Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2024
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de publicatie van het rapport Geactualiseerd landelijk overzicht van vogelsoorten met concentraties van (inter)nationaal
belang. Daarnaast informeer ik via deze brief uw Kamer over de aanleiding voor het opstellen
van dit rapport en de vervolgstappen die ik zal nemen in de voorbereiding van het
bijbehorende vervolgtraject.
Aanleiding
In 2019 is de laatste Nederlandse versie van het internationale Important Bird Areas
(IBA) rapport uitgebracht. Het IBA-rapport geeft een overzicht van de belangrijkste
Nederlandse gebieden voor vogels onder de Vogelrichtlijn. Door verder ontwikkelde
inzichten ten aanzien van de criteria voor het identificeren van belangrijke concentraties
van vogelsoorten en het ontbreken van gegevens voor weidevogels, was een aanvulling
noodzakelijk. Sovon Vogelonderzoek Nederland (Sovon) heeft daarom in opdracht van
het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een nieuw rapport geschreven.
Dit rapport geeft een actueler en completer overzicht van de Nederlandse situatie,
met name op basis van data die uit bestaande bronnen komt. In het nieuwe rapport staat
per soort een overzicht van de belangrijkste plekken waar de vogels voorkomen. Deze
plekken bevinden zich zowel binnen als buiten beschermde natuurgebieden.
Nederland is als lidstaat van de Europese Unie verplicht om een groot deel van de
vogelsoorten in het land te beschermen. Door de soorten te beschermen in Vogelrichtlijngebieden,
zorgen we ervoor dat de populaties gezond blijven en dat er geen soorten verdwijnen.
Het IBA-rapport uit 2019 liet al zien dat er nieuwe belangrijke gebieden voor vogels
zijn die buiten de bestaande Vogelrichtlijngebieden vallen. Er moet daarom opnieuw
gekeken worden naar de bescherming van de vogels in Nederland. De resultaten van dit
nieuwe rapport gaan daarbij helpen.
Aanpak voorbereidingen
Ik ga samen met de andere voortouwnemers, zoals de provincies, de resultaten van het
rapport en de opties voor een vervolgtraject verder bestuderen. Het is daarbij van
belang dat Nederland de nodige maatregelen treft om de vogels genoeg bescherming en
herstelmogelijkheden te bieden. In de gebiedsprocessen vindt dit plaats in nauwe samenwerking
met de stakeholders in die gebieden. Beschermende maatregelen bestaan bijvoorbeeld
uit de extra areaalopgave voor natuur zoals opgenomen in het ontwerp Nationaal Programma
Landelijk Gebied, de doorontwikkeling van Groenblauwe diensten, ook wel Ecosysteemdiensten
genoemd, beheermaatregelen gericht op behoud van leefgebied en eventueel waar nodig
ook het aanwijzen van Vogelrichtlijngebieden.
Bij de voorbereidingen voor het vervolgtraject worden de criteria voor het selecteren
van Vogelrichtlijngebieden herzien. Dit is nodig, omdat de huidige set criteria verouderd
is en juridisch niet meer voldoet. Gebruik van de oude criteria zou ervoor zorgen
dat er ook focus ligt op soorten waar het goed mee gaat. Daardoor is er minder aandacht
voor de soorten waar het slecht mee gaat. Door de criteria aan te passen, gaat de
meeste aandacht in een vervolgtraject naar soorten die extra bescherming nodig hebben
en wordt de opgave beter uitvoerbaar. Daarbij moet uiteraard rekening worden gehouden
met de eisen die vanuit de rechtspraak worden gesteld. Gebieden worden niet aangewezen
als dit op ecologisch en juridisch vlak niet nodig is.
Over de vraag welke vogelsoorten moeten worden beschermd in Vogelrichtlijngebieden,
lopen op dit moment zowel bij de Raad van State als bij het Europese Hof van Justitie
rechtszaken. De uitspraken in deze rechtszaken zullen duidelijker maken wat Nederland
moet doen om de soorten volgens de Vogelrichtlijn goed te beschermen. Deze informatie
wordt meegenomen bij de voorbereidingen voor de herziening van de criteria voor gebiedsaanwijzing.
Het bestuurlijk vaststellen van nieuwe selectiecriteria en daarmee mogelijk ook het
aanwijzen van nieuwe Vogelrichtlijngebieden, is aan het volgende kabinet. Als er eerder
relevante ontwikkelingen zijn rond dit onderwerp, zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.
De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink