33 612 Structuurvisie Windenergie op land

Nr. 51 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2015

Het lid Smaling (SP) heeft in het ordedebat van 1 juli 2015 verzocht om een brief over uitspraken van een ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken over de rijkscoördinatieregeling (RCR) bij de realisatie van windparken op land (Handelingen II 2014/15, nr. 103, Regeling van werkzaamheden). Hierbij geef ik invulling aan dit verzoek.

In het kader van het RCR-project windpark N33 in Groningen hebben medewerkers van mijn ministerie op 21 april 2015 een gesprek gehad met een aantal vertegenwoordigers van twee actiegroepen in Meeden (Tegenwind N33 en Storm Meeden), die zich tegen de komst van het voorgenomen windpark N33 verzetten. In dat gesprek is door uitspraken van een van de aanwezige ambtenaren de suggestie gewekt dat de RCR-procedure bedoeld zou zijn om projecten ondanks lokale weerstand te realiseren.

Om te beginnen wil ik duidelijk maken dat ik niet gelukkig ben met de uitspraken van de betreffende ambtenaar. De uitspraken doen onrecht aan de manier waarop mijn ministerie overal in Nederland – en dus ook in Groningen – energieprojecten van nationaal belang tot stand wil brengen. De rijkscoördinatieregeling is daarbij een belangrijk instrument. Het gaat bij de RCR om het stroomlijnen en bundelen van procedures om tijdwinst te realiseren, met behoud van reële inspraakmogelijkheden. Het gaat hierbij om grote en vaak complexe energieprojecten, zoals de ruimtelijke inpassing van windmolenparken of de aanleg van hoogspanningsleidingen. Een zorgvuldige en eenduidige besluitvormingsprocedure is van belang voor initiatiefnemers van grote energieprojecten en voor omwonenden. Door de RCR-procedure weten alle partijen – en dus ook omwonenden – in het besluitvormingsproces precies waar ze aan toen zijn en wanneer ze bijvoorbeeld hun zienswijzen kunnen indienen.

De RCR-procedure beschouw ik als juridisch sluitstuk van een zorgvuldig proces dat met alle betrokken partijen moet worden doorlopen. De praktijk wijst uit dat omwonenden vaak moeite hebben met grote energieprojecten in hun directe omgeving, of het nu gaat om aardgaswinning, schaliegaswinning, hoogspanningsleidingen of windmolens. Daarom is het belangrijk om naast de formele RCR-procedure samen met de omgeving te werken aan acceptatie van grootschalige energieprojecten. Dit kan onder andere door financiële participatie van omwonenden, bijvoorbeeld in windparken. Ik blijf daar de komende jaren dan ook samen met alle betrokken partijen op inzetten.

Terug naar de ongelukkige uitspraken van één van mijn ambtenaren. Mijn ambtenaren waren naar Meeden afgereisd om in de voorbereiding op de terinzagelegging van de Notitie Reikwijdte in Detailniveau van het windpark N33 in gesprek te gaan met omwonenden, waaronder de meest felle tegenstanders van het voorgenomen windpark. De uitspraken zijn gedaan in een van beide kanten emotioneel gesprek van meer dan anderhalf uur met een aantal vertegenwoordigers van twee actiegroepen in Meeden (Tegenwind N33 en Storm Meeden), die zich tegen de voorgenomen realisatie van het windpark in de buurt verzetten.

Ik vind het belangrijk om de standpunten van de tegenstanders goed te kennen en mee te nemen in de besluitvorming. In de toekomst zal ik het gesprek met omwonenden en andere betrokkenen bij energieprojecten blijven opzoeken, omdat dit naar mijn idee de enige manier is om grote energieprojecten in Nederland op een goede en zorgvuldige manier te realiseren. Binnen mijn ministerie wordt het belang hiervan onderkend, wat onder meer heeft geleid tot de oprichting per 1 juli 2015 van een directie Energie en Omgeving. Binnen deze directie staat het betrekken van de omgeving bij het realiseren van grote energieprojecten centraal. Ook zal ik uw Kamer, zoals ik heb toegezegd, na de zomer informeren hoe we in de toekomst bij grote energieprojecten met omgevingsmanagement willen omgaan.

De RCR-procedure van het windpark N33 bevindt zich momenteel in de fase van het kiezen van een voorkeursalternatief. Ik heb aan de provincie Groningen en de betrokken gemeenten gevraagd om aan te geven welk alternatief hun voorkeur heeft. In het najaar van 2015 stel ik samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu het voorkeursalternatief vast en zal ik op basis daarvan een ontwerpinpassingsplan opstellen. Hier kunnen dan alle belanghebbenden hun zienswijzen op indienen. Er worden dus vooralsnog geen onomkeerbare stappen gezet.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven