33 625 Hulp, handel en investeringen

Nr. 155 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2015

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 26 maart 2015 inzake Maatschappelijke Organisaties.

In de beleidsnota «Wat de wereld verdient» van april 2013 (Kamerstuk 33 625, nr. 1) heb ik de nieuwe visie op samenwerking met het maatschappelijk middenveld binnen de agenda van hulp, handel en investeringen gepresenteerd. Ook maakte ik in deze nota de uitgangspunten voor de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking bekend, waaronder de bezuinigingen voor maatschappelijke organisaties vanaf januari 2016. Ik heb in de nota de eerste aankondiging gedaan van het beleidskader «Samenspraak en Tegenspraak» en aangegeven dat een deel van de financiering voor maatschappelijke organisaties via de speerpunten blijft lopen.

Het nieuwe beleidskader «Samenspraak en Tegenspaak» is een nadere uitwerking van mijn visie ten aanzien van de samenwerking met maatschappelijke organisaties gericht op het versterken van de pleitende en beïnvloedende rol, zoals verwoord in de Kamerbrief van 9 oktober 2013 (Kamerstuk 33 625, nr. 39). Sindsdien hebben verschillende consultaties plaatsgevonden met afzonderlijke maatschappelijke organisaties en Partos. Begin maart 2014 vond een algemene voorlichtingsbijeenkomst plaats voor maatschappelijke organisaties. Tijdens deze bijeenkomst werden de contouren van het nieuwe beleidskadervoor strategische partnerschappen geschetst.

Op 30 januari informeerde ik uw Kamer over de selectie van 25 strategische partnerschappen voor het beleidskader «Samenspraak en Tegenspraak» (Kamerstuk 33 625, nr. 150). 65 organisaties/allianties hebben een aanvraag ingediend voor dit beleidskader. 9 aanvragen vielen af op de drempeltoets. 56 aanvragen zijn inhoudelijk beoordeeld in verschillende stadia door achtereenvolgens beoordelingsteams en een beoordelingscommissie. De beste 25 aanvragen zijn geselecteerd op hun waarde voor de centrale doelstelling van het beleidskader. Van in totaal 20 MFSII penvoerders zijn 7 penvoerders niet geselecteerd voor het beleidskader «Samenspraak en Tegenspraak».

Het voorgaande brengt met zich mee dat ik MFSII organisaties geen nieuwe subsidie zal verlenen op grond van de basisuitgangspunten van het MFS. Maatschappelijke organisaties hebben zich, zeker sinds de aankondiging van de herziening van mijn beleid begin 2013, kunnen voorbereiden op de herziening van de samenwerking met maatschappelijke organisaties alsook op de gevolgen van de mogelijke vermindering van de Nederlandse overheidsbijdragen. Internationale samenwerking is sterk in beweging en het is goed te zien dat een aantal organisaties actief inspeelt op deze ontwikkelingen.

In lijn met MFSI is ook voor MFSII geen afbouwregeling voor frictie- en transitiekosten voorzien. Wel kunnen kosten voor de afronding van programma’s, bijvoorbeeld voor de inhuur van accountants en het opstellen van eindrapportages, ten laste worden gebracht van de MFSII subsidie. Daarnaast stelt het ministerie zich flexibel op voor het budgetneutraal verlengen als afronding van activiteiten binnen de afgesproken termijn door omstandigheden niet haalbaar is. Voorwaarde daarbij is een onderbouwd voorstel ter goedkeuring dat recht doet aan de uitgangspunten van MFSII programma’s. Hiervoor worden geen aanvullende middelen ter beschikking gesteld. MFSII organisaties kennen bovengenoemde mogelijkheden en weten hoe ze verzoeken om hiervan gebruik te maken in kunnen dienen.

Maatschappelijke organisaties leveren een belangrijke bijdrage aan het behalen van resultaten op de onderwerpen van mijn agenda. Dat blijkt onder andere uit het aandeel van de ODA-begroting dat jaarlijks via maatschappelijke organisaties wordt uitgegeven. Maar ik stuur niet op de verdeling van geldstromen over financieringskanalen. Partners worden gekozen omdat ze effectief en efficiënt opereren, niet omdat ze tot een bepaald kanaal behoren.

In 2013 werd 23 procent van het totale ODA-budget via maatschappelijke organisaties besteed. In 2014 was dat 21 procent1. Voor 2015 is de schatting dat 24 procent via maatschappelijke organisaties wordt uitgevoerd. Voor 2016 wordt geschat dat 21 procent van het ODA-budget via maatschappelijke organisaties zal lopen. Deze schatting bestaat uit kasramingen op reeds juridisch verplichte activiteiten en ramingen voor verwachte nieuwe activiteiten. Voor een deel van het budget van 2016 is nog niet bekend met welke partners activiteiten zullen worden uitgevoerd. Gezien de fase van voorbereiding van programma’s is het niet mogelijk nu al vooruit te lopen op de cijfers over 2017. Echter, op basis van de huidige cijfers is er geen reden om aan te nemen dat dit percentage in de toekomst sterk zal afwijken.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen


X Noot
1

De gegevens van 2013 en 2014 zijn gebaseerd op de officiële rapportage aan OECD/DAC.

Naar boven