33 576 Natuurbeleid

35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 358 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2023

Op verzoek van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) rapporteert een onafhankelijk consortium bestaande uit het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Wageningen University & Research (WUR) periodiek over de voortgang van de stikstofreductie en natuurverbetering.

Op 26 oktober 2023 publiceert het RIVM namens dit consortium de monitoringsrapportage: «Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2023». Deze rapportage, die is toegevoegd als bijlage, beschrijft jaarlijks de ontwikkeling van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden, de invloed van beleidsmaatregelen en recente wetenschappelijke inzichten. De prognoses in het rapport zijn gebaseerd op de geraamde emissiecijfers van de Klimaat en Energieverkenning (KEV) 2022 en het vastgestelde, voldoende geconcretiseerde beleid tot en met 1 mei 2022.

Uitkomsten Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2023:

Uit de rapportage blijkt dat op basis van de resultaten de verwachting is dat de wettelijke omgevingwaarden voor stikstofreductie voor komende jaren niet gehaald zal worden met het op 1 mei 2022 vastgestelde en voorgenomen beleid. Mede door het herzien van de Kritische Depositie Waarden (KDW) neemt de raming van het percentage areaal onder de KDW fors af (Kamerstukken 33 576 en 35 334, nr. 354). De cijfers ten opzichte van de rapportage in 2022: in 2025 van 39 naar 29 procent en in 2030 van 43 naar 30 procent. In de rapportage is nog geen rekening gehouden met een aantal nieuwe ontwikkelingen vanaf mei 2022, zoals de aanpak piekbelasting, het vervallen van de derogatie en het Nationaal Programma Landelijk Gebied.

Vertraging WSN rapportages en beperkt beeld natuurrapportage

Betreffende de rapportages over voortgang, gerealiseerde en verwachte (sociaaleconomische) effecten (rapportage 2), haalbaarheid en betaalbaarheid van de bron- en natuurmaatregelen van het Programma stikstofreductie en natuurverbetering (Psn, rapportage 3): de rapportages zullen niet eind dit jaar, maar in januari 2024 uitgebracht worden. Als gevolg van de hoeveelheid werk dat al bij het consortium belegd is, zijn de rapportages met een maand vertraagd. Rapport 2 gaat in op de (verwachte) effecten van de bronmaatregelen van het Psn, hierin worden concrete beleidsmaatregelen tot 1 mei 2023 meegenomen, zoals de maatregelen van de aanpak piekbelasting en het vervallen van de derogatie. De rapportage over de natuurmaatregelen (maatregelen van Programma Natuur) zal een minder compleet beeld geven dan gehoopt. Zoals ik u ook voor de zomer heb laten weten, wordt er gewerkt aan een verbeterprogramma voor de natuurmonitoring (Kamerstuk 33 576, nr. 352). De daadwerkelijke uitwerking van deze verbeteringen van de monitoring kost tijd en komt te laat om in deze rapportagecyclus al de vruchten van te kunnen plukken, ondanks de inspanningen van de voortouwnemers om alle beschikbare data beschikbaar te stellen. Door het ontbreken van voldoende bruikbare gegevens over de natuurmaatregelen zal het consortium geen uitspraak doen over de voortgang van de ingezette natuurmaatregelen in het kader van het Psn. De inzichten uit de natuurdoelanalyses zijn echter wel beschikbaar en worden als onderdeel opgenomen in de gebiedsprogramma’s om richting te geven aan deze benodigde aanvullende maatregelen voor het halen van de doelen voor natuur, water en klimaat.

Bijsturing noodzakelijk

Ondanks het beperktere beeld van de uitvoering en effecten van natuurmaatregelen in de WSN-rapportages, kan op grond van de natuurdoelanalyses worden gesteld dat in veel gebieden de natuur er niet goed voorstaat en zijn aanvullende maatregelen snel nodig zijn omdat verslechtering in veel gebieden niet is uit te sluiten. Daarom heb ik eerder al ingezet op aanvullende maatregelen, waaronder de aanpak piekbelasting en de gebiedsprogramma’s in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Ook blijf ik onverminderd op zoek naar aanvullende maatregelen. Conform de motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk 35 334, nr. 273) werk ik voor de formatie verschillende maatregelen uit waarmee de omgevingswaarde voor 2025 kan worden gehaald.

De uitkomsten uit het rapport en de natuurdoelanalyses benadrukken de noodzaak voor het beschikbaar komen van de middelen van het Transitiefonds, voor de financiering van koplopertrajecten van gebiedsprogramma’s» en de eerste maatregelpaketten uit de gebiedsprogramma’s, waar in 2024 mee gestart kan worden. Het is daarbij van belang dat er niet alleen gericht moeten worden op stikstofreductie, maar ook op de andere drukfactoren die aangepakt moeten worden zoals verdroging. Dit onderstreept het belang van de integrale aanpak die via het NPLG wordt vormgegeven.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven