijgestelde raming gaat uit van 75 mld kubieke meter aan productievolume en een olieprijs (dollar/vat) van 109,4 $. Op basis van hoofdzakelijk deze nieuwe inzichten is de raming verhoogd.

20

Kunt u toelichten waarom u een hogere olieprijs verwacht?

Antwoord

De te verwachten olieprijs wordt door het CPB vastgesteld. Voor de raming die aan de begroting (in september 2012) voor het jaar 2013 ten grondslag lag, is voor 2013 een olieprijs van 95,1 $ per vat overgenomen uit de CPB-publicatie «Macro-economische Verkenning 2013» van september 2012. Aan de raming in de eerste suppletoire begroting 2013 ligt het olieprijsscenario van het «Centraal Economisch Plan 2013» ten grondslag, dat in maart 2013 is opgesteld. Het CPB ging hierin uit van 109,4 $ per vat in 2013.

21

Kunt u toelichten waarom u een hogere vraag naar aardgas verwacht?

Antwoord

De raming is eind februari opgesteld. In de maanden januari en februari van dit jaar is als gevolg van het koude weer in Noordwest-Europa meer gas verkocht dan geraamd. Tevens zijn als gevolg van dit koude weer de gasopslagen vrijwel volledig leeggeproduceerd en deze zullen de komende zomermaanden weer moeten worden gevuld ten behoeve van de winter 2013/14. Dit alles leidt tot een hogere inschatting van de vraag naar gas in 2013 dan oorspronkelijk geraamd.

22

Kunt u toelichten waarom de bijdrage aan internationale organisaties met meer dan 20% is gestegen, van afgerond € 2,7 miljoen naar € 3,3 miljoen?

Antwoord

In 2012 waren door vertraging in de betalingen de uitgaven en verplichtingen op dit onderdeel € 0,6 mln lager dan begroot. Via de eindejaarsmarge is dit budget toegevoegd aan het budget voor 2013, waardoor deze betalingen ten laste van 2013 zullen komen.

23

Kunt u toelichten welke internationale organisaties worden bedoeld bij de post «Bijdragen aan (inter)nationale organisaties» en waarom de bijdragen specifiek naar die (inter)nationale organisaties gaan?

Antwoord

Dit betreft bijdragen aan de volgende organisaties:

  • International Telecommunications Union (ITU): De International Telecommunication Union (ITU) is een internationale organisatie opgericht om op het gebied van radio en telecommunicatie internationale standaarden vast te stellen. De voornaamste taken zijn het standaardiseren, het toewijzen van het frequentiespectrum, en het vaststellen van de wijze waarop nationale telefoonnetwerken onderling moeten worden gekoppeld om internationaal telefoonverkeer mogelijk te maken.

  • Universal Postal Union (UPU): De Wereldpostunie is een internationale organisatie die de verschillende postovergangen tussen lidstaten controleert. De Wereldpostunie is verantwoordelijk voor het wereldvertakte postnetwerk. Elke lidstaat gaat dan ook akkoord met de regels voor het internationaal postverkeer.

  • European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (CEPT): De inzet in de ITU wordt regionaal voorbereid, voor landen in Europa is daarvoor CEPT het aangewezen kanaal. Daarnaast zal in CEPT verder worden gewerkt aan regionale afspraken over nummers en frequentieverdelingen en aan (technische) mandaten van de Europese Commissie. De rapporten die CEPT opstelt aan de hand van deze mandaten vormen een belangrijke input voor besluiten in het Radio Spectrum Comité van de EU. EZ draagt jaarlijks bij aan de kosten van ERO (het permanente ondersteunende bureau van CEPT in Kopenhagen).

  • The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee (ICANN/GAC): Nederland financiert samen met Brazilië en Noorwegen het secretariaat van ICANN/GAC tot en met 2015. Dit versterkt de slagkracht van overheden binnen ICANN, de organisatie die wereldwijd het domeinnamensysteem (de basis van het internet) coördineert.

  • Internet Governance Forum (IGF): Het Internet Governance Forum is het discussieforum waar ontwikkelingen op het gebied van internet met alle betrokken partijen (overheid, markt, non-profit organisaties) worden besproken. Nederland doneert vooralsnog tot 2.015 jaarlijks een bedrag aan het IGF, met name ter ondersteuning van het IGF-secretariaat.

24

Kunt u toelichten wat de post High trust is en waarom de ontvangsten daarop vanaf 2014 substantieel toenemen?

Antwoord

De ontvangsten onder High Trust betreft de raming van ontvangsten uit boetes die toezichthouders van EZ opleggen en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden. Het grootste deel van de ontvangsten betreft boetes die opgelegd worden door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). In het regeerakkoord van het huidige Kabinet is bepaald (maatregel 84, pagina 70 van het regeerakkoord) dat deze ontvangsten met een reeks van € 75 mln in 2014 oplopend naar € 125 mln structureel taakstellend moeten worden ingeboekt op de EZ begroting. Dit heeft EZ in de eerste suppletoire 2013 verwerkt.

25

Kunt u aangeven of de ruim € 2,4 miljoen vrijval aan uitgaven ruimte oplevert om middelen te steken in de Subsidieregeling Innovatieve Scheepsbouw (SIS)?

Antwoord

Er is geen sprake van een vrijval ruim € 2,4 mln op artikel 11. De voorgestelde mutatie van PIANOo/TenderNed (voor € 1,5 mln) en die voor de Autoriteit Consument & Markt (ACM), € 1,8 mln betreffen namelijk overboekingen naar het centrale apparaatsartikel 40. Dit zijn dus geen vrijvallende middelen, maar middelen die voortaan worden verantwoord onder de apparaatsuitgaven op artikel 40.

26

Kunt u vertellen waarom de middelen die bestemd zijn voor Ruimtevaart (ESA) worden verhoogd?

Antwoord

Als gevolg van de eerdere bezuinigingen van het vorige kabinet loopt het ruimtevaart budget aanvankelijk vanaf 2015 fors terug, waardoor vrijwel geen ruimte meer resteert voor inschrijving op de optionele ESA-programma’s tijdens komende ESA-Ministersconferenties. In oktober 2012 is, zoals ook toegelicht in de brief aan uw Kamer van 9 oktober 2012 (TK 24 446, nr. 50), extra geld beschikbaar gekomen (€ 68 mln) voor de ESA-Ministersconferentie van 20-21 november 2012. Deze middelen zijn opgebracht door de ministeries van OCW (€ 15 mln), I&M (€ 15 mln) en EZ (€ 38 mln). Daarnaast zijn nu ook voor de extra ESA-Ministersconferentie die in 2014 gepland staat, extra middelen gereserveerd voor de periode 2015 tot en met 2017. Dit maakt het mogelijk dat Nederland ook bij de ESA-Ministerconferentie in 2014 op de voor Nederland belangrijke programma’s kan inschrijven. Een substantiële bijdrage voor de Ministersconferentie is van belang in verband met het grote belang van ruimtevaart voor Nederland, in het bijzonder van de ESA/ESTEC-vestiging in Noordwijk met zijn 2700 hooggekwalificeerde medewerkers. Praktijk wijst uit dat elke in ESA geïnvesteerde euro Nederland bijna het vijfvoudige oplevert aan verdiensten (inclusief de positieve bijdrage van de ESTEC-vestiging). Extra middelen van Nederland zijn in het bijzonder ook van belang om het behoud van de ESA-vestiging ESTEC in Noordwijk zeker te stellen.

27

Waarom gaat u de meerjarige verplichting voor de financiering van het Holst Centre in zijn geheel in 2013 aan?

Antwoord

De verplichting wordt in één keer aangegaan, omdat het een bijdrage aan een meerjarig programma betreft. In dit kader hebben betrokken partijen behoefte aan zekerheid over de bijdrage van het ministerie van EZ teneinde het programma gefinancierd te krijgen.

28

Kunt u toelichten waarom de middelen die binnen het Innovatiefonds in afwachting van de start van Fund-to-fund op Seed geraamd stonden, worden overgeheveld naar Fund-to-fund?

Antwoord

Deze middelen waren aanvankelijk geraamd op het Seed-instrument, omdat op dat moment nog niet duidelijk was hoe het instrument Fund-to-fund er uit zo komen te zien en hoe het zou gaan heten. Inmiddels is dat wel duidelijk en wordt voor de helderheid het instrument ook afzonderlijk geraamd en verantwoord.

29

Heeft u voor de periode na 2017 ook voldoende middelen voor ruimtevaart beschikbaar?

Antwoord

Naar aanleiding van het regeerakkoord van het vorige kabinet werd een bezuiniging op de ruimtevaartmiddelen ingeboekt van structureel € 33 mln per jaar (vanaf 2016, € 20 mln in 2015). Het vorige kabinet heeft bij de begrotingsbehandeling 2013 incidenteel € 68 mln extra middelen beschikbaar gesteld voor ruimtevaart voor de ESA-Ministerconferentie 2012, die in november 2012 plaatsvond. In aanvulling daarop is in de nu voorliggende suppletoire begroting 2013 vanuit de EZ-begroting eenmalig extra budget beschikbaar gesteld om het mogelijk te maken dat Nederland ook bij de tussentijdse ESA-Ministerconferentie in 2014 op de voor Nederland belangrijke programma’s kan inschrijven.

Over de inzet bij de ESA-Ministersconferenties in 2015 en 2018 zal het kabinet nog een besluit moeten nemen. Ik ben voornemens om de Kamer daarover in de loop van 2014 nader te informeren op basis van een visie op het toekomstig belang van ruimtevaart voor de Nederlandse economie.

31

Kunt u toelichten waarom de middelen voor de Green Deals in 2012 werden onderbenut?

Antwoord

Het afsluiten van Green Deals heeft door de juridische aspecten, onder andere in verband met staatssteun, meer tijd gevergd dan oorspronkelijk voorzien.

32

Kunt u vertellen hoeveel nieuwe Green Deals er naar verwachting dit jaar worden gesloten en in hoeverre het daarvoor begrote bedrag daarvoor toereikend is?

Antwoord

U verwijst in de vraag naar het budget voor Green Deals op artikel 14 dat in 2013 beschikbaar is voor het afsluiten van Green Deals binnen het thema energie. Naar verwachting worden in 2013 nog tien nieuwe deals afgesloten op het gebied van hernieuwbare energie en energiebesparing. Vooralsnog is er voldoende budget op artikel 14 beschikbaar om deze deals te kunnen sluiten.

33

Kunt u uitleggen waarom het Water- en Energiebedrijf Bonaire N.V. extra geld krijgt?

Antwoord

Zoals eerder aangegeven in antwoord op Kamervragen van het lid Van Gent (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 3443), de leden Bosman en Leegte (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 3444) en het lid Hachchi (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 3445) zouden als gevolg van diverse ontwikkelingen rond de tariefstelling van energie en het achterwege blijven van kostendekkende indexering van de energietarieven – zonder steun van EZ – de energietarieven op Bonaire met 50% stijgen. Dat zou betekenen dat voor een deel van de huishoudens op Bonaire energie onbetaalbaar wordt. Door het bestuurscollege van Bonaire, Rijksvertegenwoordiger en het ministerie van Binnenlandse Zaken is mij verzocht om in de wet vast te leggen dat de energietarieven op een efficiënte, kostendekkende en betaalbare wijze tot stand komen. Daar komt ook toezicht op. Naar verwachting zal dit wetgevingstraject enige tijd vergen. Vooruitlopend daarop heb ik – onder strikte voorwaarden – een overbruggingsbijdrage van maximaal € 5,5 mln toegezegd om de tariefstijging op Bonaire te beperken tot 15 a 20%.

34

Kunt u toelichten waarom u – in tegenstelling tot de korte termijn – op de lange termijn juist een lagere olieprijs verwacht?

Antwoord

De verwachting van de olieprijs wordt overgenomen van het CPB. De tegengestelde verwachtingen voor lange en korte termijn zijn een gevolg van de momenten waarop het CPB nieuwe verwachtingen opstelt en op welke termijn een nieuwe verwachting betrekking heeft. In de begroting 2013 werd uitgegaan van het scenario in de Macro-Economische Verkenning 2013 van het CPB. Beide zijn gepubliceerd in september 2013. Dit scenario bevatte voor 2013 (de korte termijn) een olieprijs van 95,1 $ per vat en voor de periode 2014–2017 (de lange termijn) een oplopende prijs van 122 $ per vat in 2014 tot 130 $ per vat in 2017.

Voor de lange termijn heeft het CPB tijdens de laatste kabinetsformatie een nieuwe verwachting opgesteld. De olieprijs hierin liep op van 97 $ per vat in 2014 tot 103 $ per vat in 2017. Als verklarende factoren voor deze verlaging van de verwachte lange termijn olieprijs kan met name de aanscherping van de euro-crisis en de stijgende wereldvoorraadniveaus worden genoemd.

Voor de korte termijn heeft het CPB in het Centraal Economisch Plan 2013 (publicatie maart 2013) een nieuwe verwachting opgesteld van 109,4 $ per vat voor 2013 en geen nieuwe verwachtingen voor de lange termijn opgesteld.

35

Kunt u toelichten waarom de middelen bestemd voor Agrarisch ondernemerschap en Duurzame Veehouderij eerst gereserveerd waren onder de PAS-middelen op artikel en welke (financiële) gevolgen deze mutaties hebben voor de PAS?

Antwoord

Zoals aangegeven in mijn brief van 16 april 2013 (Kamerstuk 32 670, nr. 70) zet ik een deel van de PAS-middelen (Programmatische Aanpak Stikstof) in om regelingen open te stellen. Deze regelingen hebben als doel de kennis over ammoniakreducerende maatregelen te vergroten en innovatie te stimuleren.

Deze regelingen vallen beleidsmatig onder de maatregelen die behoren bij artikel 16 van de EZ-begroting. Het benodigde budget voor de uitvoering is derhalve naar dit artikel overgeheveld. De mutaties hebben dus geen gevolgen voor de PAS-doelen aangezien middelen worden besteed ten behoeve van de PAS.

36

Kunt u vertellen wat de stand van zaken is van de bezuinigingsopgave bij de NVWA en DR?

Antwoord

De taakstelling uit het regeerakkoord van het vorige kabinet is voor het eerst verwerkt in de begroting 2012. De opgelegde meerjarige taakstellingen voor DR en NVWA op dit artikel zien er als volgt uit (bedragen x € 1 mln).

 

2012

2013

2014

2015

2016

NVWA

2,4

5,7

11,3

13,3

13,9

DR

1,7

4,1

8,1

9,5

10,0

Totaal

4,1

9,8

19,4

22,8

23,9

Zoals reeds eerder met uw Kamer gewisseld is bij de NVWA sprake van vertraagde fusieopbrengst bij een aantal bedrijfsvoeringonderdelen (TK 33 400 XIII nr. 66). Dit speelt voornamelijk op de onderdelen huisvesting, ICT en personeel. Om de vertraging in de fusieopbrengsten te overbruggen heb ik 2 maatregelen getroffen:

  • Voor de jaren 2013–2015 zijn extra middelen ter beschikking gesteld van in totaal € 17 mln.

  • Daarnaast heeft er een dotatie van ruim € 26 mln in de voorziening plaatsgevonden om daarmee de huur van inmiddels of binnenkort leegstaande panden af te kopen. Per business case zal worden beoordeeld of afkoop goedkoper is dan huur te betalen voor leegstaande panden voor de duur van het contract.

In de voorziening is inmiddels € 42 mln aanwezig om afkoop van die leegstand en gevolgen van de reorganisatie te overbruggen. Daarnaast heb ik samen met de mede-opdrachtgever VWS extra middelen vrijgemaakt van € 12,5 mln in 2013 aflopend naar € 10,3 mln in 2017 om het reguliere opdrachtenpakket dekkend te maken.

De herschikkingen vanuit de EZ begroting heb ik bij eerste suppletoire begroting verwerkt. Tenslotte heb ik in overleg met de NVWA afspraken gemaakt over maatregelen die zij zelf nog nemen, waaronder bijvoorbeeld het aanpassen van het retributiestelsel.

Na uitvoering van het afgesproken maatregelenpakket (t/m 2016) zullen de besparingen op de NVWA begroting structureel zijn.

37+38

Kan er aangegeven worden hoe de € 10,1 miljoen, die bedoeld is om de kwaliteit van uitvoering, handhaving en toezicht te waarborgen, precies verdeeld wordt onder de domeinen Dierenwelzijn, Levende dieren & Diergezondheid en Vleesketen & Voedselveiligheid?

Waar worden de extra gelden voor de NVWA precies miljoen aan besteed en kan er in dit antwoord worden aangegeven hoeveel van deze bestedingen terechtkomen op de domeinen Dierenwelzijn, Levende dieren & Diergezondheid en Vleesketen & Voedselveiligheid?

Antwoord

In mijn reactie op de motie Jacobi (Kamerstuk 33 400 XIII nr. 66) heb ik aangegeven dat voor de NVWA zowel op het gebied van de fusiekosten als op het gebied van het opdrachtenpakket nog mutaties nodig zijn om het beschikbare budget volledig in overeenstemming te brengen met de voor de uitvoering benodigde middelen. Met onder andere de verhoging van € 10,1 mln voor het opdrachtenpakket geef ik daar invulling aan. Het gaat daarbij om een gespreide inzet van middelen over het volle domein waarop de NVWA de opdrachten voor EZ uitvoert.

39

Hoe groot is de handhavingscapaciteit in fte voor het waarborgen van respectievelijk dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid bij de NVWA, kunt u dit uitsplitsen voor en na deze mutatie?

Antwoord

Voor een beeld van de inzet van de totale ambtelijke capaciteit die de NVWA ter beschikking staat op de genoemde thema’s, verwijs ik naar het antwoord bij vraag 48.

Deze capaciteit zet de NVWA gericht in op haar toezichtsdomeinen.

De allocatie van middelen per toezichtsdomein wordt ingegeven door actuele nalevingsbeelden. Deze nalevingsbeelden vormen jaarlijks de basis voor het gesprek over de vraag welke capaciteit nodig is om de naleving op voldoende hoog niveau te brengen of te houden.

De te bereiken resultaten op de genoemde thema’s zult u kunnen lezen in het jaarplan 2013. De verantwoording over de te bereiken resultaten vindt steeds plaats via het jaarverslag dat ook aan u wordt toegezonden.

40+41

Wat is de definitie van een adequaat niveau gebracht in relatie tot het opdrachtenpakket, en hoe wordt dit bepaald?

In de begroting voor dit jaar werd ook gesproken over een adequaat niveau gebracht in relatie tot het opdrachtenpakket, terwijl hiervoor nu meer geld wordt uitgetrokken, kunt u dit toelichten?

Antwoord 40 en 41

Zoals aangegeven in mijn brief van 21 januari (naar aanleiding van de motie Jacobi) is het budget voor de NVWA de afgelopen jaarlijks in de loop van het jaar bijgesteld. Om overschrijdingen gedurende het jaar te voorkomen, moeten de budgetten die nodig zijn voor een goede taakuitvoering structureel op orde worden gebracht. Met het op niveau brengen van de budgetten tracht ik de noodzaak om tussentijds bij te stellen zoveel mogelijk te beperken. Er wordt derhalve niet meer geld voor uitvoering uitgetrokken, maar de middelen worden nu tijdig en realistisch geraamd. Het blijft echter mogelijk dat gedurende het jaar blijkt dat onvoorziene extra werkzaamheden moeten worden verricht. Bijvoorbeeld dat de begroting als gevolg van de uitbraak van een plant- of dierziekte toch moet worden bijgesteld.

42

Wat is de bezetting ambtelijk personeel bij de NVWA voor 2013 en wat is het verschil met de verwachte ambtelijke bezetting in de begroting 2013?

Antwoord

De bezetting ambtelijk personeel bij de NVWA per 31 mei 2013 is 2.163 FTE (exclusief herplaatsingskandidaten). In de ontwerpbegroting 2013 werd de gemiddelde bezetting voor 2013 geraamd op 2.140 FTE.

43

Waarom kon de bijdrage aan de kwaliteit van het werk van de NVWA niet bij de ontwerpbegroting 2013 worden voorzien?

Antwoord

Zoals aangegeven in de Ontwerpbegroting 2013 werd ten tijde van het opstellen van de begroting 2013 nog onderzocht waar krimp in het opdrachtenpakket mogelijk was en waar niet. Ik heb daarbij aangegeven de Kamer per brief te informeren over de uitkomsten daarvan. Dit heb ik gedaan in mijn brief van 21 januari 2013 (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 66). Daarin heb ik aangegeven tot welke financiële bijdrage aan de NVWA dit leidde en dat ik dit bij de eerstvolgende mogelijkheid (de eerste suppletoire begroting 2013) zou verwerken in de EZ-begroting.

44

Hoeveel fte is bij de NVWA beschikbaar voor controle bij veehouderijen?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 39.

45

Hoeveel fte is bij de NVWA beschikbaar voor controle bij voedselproducenten?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 39.

46

Wat worden de exacte taken van de NVWA voor de komende periode als het gaat om het controleren van dierenwelzijn op bedrijven, tijdens veetransporten en in slachterijen en kunt u nader toelichten hoe vaak de NVWA controles uitvoert en op welke aspecten er allemaal wordt gecontroleerd?

Antwoord

De NVWA controleert het welzijn op de primaire agrarische bedrijven. Controles vinden plaats in de vorm van a-selecte steekproeven, risicogericht (op basis van specifieke indicaties) en naar aanleiding van andere signalen zoals meldingen. De NVWA streeft er naar door een goede analyse van de sector, haar activiteiten zo gericht mogelijk in te zetten. Controles vinden plaats bij een spectrum aan doelgroepen: pluimvee (vleeskuikens en legpluimvee), herkauwers, varkens, paarden en bedrijfsmatig gehouden honden en katten.

Als het Besluit houders van dieren in werking treedt (en voor gezelschapsdieren het Besluit gezelschapsdieren) zal de NVWA voor deze sectoren ook bestuurlijke boetes kunnen opleggen

De NVWA voert controles voorafgaand aan diertransporten uit als dieren op export gaan. Deze controles worden door dierenartsen uitgevoerd bij alle exporten en zijn voor een groot deel gericht op dierenwelzijn, zoals voorgeschreven in de Transportverordening (No. 1/2005). De belangrijkste aspecten zijn: de klinische gezondheid van de dieren, de geschiktheid van de wagen, de aanwezigheid van en het functioneren van de drinkwatervoorziening, de beladingsdichtheid, de geplande route en het reisschema (reisplan).

Het NVWA-toezicht op het transport van landbouwhuisdieren bestaat uit controles bij exportcertificering, wegcontroles, administratieve controles, controles naar aanleiding van klachten (binnen- en buitenland) en controles bij aankomst op het slachthuis. Bij de controles wordt toegezien of de transporteurs en evt. overige betrokkenen zoals veehouder en slachthuis voldoen aan de vereisten van de Transportverordening (o.a. geschiktheid van het vervoermiddelen, geschiktheid van de dieren voor vervoer, stahoogte, beladingsgraad temperatuur- en klimaatbeheersing, beschikbaar van de juiste vergunningen en certificaten). Daarnaast werkt de NVWA nadrukkelijk samen met Dierenpolitie en Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID).

Bij aankomst van dieren bij slachthuizen controleert de NVWA ook het welzijn van de dieren en bovenstaande vereisten die uit de Transportverordening volgen.

Voor het toezicht op het welzijn van dieren bij het doden van dieren op het slachthuis voert de NVWA de taken uit zoals voorgeschreven in de Europese Verordening 1099/2009 die per 1 januari 2013 is ingegaan. De NVWA houdt toezicht op de aspecten omtrent het doden en daarmee samenhangende activiteiten, zoals behandelen, verzorgen, verplaatsen, fixeren, bedwelming, aansnijden/steken van de dieren.

47

Zal de NVWA meer controlerende taken op dit gebied op zich gaan nemen en meer controles gaan uitvoeren om het welzijn van productiedieren veilig te stellen, waarom wel of niet en hoe verhoudt dit zich tot de verlaging van het budget die er voor de komende jaren begroot is?

Antwoord

Dat hangt af van 1: prioriteitsstelling, 2: risicogestuurd toezicht en 3: ontwikkeling van dierziekten en plantgezondheid. Daarnaast vinden er op basis van risicoanalyses of bepaalde signalen vanuit bijvoorbeeld het werkveld gerichte acties plaats. Deze kunnen leiden tot een verscherpte controle of een aanpassing van de werkwijze. De NVWA streeft er naar, onder andere door innovatie waar mogelijk, haar taken zo efficiënt en doelgericht mogelijk uit te voeren.

48

Hoeveel fte is bij de NVWA beschikbaar per onderdeel van de NVWA?

Antwoord

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

fte

Plv IG

1,11

Directie Staf

254,30

Bureau Risicobeoordeling en Onderzoeksprogrammering

18,56

Divisie Klantcontact en Dienstverlening

219,74

Divisie Veterinair en Import

455,50

Divisie Landbouw en Natuur

485,16

Divisie Consument en Veiligheid

626,37

Divisie Inlichtingen en Opsporingsdienst

102,40

Totale bezetting

2.163,1

49

Hoeveel fte is bij de NVWA beschikbaar voor de controle bij veetransporten en slachterijen?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 39.

50

Kunt u een specificatie geven van het budget dat beschikbaar is voor «dierenwelzijn van productiedieren en gezelschapsdieren»?

Antwoord

Voor «dierenwelzijn van productiedieren en gezelschapsdieren» is in 2013 ruim € 6 mln beschikbaar. Hiervan is € 2 mln bestemd voor de subsidieregeling «In beslag genomen goederen» en € 0,16 mln voor de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. Het overige is bestemd voor opdrachten aan de volgende activiteiten: financiële ondersteuning van onder andere Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (€ 1,6 mln), het landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren (€ 0,5 mln) en het instandhouden van het Diergeneeskundigenregister door het CIBG € 0,4 mln. Daarnaast worden bestaande welzijnsmonitors, waaronder Welfare Quality, via een pilot voor een aantal diersoorten uitgetest en verder praktijkrijp gemaakt. Voor de zomer van 2013 wordt de beleidsbrief Dierenwelzijn uitgebracht. Geraamde uitgaven voor de implementatie bedragen circa € 0,7 mln.

51

Wat gaat u specifiek doen om mishandeling en verwaarlozing van dieren tegen te gaan dan wel te verminderen en wat verandert er aan de taken van NVWA in deze aanpak?

Antwoord

Om mishandeling en verwaarlozing tegen te gaan zijn in het concept Besluit houders van dieren algemene verzorgingsnormen opgenomen en voorbeelden van gedragingen die als mishandeling zijn aan te merken. De wettelijke voorschriften worden hiermee verduidelijkt en het aantonen dat het verbod op verwaarlozing of mishandeling wordt overtreden wordt hiermee eenvoudiger gemaakt.

De aanpak van dierverwaarlozing blijft onverminderd een prioriteit van de NVWA. Bedrijven met verhoogde kans op dierverwaarlozing worden in een zo vroeg mogelijk stadium gedetecteerd. In geval van geconstateerde dierverwaarlozing volgt een strak handhavingstraject (bestuursrechterlijk eventueel aangevuld met strafrecht). Indien nodig worden dieren in bewaring genomen en pas teruggegeven aan de veehouder als hij het dierenwelzijn kan waarborgen. De NVWA betrekt waar mogelijk de sector (erfbetreders) bij de aanpak. Met de betrokken partijen is in 2012 een Afsprakenkader signalering dierverwaarlozing afgesloten.

Op het terrein van de handhaving van het verbod op mishandeling en verwaarlozing van gezelschapsdieren blijven de NVWA en de LID samenwerken met de politie. Het aantal bestuursrechtelijk opgepakte zaken is afgelopen jaren flink toegenomen ten gevolge van deze intensievere samenwerking.

52

Wat is het budget voor de bestrijding en aanpak van dierziekten in de komende periode?

Antwoord

Het budget voor de bestrijding en aanpak van besmettelijke dierziekten staat op de instrumenten:

Monitoring, early warning en bewaking € 6,7 mln. Uit deze post worden onder andere betaald de stortingen in het Diergezondheidsfonds (DGF) voor de monitoringprogramma’s voor besmettelijke dierziekten (bijvoorbeeld Klassieke Varkenspest (KVP) en Aviaire Influenza) en onderzoek naar opkomende dierziekten zoals de basismonitoring door de Gezondheidsdienst van Dieren (GD).

Crisisorganisatie- en management € 6,2 mln. Hieruit wordt onder andere gefinancierd de paraatheidorganisatie van de GD, crisisoefeningen en stortingen in het DGF voor crisisvoorbereiding, zoals voor het aanhouden van extra destructiecapaciteit bij Rendac en voor het beschikbaar houden van vaccins voor de bestrijding van Klassieke Varkenspest en Mond- en Klauwzeer.

Daarnaast levert het instrument Preventieve diergezondheid ook een aandeel in de voorkoming en bestrijding van dierziekten (circa € 0,3 mln). Dit betreft met name (risico)communicatie over diergezondheid.

53

Wanneer verwacht u de brief over prioritering van de NVWA inclusief het retributiestelsel, door u toegezegd tijdens het algemeen overleg Voedselfraude op 14 maart 2013, aan de Kamer te kunnen sturen?

Antwoord

U ontvangt zo spoedig mogelijk de prioriteiten van de NVWA voor 2013. Zoals gemeld in mijn brief van 21 januari jl. werkt de NVWA aan herziening van het retributiestelsel. De komende periode wordt benut om met de verschillende sectoren te spreken over de uitwerking van de herziening. Na deze consultatie zal ik uw Kamer informeren over het nieuwe retributiestelsel.

54

Hoe worden de extra middelen bij de NVWA door het terugdraaien van bezuinigingen ten aanzien van voedsel en productveiligheid uitgesplitst naar de onderwerpen voedsel en voedselveiligheid?

Kunt u aangegeven welk deel van de middelen naar welk domein gaat, hoe dit ingezet zal gaan worden en wat de verwachte resultaten hiervan zijn?

Antwoord

Deze extra middelen lossen nu eerst bestaande knelpunten op en zullen voorts ingezet voor de prioriteitsstelling.

55

Hoe kan het dat er nu weer extra geld naar de NVWA moet voor investeringen die het mogelijk maken de beoogde fusiebesparingen op het gebied van huisvesting, ICT en arbeidsvoorwaarden te realiseren, aangezien de fusie al enkele jaren geleden in gang is gezet?

Antwoord

Zie antwoord bij 56.

56

Waarom moeten er bij deze voorjaarsnota extra gelden vrijgemaakt worden ten behoeve van investeringen voor de fusie tussen de diensten, waarom zijn deze uitgaven niet reeds bij de begroting voorzien?

Antwoord 55 en 56

De NVWA is geconfronteerd met een vertraging in het kunnen realiseren van ingeboekte besparingen. Er zijn bezuinigingsmaatregelen genomen zoals het leegmaken van kantoren en laboratoria en het laten afvloeien van personeel. De bijbehorende personele en materiële besparingen kunnen echter minder snel worden gerealiseerd dan vooraf beoogd. Oorzaak hiervan is de slechte markt voor kantoorgebouwen. Dit maakt het moeilijk de overtollige huisvesting tijdig af te stoten. Hierdoor was er in 2012 sprake van hoger dan begrote kosten op gebied van huisvesting en ICT en personele kosten ten gevolge van de fusie.

Om de kosten van leegstaande kantoren en laboratoria, de kosten van ICT en kosten op het personele vlak versneld terug te brengen wordt een maatregelenpakket uitgevoerd. Ik heb u hierover geïnformeerd in mijn brief van 21 januari 2013 (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 66). De financiële gevolgen hiervan heb ik bij de eerstvolgende mogelijkheid (eerste suppletoire begroting 2013) verwerkt in de EZ begroting.

57

Waarom wordt, voordat de PAS van kracht wordt, de bijdrage van DR verhoogd voor de uitvoeringskosten?

Antwoord

De bijdrage van DR wordt verhoogd voor de uitvoering van regelingen in het kader van de PAS zoals de regeling integraal duurzame stallen, het meetprogramma en het praktijknetwerk. Het openstellen van deze regelingen is niet afhankelijk van de ingangsdatum van de PAS.

58

Welke werkzaamheden doet DR die bekostigd moeten worden met de extra € 1,9 miljoen, en waarom was dit nog niet voorzien bij de ontwerpbegroting voor dit jaar?

Antwoord

De werkzaamheden zijn voor de uitvoering van regelingen zoals de regeling duurzame stallen, het meetprogramma en het praktijknetwerk. Bij het opstellen van de ontwerpbegroting was nog geen sprake van deze werkzaamheden. De afspraken zijn in het eerste kwartaal 2013 gemaakt.

59

Wanneer komt de brief over Duurzaam Door naar de Kamer?

Antwoord

De brief komt nog voor de zomer naar uw Kamer.

60

Welke werkzaamheden doet Agentschap NL die bekostigd moeten worden met de extra € 0,3 miljoen voor uitvoeringskosten in het kader van de PAS, en waarom was dit nog niet voorzien bij de ontwerpbegroting voor dit jaar?

Antwoord

De extra middelen zijn bestemd voor de uitvoeringskosten voor het stimuleren van innovatie in ammoniakreducerende technieken door Agentschap NL. Dit gebeurt bijvoorbeeld met een Small Business Innovation Research (SBIR) «Voer- en managementmaatregelen» en een SBIR «Uitrijden van dierlijke mest». Bij het opstellen van de ontwerpbegroting was nog geen sprake van deze werkzaamheden. De afspraken zijn in het eerste kwartaal 2013 gemaakt.

61

Is bekend hoeveel het project Marker Wadden bijdraagt aan de nationale biodiversiteitsdoelstellingen?

Antwoord

Het project Marker Wadden draagt bij aan de Natura 2000 doelstellingen voor het Markermeer-IJmeer. Daarnaast levert het project uitbreiding van het leefgebied voor moerasvogels op. Dit laatste is een landelijke Natura 2000 doelstelling. Natuurmonumenten heeft op basis van verschillende kennisbronnen en «expert judgement» een inschatting van de effecten op de Natura 2000 instandhoudingsdoelen Markermeer-IJmeer gemaakt. Dit is een kwalitatieve inschatting. Door monitoring wordt inzicht gekregen in de daadwerkelijke ontwikkeling van de natuur.

62

Kunt u toelichten hoe de verdeling in de taakstelling Topsectoren tot stand is gekomen, wat de criteria daarbij waren en waarom deze verdeling zo onevenwichtig is?

Antwoord

De taakstelling «subsidies bedrijfslevenbeleid en topsectoren EZ» voor 2014 en latere jaren is op artikelniveau proportioneel verdeeld op basis van de budgetten zoals deze in enig jaar zijn vastgelegd in de tabel «bedrijfslevenbeleid en topsectoren» (pagina 21 van de EZ-begroting 2013) en waar EZ budgethouder van is. Bij het meerjarig verdelen van de taakstelling worden derhalve alle door EZ per jaar beschikbaar gestelde middelen voor bedrijfslevenbeleid en topsectoren, op gelijke wijze behandeld. Zoals in de voorliggende eerste suppletoire begroting is aangegeven, zal de nu per begrotingsartikel ingeboekte taakstelling bij Ontwerpbegroting 2014 nader worden verdeeld over de specifieke onderdelen van het Topsectorenbeleid.

63

Kunt u aangeven waarom er sprake is van meer externe inhuur (Agentschap NL, Lasten)?

Antwoord

Doordat het voorziene opdrachtenniveau hoger is dan bij Ontwerpbegroting 2013 voorzien, is extra capaciteit benodigd. Dit is het gevolg van opdrachten voor diverse programma's en regelingen (onder andere energie-innovatie, subsidieregeling zonnepanelen). Het deels incidentele karakter, gecombineerd met de bezuinigingstaakstelling op het personeel maakt dat voor de uitvoering is gekozen voor de inhuur van externe krachten.

Om de uitvoering van de in opdracht gekregen beleidsinstrumenten voor de diverse departementen verantwoord uit te kunnen (blijven) voeren èn te blijven anticiperen op de ontwikkeling van het opdrachtenpakket, is AgNL genoodzaakt een deel van het uit te voeren takenpakket via extern ingehuurde capaciteit te organiseren. Daarmee kan flexibiliteit worden behouden en straks geprobeerd worden om gedwongen ontslag binnen het ambtelijke deel van het personeelsbestand te voorkomen.

De omvang van de externe inhuur bij AgNL is overigens beduidend afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Zo bedroeg het inhuurpercentage1 (totale externe inhuur inclusief flexibele schil) in 2010 40,6% van de totale personele uitgaven, in 2012 was dit percentage 27%. De opgelegde taakstellingen die bij AgNL zijn belegd zullen zich vertalen in een verdere reductie van de flexibele schil.


X Noot
1

De definitie die ten grondslag ligt aan het sturingsinstrument voor externe inhuur, schrijft voor dat het inhuurpercentage wordt bepaald door de uitgaven aan externe inhuur uit te drukken als percentage van het totaal van de personele uitgaven. De totale personele uitgaven zijn gedefinieerd als de som van de uitgaven voor ambtelijk personeel en de uitgaven voor extern ingehuurd personeel.

Naar boven