33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 183 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 november 2015

Hierbij biedt het kabinet de rapportage «Ontwikkelingsresultaten in Beeld» aan1.

De rapportage schetst een beeld van de voortgang van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in 2014. Om enkele centrale resultaten van Nederlandse inzet en investeringen te noemen:

  • 32 miljoen mensen maakten gebruik van seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten;

  • voor bijna 8 miljoen mensen verbeterde de voedingssituatie;

  • van 4,5 miljoen kleinschalige boerinnen en boeren verbeterde de inkomensbasis;

  • circa 150.000 banen werden gecreëerd;

  • bijna 825 hectare land werd ontmijnd. Dit zorgde er onder andere voor dat vluchtelingen in Irak opvangkampen veiliger bereiken;

  • circa 3,2 miljoen mensen kregen toegang tot sanitaire voorzieningen en circa 1,6 miljoen mensen tot schoon drinkwater; en

  • meer dan 1,7 miljoen mensen werden beter beschermd tegen overstromingen.

Samenstelling

«Ontwikkelingsresultaten in Beeld» presenteert de resultaten van de prioriteiten Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten; Veiligheid en Rechtsorde; Voedselzekerheid; Water; Klimaat; Private Sectorontwikkeling; en Vrouwenrechten en Gendergelijkheid.

De rapportage bestaat uit een algemene toelichtende Kamerbrief en fiches. Voor iedere prioriteit is er een infographic met toelichting over de belangrijkste resultaten. Daarnaast zijn er overzichtsfiches over de voortgang in de 15 partnerlanden en in de 3 regionale programma’s. Tot slot zijn er 49 resultaatfiches met thematische voortgang per verantwoordelijke ambassade en themadirectie. Deze fiches vormen het fundament van de rapportage. Een volledig overzicht van de beschikbare infographics, overzichtsfiches van landen en regio’s en resultatenfiches is te vinden in de bijlage2 van deze brief.

De Kamerbrief beschrijft de resultaten op de prioriteiten op hoofdlijnen. De brief sluit af met een korte reflectie op ontwikkelingen die de komende jaren het meten van resultaten en het rapporteren daarover zullen beïnvloeden.

De brief bestaat uit de volgende paragrafen:

  • 1. De context

  • 2. Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten

  • 3. Veiligheid en rechtsorde

  • 4. Voedselzekerheid

  • 5. Water

  • 6. Klimaat

  • 7. Private sectorontwikkeling

  • 8. Vrouwenrechten en gendergelijkheid

  • 9. Tot slot: perspectief op resultaat

«Ontwikkelingsresultaten in Beeld» biedt een actueel inzicht in de stand van ons ontwikkelingsbeleid. Het toont de voortgang die we boeken, hoe we werken en met wie. De informatie wordt uiteraard ook gebruikt voor de bijsturing van beleid. De rapportage is verder nuttig als referentiebron en is vanzelfsprekend openbaar toegankelijk3.

1. DE CONTEXT

Nederland legt in het ontwikkelingsbeleid nadruk op het effectief combineren van hulp, handel en investeren en maakt een heldere keuze voor prioriteiten waarop Nederland echt een verschil kan maken. Deze benadering wierp in 2014 vruchten af, zo blijkt uit deze rapportage.

De vernieuwde koers sluit aan bij de gedachtenvorming over internationale en ontwikkelingssamenwerking in de toekomst als gevolg van onder meer verschuivende armoedepatronen, sterk groeiende ongelijkheid, opkomende nieuwe actoren en de toenemende omvang van financieringsbronnen anders dan ODA (officiële ontwikkelingshulp). Ook de Duurzame Ontwikkelingsdoelen die in september 2015 in VN-verband zijn aangenomen beantwoorden aan deze veranderende context. Deze Global Goals vormen de internationale ontwikkelingsagenda voor de periode 2015–2030.

Het kabinet zet in op inclusieve groei en ontwikkeling4: eerlijke economische groei waarbij de armste groepen meedoen en meeprofiteren en uitsluiting wordt tegengegaan.

Om resultaten te boeken opereert Nederland in verschillende rollen: initiatiefnemer, financier, partner, makelaar én diplomaat. Strategische samenwerking vindt plaats met bedrijven en ontwikkelingsorganisaties, met regeringen van lage- en lage-middeninkomenslanden, met maatschappelijke organisaties in die landen, met traditionele en nieuwe donoren, en met internationale (kennis)instellingen.

De combinatie handel en ontwikkelingssamenwerking werkt voor ontwikkelingslanden en hun bevolking en voor Nederland. Om daarbij de juiste keuzes te maken moeten we goed zicht hebben op welke inzet in welke gevallen wel of niet effectief is. De zogenoemde Theories of Change die in 2014 zijn opgesteld voor de prioriteiten (zie paragraaf 9) helpen om de juiste keuzes te maken omdat ze aannames over wat wel en niet werkt expliciteren.

Optimisme en realisme

Optimisme over resultaten en voortgang moet gepaard gaan met realisme. Het is immers niet alles goud wat er blinkt. Ook in 2014 was er tegenwind. Conflicten in fragiele staten als Mali, Zuid-Soedan en Jemen zijn daar de meest pregnante voorbeelden van. Het gebrek aan stabiliteit bemoeilijkt het behalen van resultaten voor ontwikkeling. Maar Nederland blijft ook in dergelijke landen arme mensen en marginale groepen onverkort steunen. Deze rapportage geeft inzicht in hoe we dat doen.

Ook op andere terreinen is het niet altijd wind mee. De economische crisis heeft een vertragend effect op de voortgang. Dat maakt continue toetsing van ontwikkelingsdoelstellingen op hun haalbaarheid noodzakelijk. Nederland maakt scherpe keuzes in waar ervaring, expertise en middelen ingezet kunnen worden. Deze rapportage illustreert hoe dat in de praktijk in zijn werk gaat.

2. SEKSUELE EN REPRODUCTIEVE GEZONDHEID EN RECHTEN

De Nederlandse inzet op de prioriteit Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten richt zich op:

  • voorlichting – het vergroten van kennis en keuzevrijheid van jongeren over hun seksualiteit;

  • preventie en behandeling – betere toegang tot aidsremmers, voorbehoedmiddelen en andere levensreddende middelen;

  • kwaliteitsverbetering van publieke en private gezondheidszorg tijdens zwangerschap en bevalling, inclusief veilige abortus; en

  • meer respect voor seksuele en reproductieve rechten van mensen aan wie deze rechten worden onthouden.

Resultaten

Voorlichting – Ruim 11,5 miljoen jongeren zijn in 2014 geïnformeerd over seksualiteit, hiv, zwangerschap en voorbehoedmiddelen. Dat gebeurt steeds vaker via sociale media, door dienstverlening via mobiele telefonie en in partnerschappen met partijen uit de publieke én private sector.

Preventie en behandeling – Meer dan 1,3 miljoen mensen begonnen in 2014 aan de behandeling tegen hiv. Door de steun aan het Global Fund to Fight Aids, TB and Malaria (GFATM) droeg Nederland bij aan de wereldwijde daling van het aantal nieuwe aidsgevallen en de sterke stijging van het aantal mensen dat tussen 2010 en 2014 toegang kreeg tot anti-retrovirale therapie (15 miljoen). Het aantal hiv-positieve zwangere vrouwen dat deze therapie ontvangt steeg in 2014 wereldwijd naar 73%, terwijl dit in 2012 nog 64% was. Nederland distribueerde in 2014 via partnerorganisaties en programma’s meer dan 880 miljoen mannen- en vrouwencondooms.

Kwaliteit gezondheidszorg – In het kader van het terugdringen van moeder- en kindsterfte kregen 14.000 vroedvrouwen training in pre- en postnatale zorg, veilige bevallingen en basisgezondheidszorg. Meer dan 56 miljoen kinderen werden via de internationale vaccinatiealliantie Gavi ingeënt tegen levensbedreigende ziekten. Door Nederlandse inzet maakten in 2014 32 miljoen mensen gebruik van seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten, zoals consulten, medische behandeling en specifieke training en educatie over seksualiteit, gezondheid en rechten op scholen.

Rechten minderheden – Sekswerkers, injecterende drugsgebruikers, en seksuele minderheden lopen extra risico’s op hiv-besmetting. Nederland stimuleerde grotere betrokkenheid van deze groepen bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid in hun eigen land. Zo lukte het in Indonesië vertegenwoordigers van deze zogenoemde key populations aan tafel te krijgen bij de voorbereidingen van overheidsvoorstellen voor het bovengenoemde GFATM. Hierdoor heeft de bevolking een stem in de voorstellen en groeit de effectiviteit van het specifiek op hen gerichte beleid alsook van het bredere hiv/Aids-beleid.

In 2014 werd 20 jaar werken aan de «ICPD-agenda» (International Conference on Population and Development, Caïro, 1994) geëvalueerd. Mede dankzij Nederland benoemt de evaluatie ook deze internationaal gevoelige onderwerpen en de tegenvallende vooruitgang.

Kindhuwelijken – In vervolg op het amendement5 van het Kamerlid Voordewind intensiveerde Nederland in de bestrijding van kindhuwelijken. Nederland was mede-indiener van een VN-resolutie die oproept beleid te ontwikkelen en wetgeving op te stellen gericht op het voorkomen van kindhuwelijken. De resolutie werd in 2014 door 116 landen aangenomen.

Vooruitblik

Internationaal is er onvoldoende voortgang op onderwerpen als veilige abortus en seksuele voorlichting aan jongeren. Op deze gevoelige thema’s is er een sterke oppositie, veelal uit conservatieve hoek. Nederland blijft het belang van deze onderwerpen ook internationaal onderstrepen. Met onder meer de inzet van de speciale Ambassadeur voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en mensenrechten vraagt Nederland aandacht voor belangrijke en lastige onderwerpen. Daarnaast is er steun voor maatschappelijke organisaties die werken aan deze thema’s in hun eigen land en wordt via diplomatie het gesprek aangegaan met andersdenkenden.

3. VEILIGHEID EN RECHTSORDE

Werken aan veiligheid en rechtsorde binnen ontwikkelingssamenwerking richt zich op landen in conflict, landen die een fragiele veiligheidssituatie hebben en waarvan het bestuur tekortschiet. Burgers in fragiele staten hebben te maken met onveiligheid, onderdrukking en uitsluiting en ontberen daardoor inkomen en basisvoorzieningen. Dit werkt nieuwe conflicten en (internationale) instabiliteit in de hand. Dat raakt ook de belangen van Nederland.

Nederland richt zich op de onderliggende oorzaken van deze problemen. Het doel is conflicten te voorkomen, bij te dragen aan stabiliteit op de lange termijn en voorwaarden te scheppen voor ontwikkeling en armoedebestrijding. Nederland doet dit onder meer via de inmiddels internationaal geaccepteerde geïntegreerde «3D-aanpak» (Diplomacy-Defense-Development).

De doelstellingen waar Nederland zich binnen de prioriteit veiligheid en rechtsorde op richt zijn:

  • Fysieke veiligheid;

  • Rechtsbescherming;

  • Vredesprocessen;

  • Democratie en bestuur;

  • Vredesdividend.

Resultaten

Fysieke veiligheid – Nederland realiseerde ontmijning van bijna 825 hectare land. Dit zorgde er onder andere voor dat vluchtelingen in Irak opvangkampen veiliger bereiken. Tijdens de crisis in de Centraal Afrikaanse Republiek droeg Nederland bij aan de ontmanteling van milities. Ook werden (tijdelijk) politiesalarissen gefinancierd, zodat de lokale politiemacht haar werk kon blijven doen. Mede daardoor kon een (eveneens door Nederland ondersteund) vredesproces op gang komen. Ook werden 10.000 peacekeepers afkomstig uit Burundi en Oeganda getraind. Deze peacekeepers worden ingezet in vredesmissies in Somalië en, in mindere mate, in enkele andere Afrikaanse landen.

Rechtsbescherming – Nederland versterkte rechtsbijstand, juridische instituties (zoals rechtbanken) en de toegang tot informele rechtspraak. Dit zorgt ervoor dat mensen rechtvaardig worden behandeld en conflicten duurzaam worden opgelost. Doordat rechtszaken daadwerkelijk plaatsvinden en slachtoffers weten waar ze een klacht kunnen indienen, kunnen slachtoffers van aanranding in de Democratische Republiek Congo en Zuid-Soedan beter hun recht halen. In Afghanistan kunnen vrouwen een aanklacht over huiselijk geweld indienen; in 2014 werden de eerste 1.700 aanklachten geregistreerd. In Gaza ontvingen ongeveer 14.000 mensen (van wie 58% vrouwen) rechtsbijstand. In Rwanda zijn 600 trainers (waaronder vroegere gevangenen en vluchtelingen) opgeleid om in wekelijkse groepssessies het onderlinge vertrouwen te versterken, trauma’s te verwerken en zich met elkaar te verzoenen. Ook de Nederlandse inzet in Midden Amerika richtte zich vooral op rechtsbescherming en burgerveiligheid. Daardoor is toegang tot de rechter toegenomen, geweld tegen vrouwen en mensenhandel aangepakt. In wijken in Nicaragua nam het aantal moorden door jeugdcriminaliteit – mede door Nederland ondersteunde programma’s – met driekwart af.

Vredesprocessen – Nederland werkte mee aan vredesonderhandelingen en inclusieve vredesprocessen. Zo steunde Nederland in Tunesië onafhankelijke organisaties om te bemiddelen bij het vredesakkoord tussen de politieke partijen, in aanloop naar de verkiezingen. Ook droeg Nederland bij aan een vredesakkoord tussen de Filipijnse overheid en het Moro Islamic Liberation Front en een politiek akkoord tussen de overheid van de Centraal Afrikaanse Republiek en de belangrijkste gewapende rebellengroepen.

Democratie en bestuur – Een transparante overheid die brede steun heeft van de burgers en die in staat is haar kerntaken goed uit te voeren is van belang voor de stabiliteit van een land. In Kenia was er steun voor 47 lokale initiatieven om conflicten, ontstaan rond de nationale verkiezingen, te beslechten. In Tunesië zorgde Nederland voor training van politici en ondersteunde een nationale dialoog over de nieuwe Grondwet. In Indonesië kregen 800 vrouwen een training waardoor ze zich verkiesbaar konden stellen voor nationale verkiezingen. Met het oog op de verkiezingen in 2015 werd in Nigeria een nieuwe methode geïntroduceerd om politiek geweld te voorspellen en tegen te gaan. Hiermee werd al in 2014 inzichtelijk in welke gebieden onrust werd verwacht tijdens de verkiezingen in 2015. Op basis hiervan werden preventieve maatregelen genomen. Dankzij Nederlandse steun kon de overheid van Somalië haar taken in 25 districten hervatten. Hierdoor hebben delen van Somalië weer een functionerende overheid.

Vredesdividend – Een verbetering van de werkgelegenheid en sociale voorzieningen direct na een conflict werkt stabiliserend en geeft mensen weer vertrouwen in de toekomst. In 2014 werden met Nederlandse steun circa 4.300 banen gecreëerd in fragiele staten. Samen met Unicef werd het onderwijs van meer dan 710.000 kinderen in conflictgebieden in 14 landen (voornamelijk in Afrika) verbeterd. In Afghanistan en Pakistan konden 5.500 meisjes en 3.000 jongens naar school door Nederlandse financiering van de schoolkosten.

Vooruitblik

Er is steeds meer aandacht voor de problematiek in de instabiele ring rond Europa. De huidige humanitaire- en migratiecrisis laat zien dat de problemen niet alleen de burgers in die landen, maar ook Nederland raken. Dit maakt de urgentie om grondoorzaken van conflict en instabiliteit aan te pakken nog groter. Nederland werkt aan een geïntegreerde aanpak van crises. Die richt zowel op de effecten (humanitaire hulp en migratie-problematiek) als op de grondoorzaken (conflict, onveiligheid, onrecht, uitzichtloosheid, uitsluiting). Regio’s waar deze problemen samenkomen krijgen de komende jaren meer aandacht. Nederland kan deze problemen uiteraard niet alleen oplossen en blijft zich daarom de komende jaren inzetten voor een internationale aanpak. De recent door de VN aangenomen Global Goals, inclusief een specifiek doel voor «vrede & rechtvaardigheid», bieden hiervoor een nuttig kader.

4. VOEDSELZEKERHEID

Wereldwijd zijn 2 miljard mensen ondervoed, van wie er 795 miljoen chronisch honger lijden. Daarnaast hebben we te maken met een groeiende wereldbevolking, met meer consumptie van eiwitrijk voedsel als gevolg van toenemende welvaart, schaarste van natuurlijke hulpbronnen en een veranderend klimaat. De uitdaging is om met de helft aan inputs (land, water, meststoffen) de landbouwproductie te verdubbelen en voedselprijzen stabiel te houden.

Tegen deze achtergrond richt het kabinet zich met de prioriteit voedselzekerheid6 op:

  • uitbanning van honger en ondervoeding;

  • bevordering van inclusieve en duurzame groei in de landbouwsector; en

  • het realiseren van ecologisch houdbare voedselsystemen.

Nederland werkt aan de verbetering van de situatie van 32 miljoen ondervoede mensen, van 8 miljoen kleinschalige boeren en boerinnen en van structureel en duurzaam beheer van 7,5 miljoen hectare kleinschalig beheerde landbouwgrond7.

Resultaten

Terugdringing ondervoeding – Onder meer door diversificatie van het dieet verbeterde Nederland de voedingssituatie van kinderen, moeders en hun huishoudens; in totaal werden bijna 8 miljoen mensen bereikt. In Kenia bijvoorbeeld veranderde het dieet door het verbeteren van de groente- en fruitproductie op 3.500 hectare land en de introductie van 21 voedzame aardappelvariëteiten. Ook in Ghana en Indonesië verbeterde de groenteteelt en werd het overmatige gebruik van pesticiden teruggebracht. Huishoudens in Rwanda en Burundi legden meer dan 9.000 groentetuinen aan. Nederland ondersteunde grootschalige programma’s voor voedselverrijking8 waardoor circa 70 miljoen ondervoede mensen konden profiteren van beter voedsel.

Landbouwontwikkeling – Nederland steunde trainingen gericht op bedrijfsontwikkeling, financiële diensten (zoals kredieten en verzekeringen) en ondernemingsadvies voor ruim 4,5 miljoen kleinschalige boeren. De helft van hen was vrouw. Dit leidt tot betere bedrijfsvoering, hogere productiviteit en hogere inkomens. In Oeganda bijvoorbeeld verdienden 100.000 boeren en boerinnen gemiddeld EUR 220 meer per jaar, dankzij Nederlandse inzet9. Nederland verbeterde daarnaast ook het ondernemingsklimaat door te investeren in de vermindering van transactiekosten, het verbeteren van (prijs)informatievoorziening en de aanleg van infrastructuur. Ruim 14 miljoen boeren en boerinnen kregen daardoor betere toegang tot markten.

Duurzame voedselsystemen – Er werd bijgedragen aan duurzaam beheer van in totaal 1,5 miljoen hectare landbouw- en omringende grond, in onder meer Mozambique, Rwanda, Burundi en Bangladesh. Dat gebeurde vooral door het veilig stellen van individuele landrechten van kleinschalige boeren (van wie meer dan de helft vrouw). Voor deze boeren loont het daardoor investeringen voor de lange termijn te doen. Dit komt duurzaam beheer ten goede. Door Nederlandse steun voor betere planning van landgebruik en de ontwikkeling van landbouw die bestand is tegen klimaatverandering kwam in totaal wereldwijd nog eens 500.000 hectare onder duurzamer beheer.

Vooruitblik

Nederland heeft tot en met 2014 nadrukkelijk ingezet op landbouwontwikkeling. Die lijn wordt doorgezet, maar de komende jaren zal relatief meer nadruk komen te liggen op het aanpakken van (onder)voeding en het verduurzamen van voedselsystemen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande samenwerkingsrelaties met boeren en ondernemers. Als het gaat om ontwikkeling van de landbouwsector wil Nederland zich verder meer dan voorheen richten op vrouwen en jongeren, zodat ook zij betere kansen krijgen om een inkomen uit de landbouw te genereren (zie ook de hiermee verband houdende vooruitblik onder private sector ontwikkeling).

5. WATER

De mondiale vraag naar water zal in 2030 naar verwachting 40% groter zijn dan het aanbod. Naast waterschaarste vormen overstromingen en vervuiling de grootste risico’s voor publieke voorzieningen, de leef- en werkomgeving van mensen, economie, stabiliteit binnen en tussen landen en ecosystemen. Nederland richt zich op:

  • betere toegang tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen;

  • efficiënt watergebruik in de landbouw; en

  • goed stroomgebiedbeheer en veilige delta’s.

Nederland werkte hierbij in 2014 samen met 15 landen, waaronder 7 deltalanden (Bangladesh, Colombia, Egypte, Indonesië, Mozambique, Myanmar, Vietnam).

Resultaten

Schoon drinkwater en sanitatie – Dankzij Nederlandse inzet kregen circa 1,6 miljoen mensen toegang tot schoon drinkwater en circa 3,2 miljoen mensen toegang tot sanitaire voorzieningen. Daarnaast kregen circa 234.000 meisjes toegang tot sanitaire voorzieningen op school, die werd gecombineerd met voorlichting over goede hygiëne tijdens de menstruatie. In bijvoorbeeld Bangladesh leidde deze aanpak tot 11% minder schooluitval van meisjes gedurende de menstruatie.

Watergebruik landbouw – Er wordt steeds meer voedsel geproduceerd met een kleinere hoeveelheid water; de zogenoemde waterproductiviteit in de landbouw stijgt. Dat is positief, want landbouw is een grootverbruiker van water en om de groeiende wereldbevolking te kunnen voeden moet er meer voedsel worden geproduceerd. Mede dankzij Nederlandse inspanningen steeg in Bangladesh, Benin, Ethiopië, Ghana, Indonesië, Kenia, Mali, Mozambique en Rwanda de waterproductiviteit voor rijst met 7% en voor mais met 20% (ten opzichte van 2009). De Wereldvoedselorganisatie ontwikkelde met Nederlandse steun een voor publiek toegankelijk en open-source datasysteem om in Afrika en het Midden-Oosten de waterproductiviteit te monitoren. Het systeem wordt gevoed met onder meer uit satellietbeelden verkregen informatie, waardoor beter kan worden bepaald wat er in welke gebieden nodig is voor beter land- en waterbeheer.

Stroomgebieden en delta’s – Door investeringen in waterbeheer werden in totaal meer dan 1,7 miljoen mensen beter beschermd tegen overstromingen, vooral in Indonesië en Bangladesh. De Filipijnen, Libanon, Mexico en Senegal kregen op verzoek advies van Nederlandse experts van het Dutch Disaster Reduction Team voor het oplossen van urgente waterproblemen. In Senegal zocht men bijvoorbeeld naar oplossingen om de stad Saint Louis en de wetlands voor de kust beter te beschermen.

Betrokkenheid Nederlandse watersector - Het aantal Nederlandse partners in regionale en wereldwijde waterprogramma’s groeide van 89 naar 138. Vooral in Ghana, Indonesië, Kenia en Mozambique raakten Nederlandse partijen betrokken. De watergerelateerde export groeide van EUR 7,6 miljard tot EUR 7,8 miljard in 2014. Dat is 1,8% van de totale export.

Vooruitblik

Het behalen van de Nederlandse doelstelling op sanitatie (25 miljoen mensen met toegang tot sanitatie in 2015) ligt binnen bereik. Het behalen van de doelstelling op drinkwater (25 miljoen mensen toegang tot schoon drinkwater in 2018) vraagt meer tijd vanwege lagere investeringen. De toenemende trek van het platteland naar de stad geeft aanleiding om meer in te zetten op waterproblematiek in stedelijke gebieden. Verder vraagt ook de sanitatieproblematiek om meer aandacht voor duurzaamheid en het tegengaan van ongelijkheid.

Om de doelstelling op waterproductiviteit in de landbouw te halen (25% verhoging) is het zaak dat meer partijen, zoals de private sector, overheden en maatschappelijke organisaties (financieel) bijdragen aan en gebruik maken van het ontwikkelde datasysteem voor efficiënt watergebruik in de landbouw. Voor de lokale private sector liggen er kansen in het vertalen van dergelijke data voor gebruik door boeren, overheden en bedrijven. Nederland zal hen waar nodig faciliteren deze kansen te benutten.

Mede door inzet van Nederland heeft water een plaats gekregen in de nieuwe Global Goals. Hierdoor is gewaarborgd dat water internationaal, net als in het Nederlandse beleid, stevig op de agenda staat en er meer werk van gemaakt wordt om mensen drinkwater en sanitatie te bieden en mensen beter te beschermen tegen overstromingen. De samenwerking tussen Nederland en andere deltalanden zal worden versterkt, onder andere via de onlangs opgerichte Delta Coalitie waarin wordt samengewerkt met de ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken.

6. KLIMAAT

Klimaatverandering belemmert sociale en economische ontwikkeling en tast ecosystemen aan. Dat raakt de allerarmsten het eerst en het hardst, vooral vrouwen. Nederland werkt aan het tegengaan van (mitigatie) en aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie). Daarnaast streeft Nederland naar minder uitstoot van broeikasgas en internationale afspraken daarover.

Resultaten

Hernieuwbare energie – Door Nederlandse inzet steeg het aantal mensen dat toegang heeft tot schone kooktoestellen of groene elektriciteit in 2014 met 2,6 miljoen tot in totaal 16,7 miljoen mensen. Volgens cijfers uit 2012 van de Wereldgezondheidsorganisatie overlijden wereldwijd jaarlijks 4,3 miljoen mensen door luchtvervuiling binnenshuis. Voor de 400.000 mensen die in 2014 met schone kookoplossingen bereikt werden is met een verminderde CO2-uitstoot niet alleen hun gezondheid, maar ook hun economische positie verbeterd.

Betere weerbaarheid – Circa 4,7 miljoen kleinschalige boeren ontvingen steun om de manier van voedsel verbouwen beter weerbaar te maken tegen klimaatverandering. Nederland liet voor alle partnerlanden een klimaatprofiel10 opstellen over klimaatverandering en de gevolgen daarvan voor de lokale bevolking. Ambassades gebruiken dit instrument om hun programma’s voor water en voedselzekerheid voor de kwetsbaarste groepen meer climate smart te maken. Via het NGO-programma Partners for Resilience werden in 9 landen voor meer dan een half miljoen mensen risico’s van natuurrampen in kaart gebracht. Dat resulteerde onder meer in de introductie van droogtebestendige zaden bij 84.000 boeren in Ethiopië.

Bijdrage bedrijfsleven – Het tegengaan van klimaatverandering is niet alleen een zaak van overheden. Ook private partijen hebben daarbij een belangrijke rol te vervullen, onder andere door te investeren in lage- en lage-middeninkomenslanden. Meer dan voorheen speelt het bedrijfsleven een actieve, positieve rol. Nederland faciliteerde dat onder meer door twee fondsen te starten, specifiek gericht op publiek-private samenwerking die leidt tot duurzame economische groei: het Fonds Duurzaam Water en het Access to Energy Fund. Ook de in 2014 opgerichte Climate Development Finance Facility van financieringsmaatschappij FMO beoogt bevordering van de betrokkenheid van de private sector bij investeringen in hernieuwbare energie. Internationale publieke en private partijen hebben serieuze belangstelling getoond voor het bijdragen aan dit 100% klimaatrelevante fonds.

Klimaatdiplomatie - De Global Alliance for Climate Smart Agriculture adopteerde een Nederlands model gericht op landbouw dat meer voedselzekerheid biedt, dat minder CO2 uitstoot en bestand is tegen de gevolgen van klimaatverandering. Hierdoor zullen boeren ondanks klimaatveranderingen meer voedsel kunnen produceren, zonder dat dit weer negatieve gevolgen voor het klimaat heeft. Nederland zorgde er ook voor dat er aandacht op gender is gevestigd in het UN Framework Convention on Climate Change. In het Green Climate Fund is de bijdrage van het voorgestelde programma aan de positie van vrouwen een belangrijk criterium om in aanmerking te komen voor financiering.

Vooruitblik

Er is meer klimaatfinanciering en betrokkenheid van private partijen nodig. Het moet inzichtelijker worden hoeveel geld bedrijven daadwerkelijk investeren, zodat bij achterblijvende investeringen de betrokkenheid verder kan worden gestimuleerd. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling werkt aan een instrument om de private investeringen in klimaat transparant te maken. Dit zal worden gebruikt om investeringen te monitoren. Nederland streeft naar een ambitieus akkoord tijdens de Klimaattop in Parijs begin december 2015. Het kabinet zet in11 op maatregelen om emissies te beperken en op maatregelen die de gevolgen van klimaatverandering zullen aanpakken.

7. PRIVATE-SECTORONTWIKKELING

Het beleid voor private-sectorontwikkeling12 is gericht op het bevorderen van inclusieve economische ontwikkeling. De nadruk ligt op het verbeteren van het ondernemingsklimaat en op het stimuleren van ondernemerschap en van Nederlandse handel en investeringen in lage en lage-middeninkomenslanden.

De afgelopen 25 jaar speelde handel als motor voor economische groei een sleutelrol in het met de helft terugdringen van de extreme armoede. Op dit moment moeten echter nog steeds ongeveer 1 miljard mensen rondkomen van minder dan USD 1,25 per dag. Meer handelskansen vergroot hun welvaart niet vanzelf. Er zijn inspanningen nodig om kleine producenten te laten profiteren van handelskansen en om belemmeringen weg te nemen. Ook is aanvullend beleid nodig dat armen in staat stelt om economische kansen te benutten. Volgens recent advies van de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie13 zijn de ontwikkeling van menselijk en fysiek kapitaal, toegang tot financiering, versterking van bestuur en economische instituties hiervoor van belang. De Nederlandse inzet sluit aan bij dit advies om zo armen meer te laten profiteren van handel en bereikte daarmee in 2014 de volgende resultaten.

Resultaten

Werkgelegenheid – Met verschillende Nederlandse programma’s voor private-sectorontwikkeling en voedselzekerheid werden in 2014 150.000 banen gecreëerd.

Wegnemen handelsbelemmeringen – Handelskansen worden vergroot door de kosten van handel te verlagen. Dit komt tot uitdrukking in een afname van de tijd voor in- en uitvoer. In Kenia zorgde samenwerking met de havenautoriteit van Mombasa voor verlaging van handelstransactiekosten. De tijd voor de invoer van goederen werd teruggebracht tot 6 dagen. In de rest van Afrika ligt de gemiddelde tijd voor invoer nog op 34 dagen (2012: 36 dagen).

Menselijk en fysiek kapitaal – Circa 5,5 miljoen boeren en boerinnen kregen een training in duurzame landbouwpraktijken, zodat zij beter in staat zijn hun landbouwactiviteiten en bedrijfsvoering in te richten. De kennis van exporteurs in ontwikkelingslanden over markten en handelsregulering werd versterkt door het Nederlandse Centrum tot Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden. Hierdoor waren zij in staat om in 2014 gemiddeld EUR 50.000 extra export naar de Europese Unie/European Free Trade Association en EUR 208.000 extra export naar de rest van de wereld te genereren. Ruim 4 miljoen mensen kregen toegang tot infrastructuur zoals elektriciteit, wegen en watervoorziening.

Financiële dienstverlening – Toegang tot financiële diensten is een belangrijke voorwaarde voor economische ontwikkeling. Door Nederlandse inzet konden ruim 24.000 MKB’ers een lening afsluiten, 122.000 mensen een bankrekening openen en 460.000 mensen konden zich verzekeren.

Sterkere instituties – Nederland zette ook in op versterking van economische instituties zoals boerenorganisaties, vakbonden en werkgeversorganisaties. Het bestaan van deze organisaties bevordert het ondernemingsklimaat, en door zich aan te sluiten kunnen ook armen hun economische positie versterken. Met capaciteitsopbouw en overleg met lokale belastingdiensten helpt Nederland overheden in lage- en lage-middeninkomenslanden om zelf belasting te innen. Belastinginkomsten kunnen geïnvesteerd worden in de sociaaleconomische ontwikkeling van het land. In 2014 stemden Ethiopië, Ghana, Kenia, Malawi en Zambia in met het Nederlandse voorstel om anti-misbruikbepalingen in hun bilaterale belastingverdrag met Nederland op te nemen14. De bereidheid van Afrikaanse landen tot samenwerking met Nederland resulteerde onlangs in het tekenen van nieuwe belastingverdragen van Nederland met Zambia en Malawi, waarmee twee verouderde belastingverdragen uit 1977 en 1964 werden vervangen.

Publiek-private samenwerking – Door een verbinding tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven te leggen wordt kennis en technologie sneller gedeeld en lokaal toegepast. Bij programma’s voor verbeterde watervoorziening waren 45 van de 138 partners uit het bedrijfsleven afkomstig15. Nederland steunde meer dan 925 bedrijven bij initiatieven voor een innovatieve investering in of handel met lage- en middeninkomenslanden. Betrokken bedrijven droegen EUR 135 miljoen bij.

Vooruitblik

Veel Afrikaanse landen hebben een jonge bevolking. De economische potentie daarvan kan beter worden benut door bevordering van ondernemerschap en werkgelegenheid. Meer en betere banen en bedrijvigheid in een samenleving, waarin mensen zeggenschap hebben en zich kunnen ontwikkelen, draagt eraan bij dat mensen eerder kiezen voor een toekomst in eigen land. Daarom wordt extra geïnvesteerd in leningen aan jonge ondernemers en het stimuleren van jeugdwerkgelegenheid in Noord-Afrika, onder andere met het nieuwe programma Local Employment for Development in Africa en het Dutch Good Growth Fund. Ook wordt in overleg met Nederlandse uitvoerende organisaties zoals RVO, Agriterra en FMO bekeken hoe de focus op jongeren in activiteiten verbeterd kan worden.

8. VROUWENRECHTEN EN GENDERGELIJKHEID

De rechten van vrouwen worden wereldwijd nog steeds stelselmatig geschonden. Gemiddeld 1 op de 3 vrouwen krijgt in haar leven met geweld16 te maken en de politieke participatie van vrouwen blijft achter17. Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen is niet alleen onrechtvaardig, maar vormt een rem op groei, ontwikkeling en stabiliteit.

Nederland hecht daarom veel belang aan de versterking van de rechten en kansen van vrouwen. Het gaat er allereerst om dat vrouwen zelf kunnen beslissen over seksualiteit en of ze kinderen krijgen. Dat is de kern van het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen en meisjes. Als vrouwen volwaardig meedoen in de maatschappij en de economie snijdt het mes aan twee kanten; het komt duurzame ontwikkeling ten goede en het verbetert de positie van vrouwen. Gelijkwaardige deelname van vrouwen in politiek en bestuur draagt bij aan meer inclusieve besluitvorming en beleid. Gelijkwaardige toegang van vrouwen tot werk, technologie, (financiële) middelen en natuurlijke hulpbronnen vergroot het welzijn van families en gemeenschappen. En het draagt uiteindelijk ook bij aan welvaart van het hele land. Gelijkwaardige deelname van vrouwen aan vredesprocessen en wederopbouw leidt tot meer rechtvaardige uitkomsten.

Nederland werkt aan de versterking van de positie van vrouwen door bij inzet op de prioriteiten steeds hun belangen mee te wegen. Vrouwen moeten een eerlijk aandeel krijgen van de opbrengst van alle investeringen. Nederland verleent daarnaast politieke en financiële steun aan maatschappelijke organisaties die zich specifiek richten op een betere positie van vrouwen. Ook zet Nederland zich in de internationale gemeenschap in als diplomaat door gesprekken te voeren met partijen en actoren die onmisbaar zijn voor duurzame verbetering van de positie en kansen van vrouwen. Daar horen uiteraard ook de conservatieve krachten bij.

Resultaten

Inzet bij alle prioriteiten – In deze rapportage staan onder de verschillende prioriteiten resultaten vermeld die betrekking hebben op de versterking van de rechten en de positie van vrouwen. Een voorbeeld is het werk aan verbetering van arbeidsomstandigheden en een eerlijk loon in de textielindustrie, waarin veel vrouwen werkzaam zijn. In Bangladesh werkte Nederland met de overheid, werkgevers en vakbonden. Modemerken zijn met succes aangespoord bij te dragen aan volledige compensatie van de slachtoffers en nabestaanden door het instorten van het Rana Plaza-complex. Een dialoog over arbeidsomstandigheden vond ook plaats met ondernemers, vakbonden en afnemers in de rozenbranche in Kenia.

Maatschappelijke organisaties – Om de rechten en de positie van vrouwen te versterken zijn maatschappelijke organisaties essentieel. Maatschappelijke organisaties hebben bij uitstek inzicht in belemmeringen voor vrouwen en in de meest kansrijke strategieën voor verandering. Nederland ondersteunde hen bijvoorbeeld via het programma Funding Leadership and Opportunities for Women. Met activisme en lobby zetten zij politici, bestuurders, bedrijven en belangenorganisaties aan om de achterstelling van vrouwen en meisjes tegen te gaan. Zo zorgde Nederlandse steun aan maatschappelijke organisaties er in 2014 voor dat zeker 140.000 vrouwen en mannen, jongens en meisjes kennis kregen over het recht van vrouwen op een leven zonder geweld. Tenminste 2.850 professionals in de gezondheidszorg en bij de politie en het leger kunnen dankzij deze trainingen helpen bij het voorkomen van geweld tegen vrouwen en helpen bij de opvang van slachtoffers.

Bijna 500.000 vrouwen slaagden er met steun van Nederland in hun arbeidsomstandigheden of inkomen te verbeteren. Nog eens ruim 20.000 vrouwen kregen toegang tot productiemiddelen als land, water, krediet of technologie. Ook droeg Nederland er aan bij dat 6.155 wetten en regelingen zodanig werden aangepast dat het belemmeringen voor vrouwen om deel te nemen aan het economische leven wegneemt.

Internationale diplomatie – In de Commission on the Status of Women van de VN legde Nederland – samen met gelijkgezinde landen – de basis voor erkenning van het belang van vrouwenrechten en gendergelijkheid in de Global Goals. In 2014 zorgde Nederland er in nauwe samenwerking met UNWomen en UN Department for Political Affairs voor dat een groep Syrische vrouwen zich kon organiseren en hun boodschap over de toekomst van Syrië voor het voetlicht kon brengen tijdens de vredesbesprekingen voor het conflict in Syrië, die begin 2014 in Geneve werden gehouden.

Vooruitblik

Vrouwenorganisaties zullen de komende jaren nog meer en beter betrokken worden bij Nederlandse inzet op voedselzekerheid, vrede en veiligheid, eerlijke handel, bescherming van ecosystemen en opvang van de gevolgen van klimaatverandering. Nederland zal daarbij samenwerken met overheden en bedrijven, maar ook met vakbonden, onderzoeksinstellingen en maatschappelijke organisaties. Met de VN, EU en NAVO zal verder worden samengewerkt om vrouwen meer actief te betrekken bij vredesprocessen en internationale vredesmissies. Met andere ministeries, Nederlandse maatschappelijke organisaties en kennisinstituten wordt een derde Nationaal Actieplan opgesteld om in samenwerking een verschil te kunnen maken voor vrouwen in conflictgebieden en hun actieve rol bij vredesprocessen en wederopbouw te bevorderen.

Een belangrijk instrument voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties is het nieuwe Funding Leadership and Opportunities for Women programma (2016–2020). Maatschappelijke organisaties ontvangen financiering om met hun specifieke expertise te werken aan politieke en economische participatie van vrouwen en de bestrijding van geweld tegen vrouwen.

9. TOT SLOT: PERSPECTIEF OP RESULTAAT

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken rapporteert sinds 1960 over activiteiten op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking. De resultaatgerichtheid heeft daarbij steeds meer aandacht gekregen. Drie ontwikkelingen zullen de komende jaren naar verwachting van invloed zijn op het werken aan en rapporteren over resultaten: inzichten in de dynamiek van ontwikkelingsprocessen, de nieuwe ontwikkelingsagenda tot 2030 en verdergaande transparantie door digitalisering en «Open Data».

Dynamiek van ontwikkeling

Ontwikkeling en verandering verlopen niet lineair of via strakke kaders. Goed inzicht in veranderingsprocessen, flexibiliteit en een lerende houding zijn essentieel om ontwikkelingsresultaten te behalen.

In 2014 is een begin gemaakt met de formulering van zogenoemde Theories of Change voor de prioriteiten18. Deze laten de samenhang zien tussen de politiek-maatschappelijke situatie in een land of regio, het verwachte veranderingsproces en de interventies om die te bereiken. Het expliciet maken van de aannames die aan deze verandering – en de daarop gerichte interventies – ten grondslag liggen staat daarbij centraal. De Theories of Change voor de prioriteiten zijn «werk in uitvoering» en de eerste versies zijn openbaar toegankelijk19.

In de rapportage van volgend jaar zullen de Theories of Change een grotere rol spelen. Niet alleen zullen de behaalde resultaten in beeld gebracht worden, ook zal worden beschreven in hoeverre de behaalde resultaten de Theories of Change onderschrijven dan wel weerleggen. Daar waar resultaten afwijken, zal worden toegelicht waarom dit het geval is. Zo wordt er beter gebruik gemaakt van de lessen die geleerd zijn en is de aanpak meer resultaatgericht.

Global Goals als beleidskader

Nederland heeft met de in 2014 geboekte ontwikkelingsresultaten bijgedragen aan het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelen. Op die internationale ontwikkelingsagenda is veel voortgang geboekt20: extreme armoede is spectaculair verminderd. Maar nog steeds leeft bijna één miljard mensen van minder dan 1,25 dollar per dag en neemt de ongelijkheid in de meeste ontwikkelingslanden toe. Het tegengaan van grote ongelijkheid is essentieel voor het aangaan van de uitdagingen die zijn verwoord in de internationale Global Goals die na 2015 de millenniumdoelen als internationale ontwikkelingsagenda opvolgen. Hoe Nederland daar aan wil bijdragen staat in de Kamerbrief van 17 juni jl. over de ontwikkelingsagenda «Post 2015»21 en in de Kamerbrief van 28 september jl. over inclusieve ontwikkeling.

De transitie van 8 millenniumdoelen naar 17 Global Goals zal ook zijn weerslag krijgen op het definiëren en monitoren van resultaten. Formulering van adequate indicatoren en meetmethodes is essentieel om grip te houden op de voortgang. Nederland werkt (via het Centraal Bureau voor de Statistiek) als lid van de Statistische Commissie actief mee aan de ontwikkeling van deze indicatoren.

Digitalisering en Open Data

Met het oog op betere toegankelijkheid en gebruik van informatie worden resultaten steeds vaker met behulp van digitale technologie vastgelegd. Dit maakt rapportage eenvoudiger. In 2014 werd bijvoorbeeld een begrotingswebsite22 gelanceerd die, gevoed met financiële en projectgegevens, een interactieve wereldkaart weergeeft.

Om evidence based beleid verder te bevorderen, werkt het Ministerie actief aan «Open Data». Zo kunnen bijvoorbeeld (andere) overheden, hulporganisaties, media, wetenschappers over data beschikken voor eigen gebruik en analyse. Bij het openbaar maken van data dienen zich onder andere vragen aan over de betrouwbaarheid van data, gevoeligheid van informatie en het risico op «data-obesitas». Het openbaar maken van data leidt hierdoor tot een kwaliteitsverbetering van data; er wordt nog beter beoordeeld wat de bruikbaarheid en kwaliteit van beschikbare data is.

Nederland publiceert sinds 2011 data over ontwikkelingsactiviteiten volgens de standaard van het International Aid Transparency Initiative (IATI). Die standaard maakt een breed gebruik van data mogelijk. Nederland is momenteel voorzitter van het IATI Steering Committee en zet zich in voor verdere ontwikkeling en wereldwijd gebruik van dit instrument.

De ontwikkeling op het terrein van Open Data volgens de IATI standaard zal zijn weerslag hebben op hoe in de toekomst gerapporteerd wordt. Continue toegankelijkheid van online informatie maakt een frequentere en beter geïnformeerde dialoog over voortgang, én een kortere jaarlijkse rapportage die meer in kan gaan op de beoordeling van de resultaten mogelijk. De jaarlijkse rapportage die voor u ligt zal hierdoor in de toekomst een ander karakter kunnen krijgen: korter en minder gericht op het rapporteren over resultaten zelf – die immers steeds meer online gepresenteerd worden – en meer gericht op de betekenis en lessen van de behaalde resultaten en voortgang.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Kamerbrief over inclusieve ontwikkeling in de Nederlandse programma's voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, 28 september 2015, Kamerstuk 33 625, nr. 182

X Noot
5

Kamerstuk 33 750 XVII, nr. 17

X Noot
6

Kamerstuk 33 625, nr. 147

X Noot
7

Deze streefcijfers zijn vastgesteld door, op basis van de huidige omvang van de problematiek, een proportionele Nederlandse bijdrage (fair share) te bepalen. Dat is gebeurd volgens de methodologie die de Algemene Rekenkamer heeft toegepast op het Nederlandse aandeel voor internationaal klimaatbeleid. (Brief aan de Tweede Kamer Onderzoek «budgettaire gevolgen van de beleidsvoornemens over internationaal klimaatbeleid en internationale veiligheid voor ontwikkelingssamenwerking», 11 december 2012, p. 5.)

X Noot
8

Bijvoorbeeld het toevoegen van vitamine A aan olie, jodium aan zout.

X Noot
9

In de volgende video wordt de Nederlandse inzet op voedselzekerheid in Oeganda geïllustreerd. https://www.youtube.com/watch?v=9Ov0tUeoLIc

X Noot
11

Kamerbrief over stand van zaken klimaatonderhandelingen op weg naar de VN klimaatconferentie COP21 te Parijs en voorbereiding Klimaattop New York, 8 juni 2015.

X Noot
12

Ondernemen voor ontwikkeling, Kamerstuk 33 625, nr. 38

Op zoek naar focus en effectiviteit: Beleidsdoorlichting van het Nederlandse beleid voor Private Sector Ontwikkeling in ontwikkelingslanden 2005–2012 , Kamerstuk 33 625, nr. 96

X Noot
13

The Role of Trade in Ending Poverty, Wereldbank en Wereldhandelsorganisatie, juni 2015

X Noot
14

Internationaal (fiscaal) verdragsbeleid, 18 juni 2015, Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 25 087, nr. 104

X Noot
15

Motie lid Agnes Mulder, Kamerstuk 33 916, nr.4.

X Noot
18

Bij politici, beleidmakers, professionals uit de praktijk en academici is er interesse en waardering voor de stappen die op dit terrein zijn gemaakt. Dat bleek tijdens een mede op verzoek van de Tweede Kamer belegde conferentie in maart jl.

X Noot
21

Kamerbrief over Post-2015 ontwikkelingsagenda en «Financing for Development», juni 2015.

Naar boven