Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2013
Hierbij reageer ik op de vraag van het lid De Graaf (PVV), d.d. 4 juni 2013 (Handelingen
II 2012/13, nr. 90, Regeling van werkzaamheden), over het bericht dat Eneco kritiek
op windparken voor de kust afkoopt bij gemeenten. Dit naar aanleiding van berichtgeving
in NRC Handelsblad d.d. 31 mei 2013.
Vanuit mijn verantwoordelijkheid als bevoegd gezag neem ik besluiten over locaties
en vergunningen betreffende windparken, waaronder Q10 / Luchterduinen en Q4West. Ik
ben mij bewust van de spanningen die de aanleg van een windpark met zich meebrengt.
Er dient een afweging te worden gemaakt tussen de verschillende belangen, die rond
het verlenen van vergunningen spelen.
Het convenant waar in het artikel naar wordt verwezen betreft een overeenkomst tussen
de gemeenten Zandvoort, Bloemendaal en Noordwijk met Q10 Offshore Wind BV, namens
de initiatiefnemer van het park zijnde Eneco. Met het voorgenomen convenant wordt
een fonds ten behoeve van duurzame initiatieven van de betrokken gemeenten opgericht.
Het is aan het lokaal bestuur, dat gecontroleerd wordt door de gemeenteraden, om een
besluit te nemen om met een partij een overeenkomst te sluiten. Ik heb vertrouwen
in de afweging die door de betrokken gemeenten wordt gemaakt. Overigens kan en zal
het niet zo zijn dat de rechtsgang wordt belemmerd. Dat geldt voor bezwaarprocedures,
maar ook voor beroepszaken. Uitgangspunt van de Crisis- en herstelwet is dat partijen
met elkaar in overleg gaan.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus