33 612 Structuurvisie Windenergie op land

Nr. 65 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2016

In het ordedebat van 15 november jl. heeft uw Kamer verzocht om een brief over de realisatie van het doel van 6000 MW wind op land in 2020 in relatie tot een rapport waarin melding zou worden gemaakt van een krimp in het geïnstalleerd windvermogen op land (Handelingen II 2016/17, nr. 22, Regeling van Werkzaamheden). Hierbij geef ik invulling aan dit verzoek.

Het bedoelde rapport is een oriënterende notitie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in opdracht van het kernteam wind op land (zie bijlage). Het kernteam wind op land, dat bestaat uit vertegenwoordigers van IPO, VNG, het Rijk (ministeries van EZ en van IenM), NWEA, Netbeheer Nederland, Stichting Natuur en Milieu en de Verenigde Natuur- en Milieufederaties, bewaakt de voortgang van de realisatie van de doelstelling uit het Energieakkoord om in 2020 6.000 MW windenergie op land te realiseren. De notitie omvat een inventarisatie van het risico op krimp in het opgesteld vermogen wind op land in relatie tot deze doelstelling1.

Er is sprake van krimp wanneer er in een provincie opgesteld vermogen verdwijnt dat meetelt voor de provinciale doelstelling voor wind op land, zonder dat daaraan gekoppeld op een andere plek minimaal evenveel nieuw vermogen wordt teruggeplaatst. RVO schat in dat voor 1.330 MW van het geïnstalleerde windvermogen sprake kan zijn van ongewenste sanering in de periode tot 2020.

De notitie geeft een «worst case» scenario aan. Het getal van 1.330 MW betreft namelijk alle turbines waarvan de subsidie is afgelopen of afloopt tot 2020 en waarvoor geen geplande herstructurering bekend is. Ongeveer 200 MW heeft in 2020 het einde van de technische levensduur bereikt. Factoren die meespelen bij de afweging van een individuele turbine-eigenaar om voortijdig te stoppen met de exploitatie zijn de huidige lage elektriciteitsprijzen, de kosten van onderhoud en de gunstige tweedehands markt voor windturbines.

De notitie onderstreept hoe belangrijk het is dat overheden actief bijdragen aan de kosteneffectieve uitrol van hernieuwbare energieprojecten en daarvoor de juiste condities creëren. De sanering van oude turbines biedt ook kansen. Het kan ruimte creëren voor een nieuwe generatie turbines waarmee veel meer energie kan worden opgewekt dan met de technisch verouderde turbines die we nu met name in de kustprovincies vinden. De provincie Flevoland voert bijvoorbeeld een ambitieus herstructureringsbeleid om met minder molens meer energie op te wekken. Het maken van aanvullende afspraken is dan ook niet aan de orde. Het is zeer wel mogelijk om binnen de huidige kaders van de SDE+ het benodigde windvermogen te realiseren. Aan initiatieven is geen gebrek.

Op 1 december a.s. heb ik een bestuurlijk overleg met onder andere de provincies. Ik zal de notitie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland dan met de provincies bespreken. Om een beter beeld te krijgen van de daadwerkelijke krimp zal ik RVO vragen hier aandacht aan te schenken in de monitor Wind op Land 2016, die uitkomt in het voorjaar van 2017.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven