Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2020
Hierbij bied ik uw Kamer aan het WODC monitorrapport «Het gebruik van bewaarde kentekengegevens
in de opsporing: de wet Vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie
een jaar in werking»1.
Aanleiding
Op 1 januari 2019 is de Wet Vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie
in werking getreden. Op basis van het nieuwe artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering
(hierna aangeduid als artikel 126jj Sv) is het voor de politie en Koninklijke Marechaussee
mogelijk om door middel van daarvoor aangewezen camera’s kentekengegevens van passerende
voertuigen te registreren en op te slaan voor een periode van 28 dagen. Deze gegevens
kunnen gedurende deze periode worden ingezien ten behoeve van de opsporing van een
misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, zoals omschreven in artikel
67, eerste lid, Sv. Tevens mogen de gegevens worden gebruikt voor de aanhouding van
een voortvluchtige verdachte of veroordeelde persoon als bedoeld in artikel 564 Sv.
De wet bevat een horizon- en evaluatiebepaling. De bevoegdheid is in beginsel voor
drie jaar van kracht, tenzij bij koninklijk besluit anders wordt besloten. Binnen
die drie jaar dient een wetsevaluatie plaats te vinden.
Voorafgaand aan de wettelijk verplichte wetsevaluatie, heeft het WODC op mijn verzoek
van januari 2019 tot en met juni 2020 een eerste monitor uitgevoerd naar de wijze
waarop in de opsporing gebruik wordt gemaakt van kentekens die op basis van de wet
«Vastleggen en bewaren kentekengegevens door de politie» worden opgeslagen en welke
rol deze gegevens spelen in de opsporing. In 2021 zal een tweede monitor en de wetsevaluatie
plaatsvinden. Het onderzoeksrapport dat ik u hierbij aanbiedt betreft die eerste monitor.
Bevindingen eerste monitoring
Begin 2020 had de politie de beschikking over ongeveer 1.580 ANPR-camera’s, waarvan er 1.324 mochten worden gebruikt in het kader van artikel 126jj
Sv. In totaal ging het om ongeveer 300 ANPR-locaties die aangeduid waren als artikel
126jj Sv. In het eerste jaar werden er gemiddeld 4,3 miljoen passages per dag geregistreerd,
waarvan ongeveer de helft een uniek kenteken betrof. Dit betekent dat ieder voertuig
dat geregistreerd werd, gemiddeld twee artikel 126jj Sv ANPR-camera’s per dag passeerde.
In 2019 zijn ten behoeve van opsporingsonderzoeken in totaal 1119 verzoeken gedaan
om de 28-dagen database te mogen bevragen. Daarvan zijn er 991 in behandeling genomen.
In het eerste jaar is zichtbaar geworden dat de nieuwe opsporingsbevoegdheid vaak
relevante sturingsinformatie voor het opsporingsonderzoek oplevert.
Aan de start van een strafrechtelijk onderzoek wordt het middel snel overwogen; het
middel wordt vaak toegepast om gegevens veilig te stellen. Over het algemeen wordt
artikel 126jj Sv veelal ingezet voor delicten die zwaarder van aard zijn. Bij ernstige
misdrijven wordt de bevoegdheid frequent ingezet naast andere opsporingsmiddelen,
en bieden de gegevens en de analyses hiervan vaak ondersteunende informatie die richting
kan geven aan het onderzoek en van waarde kan zijn in de bewijsvoering. Ook kan de
bevoegdheid de inzet van andere bijzondere opsporingsbevoegdheden, zoals een observatieteam,
ondersteunen en leidt de combinatie van opsporingsmiddelen vaak tot nieuwe informatie
waarmee volgende onderzoekstappen kunnen worden gezet.
De bevindingen van de WODC-onderzoekers sluiten aan bij mijn verwachting dat artikel
126jj Sv-gegevens een meerwaarde voor de opsporingspraktijk hebben en bijdragen aan
effectieve rechtshandhaving. Op basis van dit eerste monitorjaar is het echter nog
te vroeg om definitieve conclusies te trekken over de meerwaarde van artikel 126jj
Sv binnen de opsporing. Na de tweede monitor en de wetsevaluatie in 2021 zal ik uw
Kamer informeren over de verdere beleidsimplicaties voor artikel 126jj Sv.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus