De memorie van antwoord van 18 december 2013 geeft de commissie aanleiding tot het
maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.
De leden van de SP-fractie danken, mede namens de leden van de fractie van de PvdA en GroenLinks, de regering voor de antwoorden op hun vragen en tevens voor het bij de memorie van
antwoord voegen van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit justitiële
en strafvorderlijke gegevens en de daarbij behorende nota van toelichting. Over dit
ontwerpbesluit hebben deze leden nog enkele vragen.
De regering erkent in het ontwerpbesluit een nationale kop te hebben gezet op artikel
10 van de richtlijn door de uitwisseling van gegevens niet te beperken tot veroordelingen.
In de memorie van antwoord lezen de aan het woord zijnde leden dat de regering deze
nationale kop overweegt door onder justitiële gegevens ook sepotgronden te laten vallen.2 Deze leden lezen in het ontwerpbesluit echter dat voorgesteld wordt artikel 35 lid
2 van het besluit als volgt te formuleren: «Justitiële gegevens die betrekking hebben
op een misdrijf bedoeld in de artikelen 240b, 242 tot en met 250 en 273f van het Wetboek
van Strafrecht, worden desgevraagd verstrekt aan de centrale autoriteit van een andere
lidstaat ten behoeve van een procedure die verband houdt met het aannemen van personeel
voor activiteiten waarbij de betrokkene rechtstreeks en geregeld in aanraking komt
met kinderen». Dit is een buitengewoon ruime formulering, daar waar de richtlijn zich
beperkt tot onherroepelijke strafrechtelijke veroordelingen. Naast alle sepotgronden
met uitzondering van sepot 01 en sepot 09 vallen daar strafbeschikkingen onder. Wat
kan nog meer vallen onder «justitiële gegevens die betrekking hebben op» een misdrijf
als bedoeld in de genoemde artikelen? Graag een zo compleet mogelijk overzicht.
De autoriteit van een ander land die Nederlandse gegevens over een werknemer opvraagt,
mag zelf die gegevens niet inhoudelijk beoordelen. Deze zal dus een sollicitant moeten
afwijzen op grond van gegevens die in zijn eigen land niet tot afwijzing zouden leiden.
Een vraag die direct met de ruimere verstrekkingsmodaliteit samenhangt, is hoe deze
ongelijke behandeling te rijmen is met de Europese spelregels en het EVRM. De leden
van de SP-fractie, alsmede die van de fractie van de PvdA en GroenLinks, vernemen
graag de reactie van de regering.
De regering vermeldt in de nota van toelichting dat de voorgestelde wijziging van
het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens voor advies is voorgelegd aan
de Afdeling advisering van de Raad van State en het College bescherming persoonsgegevens
(Cbp). Zien de aan de woord zijnde leden het goed dat deze adviezen betrekking hebben
op de eerste versie van het ontwerpbesluit waarin het begrip justitiële gegevens nog
beperkt was tot de gegevens die betrekking hebben op een onherroepelijke strafrechtelijke
veroordeling? Zo ja, is de regering bereid de huidige versie alsnog aan het Cbp voor
te leggen?
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie zien de reactie van de
regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Duthler
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Dooren