33 552 Slachtofferbeleid

Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2017

Bij deze bied ik u het onderzoeksrapport aan: «Slachtoffers van zedenmisdrijven. Een verkenning van de overwegingen voor contact met politie en/of hulpverlening»1.

Slachtoffers van zedenmisdrijven zijn vanwege de impact van het misdrijf vaak kwetsbaar. Het is van belang dat rekening wordt gehouden met deze kwetsbaarheid en mijn beleid is er op gericht drempels voor slachtoffers om zich te melden bij politie of hulpverlening zoveel mogelijk worden weggenomen.

Ik heb dit WODC-onderzoek laten uitvoeren om te achterhalen wat de factoren en overwegingen zijn van volwassen slachtoffers van zedenmisdrijven om zich wel of niet te melden bij politie of hulpverlening. Met deze brief doe ik eveneens mijn toezegging gestand uit het wetgevingsoverleg van 15 juni 2017 (Kamerstuk 34 725 VI, nr. 12) om de Tweede Kamer te informeren over de hantering van de bedenktijd bij aangifte voor zedenslachtoffers.

Ik wil allereerst opmerken dat het kwalitatieve onderzoek beperkingen kent door het uiteindelijke beperkte aantal slachtoffers dat de onderzoekers hebben kunnen bevragen (n=30). Het onderzoek heeft hierdoor een verkennend karakter. Naast slachtoffers zijn ook enkele professionals bevraagd en is relevante literatuur bestudeerd. Het onderzoek bevat, ondanks de beperkingen, bruikbare inzichten waarmee de praktijk verder verbeterd kan worden.

Kern onderzoeksbevindingen

Het onderzoek geeft inzicht in belemmerende en stimulerende factoren voor het doen van aangifte van een zedendelict. Het beeld dat naar voren komt, is dat elk slachtoffer zijn of haar eigen verhaal. Kenmerken van het misdrijf zijn van belang voor de overwegingen van een slachtoffer. Zo is de drempel om aangifte te doen hoger als het een bekende dader betreft of als het slachtoffer onder invloed was van drugs of alcohol. Als een slachtoffer gewond is geraakt of bang is voor een seksueel overdraagbare aandoening, blijkt hulp of politie daarentegen vaker opgezocht te worden. Redenen voor slachtoffers om wel aangifte te doen zijn onder andere vergelding, het voorkomen dat de dader nog meer slachtoffers maakt, zorgen dat het geweld stopt en dat de schade verhaald kan worden. Aangifte doen kan ook helpen bij het verwerkingsproces. De omgeving van het slachtoffer blijkt daarbij een positieve invloed te hebben op de meldingsbereidheid van slachtoffers.

Daarnaast is de inschatting van de politie over de strafbaarheid en bewijsbaarheid van een zaak een belangrijke factor voor slachtoffers bij het wel of niet doen van aangifte. Professionals geven aan dat het strafproces daarna vaak een grote belasting vormt voor slachtoffers, onder andere door de lange duur van het proces en het niet kunnen krijgen van een garantie dat dit proces ook tot vervolging en straf zal leiden.

Beleidsreactie

Er is door organisaties in de strafrechtsketen de afgelopen jaren veel gedaan om meer rekening te houden met de behoeften van slachtoffers van zedenmisdrijven. In beleid en instructies van politie en het Openbaar Ministerie is bijvoorbeeld meer aandacht gekomen voor het bewerkstelligen van maatwerk. Waar in het informatieve gesprek voorheen een lange lijst met bespreekpunten werd gebruikt, die – onbedoeld- soms als checklist werd gehanteerd, is er nu een ondersteunend gespreksformat waarmee bereikt wordt dat de politie in de gesprekken meer uitgaat van de specifieke wensen en behoeften van een slachtoffer. In de Aanwijzing Zeden van het Openbaar Ministerie is meer aandacht voor de bescherming van slachtoffers tegen secundaire victimisatie waarbij specifiek gelet wordt op het beperken van het aantal ondervragingen en het vermijden van onnodige vertraging van het proces. Deze ontwikkelingen zijn overigens niet meegenomen in het onderzoek, omdat de ondervraagden langer geleden contact hadden met de politie.

Het voorliggende onderzoek bevestigt dat de door politie ingeslagen weg om elk slachtoffer zoveel mogelijk maatwerk te bieden de juiste manier is om met deze groep kwetsbare slachtoffers om te gaan. De medewerkers van het programma Zeden van politie bezoeken de zedenteams geregeld om te kijken of overal op de juiste manier uitvoering wordt gegeven aan het maatwerk en of er aanvullende maatregelen nodig zijn. Dit geldt ook voor de hantering van de bedenktijd na het informatief gesprek.

Maatwerk bij melding en aangifte

Na het informatieve gesprek tussen politie en slachtoffer krijgt het slachtoffer in principe bedenktijd over het doen van aangifte. Tijdens het informatieve gesprek wordt veel informatie verstrekt. Het is belangrijk dat het slachtoffer rustig kan nadenken over de informatie en weloverwogen kan besluiten over het wel of niet doen van aangifte. Met het slachtoffer worden afspraken gemaakt over de duur van de bedenktijd en de manier waarop contact plaatsvindt tussen de politie en het slachtoffer na afloop van de bedenktijd. De lengte van de bedenktijd is maatwerk en kan per zaak verschillen. Het uitgangspunt is dat de bedenktijd maximaal twee weken duurt en dat de politie na de afgesproken termijn in elk geval contact heeft gehad met het slachtoffer.

Het is voor het slachtoffer niet verplicht om gebruik te maken van de bedenktijd. Een slachtoffer kan ook meteen besluiten om aangifte te doen. In dat geval wordt er een afspraak gemaakt om de aangifte op te nemen. In sommige gevallen kan de aangifte zelfs meteen aansluitend op het informatieve gesprek worden opgenomen. Het doen van aangifte is dus een persoonlijke beslissing van het slachtoffer. Slachtoffers hebben veel verschillende redenen om na het informatief gesprek af te zien van het doen van aangifte.

Als een slachtoffer besluit geen aangifte te willen doen, dan is de afspraak dat politie met de officier van justitie bespreekt of de zaak ambtshalve onderzocht moet worden, bijvoorbeeld omdat de veiligheid van het slachtoffer (of toekomstige slachtoffers) in het geding is. Hierdoor is een extra controle ingebouwd, zodat wordt voorkomen dat zaken ten onrechte niet worden opgepakt.

Ik vind het vooral van belang dat slachtoffers van zedenmisdrijven zich melden bij de politie, zodat de informatiepositie van politie verbetert. Of er vervolgens aangifte wordt gedaan is een beslissing van het slachtoffer. Zoals eerder genoemd kan er in overleg met het OM ook zonder aangifte worden overgegaan tot een ambtshalve onderzoek.

Ik blijf voortdurend met politie in gesprek om scherp te houden hoe voorkomen kan worden dat zedenslachtoffers de bedenktijd als een verplichting ervaren, of dat slachtoffers ervaren dat ze ontmoedigd worden om aangifte te doen. Een negatieve ervaring zal niet in alle gevallen voorkomen kunnen worden, maar op die punten waar politie invloed op kan uitoefenen blijven we continue verbeteren.

Op behoeften gerichte voorlichting

De bevindingen inzake de belemmerende en stimulerende factoren voor de meldingsbereidheid van slachtoffers geven aanleiding in te zetten op betere voorlichting aan slachtoffers van zedenmisdrijven en hun omgeving. Ik zal in overleg met gemeenten, de politie, de Centra Seksueel Geweld (CSG) en organisaties als Slachtofferhulp Nederland (SHN) bekijken hoe slachtoffers van zedenmisdrijven en hun omgeving via gerichte voorlichting kunnen worden gestimuleerd om zich bij politie of hulpverlening te melden voor juridische en/of medische hulp. Uit het onderzoek blijkt dat slachtoffers van verkrachting vaak sterke behoefte hebben aan medische hulp, onder andere vanwege het gevaar van een geslachtsziekte en psychotrauma. Door in de voorlichting over het hulpaanbod expliciet aandacht te besteden aan deze en andere behoeften van slachtoffers kan bereikt worden dat meer slachtoffers zich melden bij politie en hulpinstanties.

Verkorten doorlooptijden

Het verkennende onderzoek geeft ook aanleiding om nog meer aandacht te besteden aan de doorlooptijden van zedenzaken. Door OM en politie is de afgelopen tijd veel geïnvesteerd in het verkorten van de doorlooptijden. Deze inspanningen hebben er toe geleid dat in bijna 80% van de gevallen de doorlooptijd van het politie-deel van het proces aanzienlijk is teruggedrongen naar de afgesproken termijn van maximaal 6 maanden na de aangifte. Dit is een forse verbetering ten opzichte van vijf jaar geleden, toen de doorloop op kon lopen tot gemiddeld anderhalf jaar per zaak. Idealiter is vervolgens de doorloop van het tweede deel van de zaak – vanaf het moment dat het dossier bij het OM ligt – ook 6 maanden: 60 dagen om de zaak te beoordelen en 4 maanden om de zaak zittingsgereed en ingepland op zitting te krijgen. Op dit moment wordt door het OM in gesprekken met experts onderzocht welke knelpunten in het strafproces nog meer kunnen worden weggenomen.

Professionele ondersteuning

Het strafproces kan een zware belasting zijn voor slachtoffers. Het is daarom belangrijk dat er voldoende professionele ondersteuning beschikbaar is. De casemanagers van SHN en de CSG’s spelen een zeer belangrijke rol bij die ondersteuning. Daarbij richten de CSG’s zich met name op de personen die zeer recent slachtoffer zijn geworden van een zedenmisdrijf. Het Ministerie van VWS heeft samen met het Ministerie van VenJ in 2016 en 2017 aan 16 gemeenten extra middelen verstrekt als overbrugging voor de structurele borging van de CSG’s in het gemeentelijk zorgaanbod per 1-1-2018. In de voortgangsrapportage van het Ministerie van VWS over geweld in afhankelijkheidsrelaties van 2 februari 2017 is aangegeven dat de VNG dit najaar een tweede rapportage oplevert over de CSG’s. Ik zal Uw Kamer naar aanleiding van deze rapportage informeren.

Onder professionele ondersteuning versta ik ook juridische ondersteuning door gespecialiseerde slachtofferadvocaten. De afgelopen jaren is in samenwerking met Slachtofferhulp Nederland en organisaties als het Landelijk Advocatennetwerk Gewelds- en Zeden Slachtoffers (LANGZS) en de letselschade-advocatuur gewerkt aan het verbeteren van de toegang van slachtoffers tot advocaten. Meer slachtoffers hebben hierdoor gebruik kunnen maken van de ondersteuning door een advocaat. Ik ga op korte termijn in gesprek met SHN en de slachtofferadvocatuur om te bekijken of de ontwikkelde werkwijze ook landelijk navolging kan krijgen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven