33 576 Natuurbeleid

34 985 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten in verband met de overgang van de Wet natuurbescherming naar de Omgevingswet (Aanvullingswet natuur Omgevingswet)

T BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2020

Bij de brief aan uw Kamer over het uitvoeringsprogramma Natuur (Kamerstuk 33 576 / 34 985, R) is ongelukkigerwijs de CW 3.1 bijlage niet meegezonden. Middels deze brief zend ik de bijlage alsnog met het verzoek deze bij de brief aan uw Kamer te voegen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Bijlage Onderbouwing en Evaluatie van het Uitvoeringsprogramma Natuur(CW 3.1.)

Uitvoeringsprogramma natuur DGNVLG-NP / 20282379

Onderdeel

Toelichting

Nagestreefde doelen

Naast het nemen van bronmaatregelen zijn investeringen in natuurverbetering en -herstel van belang om de gunstige staat van instandhouding van VHR-soorten en habitats te bereiken. Het programma Natuur geeft bovenop het Natuurpact een extra impuls. Hierbij richt het programma zich op het realiseren van de condities die nodig zijn voor een landelijk gunstige staat van instandhouding op locaties waar sprake is van een te hoge stikstofdepositie voor habitats en leefgebieden van stikstofgevoelige soorten. Hierbij is de ambitie om in 2030 70% van de condities op orde te hebben.

Ingezette Beleids(instrumenten)

Voor het bereiken van de doelen wordt een samenhangend pakket van maatregelen ingezet dat gericht is op stikstofreductie, natuurversterking en verbetering van natuur, en meer natuurinclusieve ruimtelijke inrichting. Het uitvoeringsprogramma maakt hiervoor gebruik van een programmatische aanpak om de ambitie te realiseren. Een ander belangrijk instrument is de gebiedsgerichte aanpak. Via deze wijze zal het merendeel van de middelen ingezet worden. De middelen worden middels een specifieke uitkering (SPUK) aan de provincies uitgekeerd. Uitwerking hiervan zal in de eerste maanden van 2021 plaatsvinden. De uitgangspunten van het uitvoeringsprogramma zijn leidend bij deze uitwerking.

Financiële gevolgen voor het Rijk

Voor 2021 € 200 mln., voor 2022 € 250 mln., vanaf 2023 t/m 2030 € 300 mln. per jaar. Deze middelen staan gereserveerd op de LNV-begroting.

Financiele gevolgen voor maatschappelijke sectoren – als van toepassing

n.v.t.

Nagesteefde doeltreffendheid

De kern van het uitvoeringsprogramma is systeemherstel middels een gebiedsgerichte aanpak. Door vooral te investeren in systeemherstel verbeteren de condities in de Natura 2000-gebieden, maar ook rondom een Natura 2000-gebied. Hierdoor wordt een robuust systeem gecreëerd, waar de beschermde soorten en habitats beter tegen een stootje kunnen. Via de gebiedsgerichte aanpak worden ook nadrukkelijk andere functies/ sectoren betrokken bij de aanpak. Dit leidt tot maatregelen die ecologisch zinvol zijn en maatschappelijk gedragen. Het PBL heeft de quick scan intensivering natuurmaatregelen (24 april 2020) berekend dat het type maatregelen waaruit het programma zal worden opgebouwd naar verwachting doeltreffend zijn om het VHR-doelbereik met 5–7% te verbeteren. Het programma heeft een adaptieve aanpak. Hierbij zijn voor de eerste drie jaar reeds concrete maatregelen geprogrammeerd en wordt op basis van een evaluatie in het tweede jaar voor de resterende periode in maatregelen voorzien. Bij deze evaluatie worden de uitkomsten van de actualisatie doelensystematiek betrokken, de gebiedsanalyses en gebiedsprocessen. Op deze wijze wordt de doeltreffendheid van de maatregelen geborgd.

Nagestreefde doelmatigheid

In het uitvoeringsprogramma zijn uitgangspunten opgenomen voor het programma. Deze uitgangspunten geven oa invulling aan de doelmatigheid. Door middel van dynamisch programmeren wordt gestreefd alle middelen in te zetten. Zo moeten maatregelen zich richten op overbelaste, stikstofgevoelige N2000-gebieden; zijn maatregelen additioneel op het natuurpact en moeten ze kosten-efficiënt zijn. Het uitvoeringsprogramma wordt gefaseerd uitgevoerd. Het Rijk en provincies hebben daarom in het uitvoeringsprogramma afspraken gemaakt over de toekenning van middelen voor maatregelen die in de eerste drie jaar tot uitvoering komen. Het doortrekken van deze afspraken naar de volgende fasen geeft een indicatie voor de langjarige programmering van de financiering. Indien nodig kunnen in het derde jaar de financiële afspraken op basis van monitoring en evaluatie worden bijgesteld.

Evaluatieparagraaf (of en hoe)

Onder het uitvoeringsprogramma wordt een monitoringsprogramma ingericht. Dit bestaat iig uit de reeds bestaande monitoring. De monitoring zal zich richten op drie niveaus, voortgang en effect van de maatregelen, het te realiseren doelbereik en op de omgevingscondities. Dit is zowel landelijk als gebiedsgericht. Daar waar de monitoring nog niet is ingevuld naar de behoefte van het programma zal extra monitoring worden ingericht.

De financiële middelen voor het programma worden gekoppeld aan de fasering. Na twee jaar zal een eerste evaluatiemoment plaatsvinden van het programma, waarna besluitvorming plaats zal vinden over de volgende fase. In het zesde jaar volgt een volgend evaluatiemoment.

Bij de evaluatie zal met tussendoelen de voortgang gevolgd worden. Tussendoelen voor natuurherstel en -verbetering zullen in elk geval betrekking hebben op het tempo en de tijdige uitvoering van de maatregelen in het programma. Aanvullend kunnen we kiezen voor tussendoelen gericht op de effecten van de maatregelen, waarbij, bijvoorbeeld met gebiedsspecifieke procesindicatoren, het herstel wordt aangegeven. Dit geeft een vroegtijdige indicatie van de daadwerkelijke uitwerking van effecten.

Naar boven