33 566 Financieel en sociaal-economisch beleid

Nr. 67 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2014

Het is een jaar geleden dat kabinet en sociale partners het Sociaal Akkoord hebben gesloten (Kamerstuk 33 566, nr. 15). Een goed moment om de gemaakte afspraken te beschouwen in het licht van waar we nu staan. Dit is ook toegezegd in het algemeen overleg arbeidsmarktbeleid van 12 maart jl.

Tweeledige opdracht: vertrouwensherstel en versterking arbeidsmarkt

Het kabinet is in het najaar van 2012 aangetreden onder zeer zware omstandigheden. Alle sociaal-economische seinen stonden op rood, toen al voor het vierde jaar op rij. Het ontbrak aan vertrouwen, zowel bij burgers als in het bedrijfsleven. Een neerwaartse spiraal die moest worden doorbroken. Er werden concrete acties gevraagd om de oplopende werkloosheid te dempen en uiteindelijk te stoppen. Tegelijkertijd waren structurele aanpassingen op de arbeidsmarkt noodzakelijk, waardoor werkzekerheid meer centraal zou komen te staan. Kortom: het kabinet stond voor de opdracht het economisch tij op korte termijn te keren en de arbeidsmarkt op langere termijn te versterken.

Met het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 hebben kabinet en sociale partners de handen ineen geslagen teneinde vertrouwen te herstellen. Met gerichte stimuleringsmaatregelen voor jongeren en ouderen en een sectorale aanpak is ingezet op behoud van werkgelegenheid. Tegelijk zijn afspraken gemaakt over structurele aanpassingen van het ontslagrecht, de WW, flexibele arbeid en de onderkant van de arbeidsmarkt. Aanpassingen die worden doorgevoerd als naar verwachting de economie weer aan het herstellen is. Aanpassingen die jaren – en soms decennia – in discussie zijn geweest en eerder nooit op draagvlak konden rekenen.

Zowel werkgevers als vakbeweging zijn met het algemeen belang voor ogen bereid geweest tot vergaande stappen. Eens te meer was dit het geval toen met de begrotingsafspraken 2014 bleek dat er alsnog 6 miljard extra moest worden bezuinigd en bovendien enkele onderdelen van het akkoord versneld moesten worden ingevoerd teneinde ook politiek draagvlak te verkrijgen. Deze versnelling lijkt goed aan te sluiten bij het eerder dan verwacht aantrekken van de economie. Veel rode seinen worden oranje en sommigen zelfs groen. Maar laat het duidelijk zijn: de werkloosheid staat nog op rood en dat zal nog enige tijd zo blijven. Het vergt een voortdurende inspanning om zoveel mogelijk mensen op of dichtbij de arbeidsmarkt te houden en de oplopende werkloosheid te dempen.

Tijdelijke maatregelen om mensen op of dicht bij de arbeidsmarkt te houden

Sectorplannen

Met de in het Sociaal Akkoord afgesproken sectorale plannen nemen werkgevers en werknemers maatregelen om de instroom van jongeren te bevorderen, vakkrachten te behouden en om werknemers die hun baan dreigen te verliezen van werk naar werk te begeleiden. Omdat niet alle sectoren en regio’s in dezelfde mate en op dezelfde wijze door de crisis worden getroffen, is maatwerk per sector of regio nodig. Door cofinanciering van maatregelen in sectorplannen ondersteunt het kabinet de inspanningen van sociale partners. Overigens wordt met de sectorplannen geïnvesteerd in de infrastructuur van de arbeidsmarkt, hetgeen ook voor de langere termijn van belang is.

In de eerste tranche zijn 37 plannen ingediend. Vervolgens heeft een zorgvuldige beoordeling plaatsgevonden, mede op basis van vaak nog intensieve contacten met de aanvragers. Inmiddels zijn 8 plannen definitief goedgekeurd: bouw, uitzendbranche, welzijn/jeugdzorg/kinderopvang, procesindustrie, schilders/onderhoud/afbouw, transport en logistiek, ict en primair onderwijs. Het streven is dat alle aanvragers binnen enkele weken duidelijkheid zullen krijgen.

Per 1 april is de tweede tranche geopend waarin partijen aanvragen voor cofinanciering kunnen indienen; inmiddels zijn 9 plannen ingediend. Dit aanvraagtijdvak loopt tot 31 mei. Bij de begrotingsafspraken 2014 is afgesproken dat vanaf de tweede tranche de middelen voor cofinanciering voor ten minste een derde gebruikt moeten worden voor bestrijding van jeugdwerkloosheid en bovendien dat afspraken over vervroegde uittreding niet langer voor cofinanciering in aanmerking komen. Over de voortgang rondom de sectorplannen zal ik uw Kamer nog in het voorjaar uitgebreid rapporteren.

Jongeren

Het sterkere accent in de sectorplannen op de bestrijding van jeugdwerkloosheid onderstreept de sociale en economische noodzaak van het betrekken van jongeren. Voorkomen moet worden dat jongeren op een onoverbrugbare achterstand komen te staan. Het kabinet geeft dan ook de hoogste prioriteit aan de startpositie van jongeren. Jongeren zitten op school, hebben werk of volgen een traject daar naar toe. Bemiddeling en begeleiding van jongeren gebeurt vooral in de regio’s, omdat gemeenten met kennis van de lokale en regionale situatie gepaste ondersteuning kunnen bieden. Met het Sociaal Akkoord is hiervoor ter ondersteuning in totaal 25 miljoen extra ter beschikking gesteld voor 2013 en 2014 en zijn 35 regionale plannen opgesteld. Aldus ondersteunt het kabinet zowel een regionale als sectorale aanpak van de jeugdwerkloosheid. Daarnaast is voor de schooljaren 2013–2014 en 2014–2015 in totaal 25 miljoen ter beschikking gesteld voor het programma SchoolEx 2.0.

Met de brief van de Ministers van SZW en OC&W van 4 april jl. (Kamerstuk 29 544, nr. 513) is uw Kamer uitgebreid over de aanpak van de jeugdwerkloosheid geïnformeerd. De komende periode wil het kabinet nadrukkelijk investeren in de kwaliteit van het onderwijs, de aansluiting met de vraag op de (regionale) arbeidsmarkt en vergroten van de instroom in de techniek. Daarbij zal speciale aandacht uitgaan naar migrantenjongeren, waarbij de ambassadeur Aanpak jeugdwerkloosheid een belangrijke rol zal spelen. Met ingang van 1 juli 2014 wordt een premiekorting ingevoerd voor werkgevers die een jonge uitkeringsgerechtigde in dienst nemen. Bij de begrotingsafspraken is hiervoor 300 miljoen gereserveerd.

Ouderen

Ook voor ouderen is het in crisistijd extra lastig weer aan het werk te komen. Voor 55-plussers dreigt dan het gevaar dat langer durende werkloosheid een snel oplopende afstand tot de arbeidsmarkt betekent. Met het Sociaal Akkoord is in totaal 67 miljoen extra ingezet voor 2013 en 2014 ter bestrijding van werkloosheid onder ouderen. Door het UWV is het Actieplan 55pluswerkt opgesteld, waarbij de extra middelen worden ingezet voor netwerkbijeenkomsten, adviseurs, inspiratiedagen, scholingsvouchers en plaatsingsfees. Uw Kamer is hierover bij brief van 2 december 2013 (Kamerstuk 29 544, nr. 497) geïnformeerd, waarbij ook is ingegaan op andere ondersteunde maatregelen. In het 30-ledendebat van 1 april jl. is geconstateerd dat de resultaten van het Actieplan 55pluswerkt tot op heden tegenvallen. Uw Kamer is toegezegd dat het UWV en de uitzendbranche hierop zullen worden aangesproken en dat de Kamer voor de zomer nader zal worden geïnformeerd.

Op langere termijn is de inzet dat ouderen gezond en gemotiveerd kunnen doorwerken tot aan de (oplopende) AOW-leeftijd. In de Beleidsagenda 2020 heeft de Stichting van de Arbeid afgesproken dat de gemiddelde arbeidsparticipatie van 55-plussers rond 2020 niet meer mag verschillen van die van 55-minners. Dit vergt investeringen in duurzame participatie in cao’s en met name in bedrijven zelf. Zowel de ontwikkelingen in cao’s als in de bedrijven worden gemonitord en uw Kamer wordt hierover jaarlijks geïnformeerd, het meest recent bij brief van 2 december 2013 (Kamerstuk 29 544, nr. 491). Het blijkt dat de investeringen in duurzame participatie gedurende de crisis op peil zijn gebleven, maar dat er nog extra inspanningen nodig zijn om de doelstelling van de Stichting van de Arbeid in 2020 te realiseren. Met het aantrekken van de economie komt daar ook meer ruimte voor.

Structurele maatregelen ter versterking van de arbeidsmarkt

Wet werk en zekerheid

Met de Wet werk en zekerheid (Kamerstukken 33 818)wordt het fundament gelegd voor de arbeidsmarkt van de 21e eeuw. Een arbeidsmarkt met een activerender, eerlijker en eenvoudiger ontslagrecht, een actieve bescherming tegen werkloosheid en een beter evenwicht tussen vaste en flexibele arbeid. Met de begrotingsafspraken 2014 is de invoering van de ontslag- en de flexmaatregelen een half jaar versneld. Dit betekent dat de flexmaatregelen per 1 juli 2014 zullen ingaan, met uitzondering van de aanpassing van de ketenbepaling (1 juli 2015). De ontslagmaatregelen zullen per 1 juli 2015 ingaan en de WW-maatregelen per 1 januari 2016, met uitzondering van de aanpassing passende arbeid en invoering van inkomensverrekening (1 juli 2015).

Op 18 februari jl. is het wetsvoorstel door uw Kamer aangenomen en met vertrouwen wordt uitgezien naar de komende discussie in de Eerste Kamer. De inbreng van de Eerste Kamer wordt medio april verwacht.

Ook sociale partners zijn druk bezig de afspraken over werk en zekerheid nader vorm te geven. Ten eerste door uitvoering te geven aan hun Beleidsagenda 2020, waarbij voorkomen van werkloosheid en bieden van werkzekerheid door investeringen in duurzame inzetbaarheid centraal staan. Ten tweede wordt in SER-verband nader bezien wat de consequenties zijn van de afspraken uit het sociaal akkoord voor de infrastructuur van de arbeidsmarkt en de bijbehorende verantwoordelijkheidsverdeling, ook in financiering van de WW. Naar verwachting zal het advies voor de zomer worden aangeboden en uw Kamer kan dan na de zomer een reactie van het kabinet tegemoet zien. Ten derde zal de Stichting van de Arbeid voor de zomer nader adviseren over arbeidsrelaties waarbij de arbeid bij een werkgever wordt verricht door tussenkomst van een derde, de zogenoemde «driehoeksrelaties».

Aanpak schijnconstructies

Het kabinet bestrijdt de oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden met een brede aanpak van schijnconstructies. De inzet is om schijnzelfstandigheid te bestrijden, ontduiking van het minimumloon en cao’s aan te pakken en misbruik van A1-verklaringen, postbusondernemingen, migratieconstructies en gefingeerde dienstverbanden tegen te gaan. In het wetsvoorstel Wet aanpak schijnconstructies zal ik concrete maatregelen presenteren om oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden beter te kunnen bestrijden. Belangrijkste maatregel is de invoering van de civielrechtelijk ketenaansprakelijkheid voor loon. Het doel hiervan is dat opdrachtgevers zich inspannen voor een bonafide aanbestedingsketen waarin gelijk werk gelijk wordt beloond. Werknemers krijgen meer mogelijkheden om – bij onderbetaling – het loon waar zij recht op hebben te verhalen op de werkgever of hogere schakels in een keten. Andere onderdelen van het wetsvoorstel zijn bijvoorbeeld het versterken van de publiekprivate samenwerking en gegevensuitwisseling bij de (cao-)handhaving en betere handhaafbaarheid van het wettelijk minimumloon. Mijn streven is om dit wetsvoorstel zo snel mogelijk na het zomerreces aan uw Kamer aan te bieden.

Pensioenen

Met het Sociaal Akkoord is 250 miljoen structureel beschikbaar gesteld teneinde te kunnen komen tot een voor alle partijen aanvaardbare aanpassing van het Witteveenkader. Het afgelopen jaar is intensief overlegd met sociale partners, de pensioenwereld en oppositiepartijen. Dit heeft – ondanks het feit dat met sociale partners uiteindelijk geen overeenstemming kon worden bereikt – geleid tot de Wet verlaging maximumopbouw en -premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen, die op 6 maart jl. door uw Kamer is aangenomen. Op korte termijn wordt de behandeling in de Eerste Kamer verwacht; de memorie van antwoord is op 7 april jl. – samen met de Staatssecretaris van Financiën – verzonden.

Een volgende belangrijke stap is het wetsvoorstel financieel toetsingskader dat zich richt op een betere borging van het opgebouwde pensioenvermogen voor de korte en middellange termijn. Het wetsvoorstel is naar de Raad van State gestuurd; zie de brief van 4 april jl. (Kamerstuk 32 043, nr. 205).

Participatiewet

Uitgangspunt bij het sociaal akkoord was dat het normaal wordt dat bedrijven mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen. Belangrijke verschillen met de door het vorige kabinet voorgenomen Wet werken naar vermogen zijn een spreiding van de bezuinigingen, de afspraak met werkgevers over extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking, de mogelijkheid van beschut werk, loonkostensubsidie en de oprichting van regionale werkbedrijven. Met het sociaal akkoord is er een breed draagvlak voor de maatregelen. Met de begrotingsafspraken 2014 is de beoordeling of de quotumwet in werking moet treden vervroegd naar eind 2015 en is er sprake van een verdubbeling (naar 5.000) van het aantal mensen met een beperking dat in 2014 in de marktsector aan het werk moet komen.

Op 20 februari jl. is het wetsvoorstel Participatiewet (Kamerstukken 33 161) in uw Kamer aangenomen. Naar verwachting zal de behandeling in de Eerste Kamer voor het zomerreces plaatsvinden. Intussen wordt in de Werkkamer gewerkt aan de totstandkoming van de 35 regionale werkbedrijven, zodat deze hun belangrijke rol kunnen spelen bij invoering van de wet per 1 januari 2015. In de regionale werkbedrijven werken gemeenten, UWV en sociale partners samen om mensen met een arbeidsbeperking te plaatsen op de extra banen bij werkgevers.

Sociale partners en gemeenten zullen hun verantwoordelijkheid op de arbeidsmarkt verdergaand oppakken. De rol van sociale partners bij werknemersverzekeringen zal worden versterkt, waarbij de (decentrale) overheid maximaal zal ondersteunen. Gemeenten krijgen het voortouw en de regie op een breed sociaal terrein, waaronder een deel van de sociale voorzieningen. Hierbij is actieve ondersteuning door sociale partners onontbeerlijk.

Heel belangrijk is de afspraak uit het sociaal akkoord dat werkgevers garant staan voor in totaal 125.000 extra banen, 100.000 in de marktsector en 25.000 in de overheidssector. Banen voor mensen met een arbeidsbeperking die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen en vallen onder de doelgroep van de Participatiewet, Wajongers en mensen met een Wsw-indicatie op de wachtlijst. Met het oog hierop moeten in alle cao’s voor deze doelgroep reguliere loonschalen worden opgenomen tussen wml en 120% wml, zodat mensen die zijn aangewezen op loonkostensubsidie ook werkelijk op wml-niveau kunnen instromen. Sociale partners hebben drie jaar de tijd de cao’s hier zo nodig op aan te passen. Daarbij geldt dat ultimo 2015 55% van de cao’s hieraan moet voldoen, ultimo 2016 85% en ultimo 2017 100%. De Stichting van de Arbeid heeft op 21 februari jl. een aanbeveling aan cao-partijen gedaan om deze afspraak zo spoedig mogelijk te effectueren.

Arbeid en zorg

In het Sociaal Akkoord is het belang van cao-afspraken die de combinatie van arbeid en zorg ondersteunen onderstreept. Het kabinet zou bezien of dit nog verdere ondersteuning behoeft. In de brief van 12 december 2013 (Kamerstuk 32 855, nr. 15) zijn enkele nadere maatregelen aangekondigd: introductie van partnerverlof, uitbreiding van de personenkring voor kortdurend en langdurend zorgverlof en verbreding van de werkingssfeer van het langdurend zorgverlof. De nota van wijziging op het wetsvoorstel Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden zal naar verwachting nog deze maand naar uw Kamer worden gestuurd.

Conclusie

De afspraken uit het Sociaal Akkoord zijn omgezet in concrete maatregelen.

Enerzijds ondersteunende maatregelen om op korte termijn zoveel mogelijk mensen op de arbeidsmarkt te houden, anderzijds structurele maatregelen die bij een aantrekkende arbeidsmarkt inzetten op werkzekerheid. Wij zijn er van overtuigd dat de maatregelen uit het Sociaal Akkoord een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het vertrouwensherstel dat op dit moment zichtbaar is. Het Sociaal Akkoord moet de komende jaren ware betekenis krijgen; door de crisis achter ons te laten met sterke sectorplannen en door vertrouwensherstel in een moderne en rechtvaardige arbeidsmarkt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven