33 576 Natuurbeleid

Nr. 375 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 23 mei 2024.

De wens om over de voorgenomen voordracht voor de vast te stellen ministeriële regeling nadere inlichtingen te ontvangen kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden van de Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 22 juni 2024.

De voordracht voor de vast te stellen ministeriële regeling kan niet eerder worden gedaan dan op 23 juni 2024 dan wel binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2024

Hierbij bied ik uw Kamer het ontwerp aan van een ministeriële regeling houdende de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur 2e fase. Ik geef daarmee uitvoering aan artikel 4.10, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 (Cw).

De Regeling specifieke uitkering Programma Natuur 2e fase voorziet in de verstrekking van een specifieke uitkering aan provincies, voor het verbeteren van de condities die nodig zijn voor het herstel van stikstofgevoelige habitats en stikstofgevoelige leefgebieden van soorten in Natura 2000-gebieden en natuurgebieden buiten Natura 2000-gebieden, behorend tot het Natuurnetwerk Nederland. Op grond van de voorliggende regeling worden financiële middelen beschikbaar gesteld voor een tweede fase (2024–2030), waarbij de provincies de maatregelen mogen uitvoeren in de periode 2024–2032. Het Programma Natuur is onderdeel van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering (Psn).

In de specifieke uitkering voor de 2e fase was reeds voorzien met het Uitvoeringsprogramma Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 216). Met de specifieke uitkering kunnen voorts middelen aan de provincies worden verstrekt ten behoeve van de aanleg van bos in het kader van boscompensatie. Het gaat hierbij om bosgebied dat vanaf 1 januari 2017 of dat vóór 2030 nog gekapt gaat worden ten behoeve van het behalen van de instandhoudingsdoelen in Natura 2000-gebieden.

Met het Programma Natuur werken Rijk en provincies gezamenlijk aan vermindering van de negatieve gevolgen van overmatige stikstofdepositie op de natuur en ter bevordering van de biodiversiteit. Het programma draagt hierdoor bij aan de weerbaarheid en het aanpassingsvermogen van de natuur (robuuste natuur) en daarmee aan het realiseren van de landelijke doelstelling van een gunstige staat van instandhouding overeenkomstig de Habitatrichtlijn voor de stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten. Hierdoor worden ook de mogelijkheden in de toekomst vergroot voor de uitvoering van projecten, die stikstofemissie veroorzaken.

Voor de 2e fase Programma Natuur zal, conform het Uitvoeringsprogramma Natuur, opgavegericht gestuurd worden en wordt ingezet op maatregelen ten behoeve van systeemherstel van stikstofgevoelige natuur. Hierbij maken provincies gebruik van recent opgesteld natuurdoelanalyses (NDA’s) en adviezen van de Ecologische Autoriteit, die aan de hand van drukfactoren inzichtelijk maken wat nodig is om tot systeemherstel te komen. Provinciale uitvoeringsprogramma’s omvatten maatregelpakketten die tot doel hebben om natuurcondities te bevorderen en relevante drukfactoren te verminderen/weg te nemen.

Voor de te bekostigen maatregelenpakketten uit de provinciale uitvoeringsprogramma’s in de tweede fase van het Programma natuur geldt een prioritaire volgorde. Het nemen van maatregelen ten behoeve van het tegengaan van verslechtering en maatregelen voor habitattypen of leefgebieden van soorten met een zeer ongunstige staat van instandhouding hebben prioriteit. Daarbij moeten de maatregelen gericht zijn op overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. De provincies hebben de ruimte om een beperkt deel van de toegekende middelen te investeren in het verbeteren van natuurcondities ten behoeve van stikstofgevoelige natuur, die is gelegen buiten de overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Op deze wijze zetten Rijk en provincies in op natuurherstel daar waar het meest urgent is.

De regeling is in afstemming met de provincies opgesteld en door deze getoetst op uitvoerbaarheid.

De voorhangperiode duurt 30 dagen. Ik zal bijgaande regeling niet eerder vaststellen dan op 24 juni 2024.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven