33 540 Wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in 's Rijks schatkist (verplicht schatkistbankieren)

Nr. 17 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 juli 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I, onderdeel D, komt artikel 2a, tweede lid, te luiden:

2. Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of de ingevolge artikel 2, vierde lid, uitgezonderde middelen uitzetten indien deze derivaten of uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Bij regeling van Onze Ministers worden ter zake van de uitvoering van dit lid nadere regels gesteld.

Toelichting

Op basis van het onderhavige wetsvoorstel komen de bepalingen die in artikel 2, tweede tot en met vierde lid, van de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) zijn opgenomen in het nieuwe artikel 2a te staan. Uitgaande van de veronderstelling dat decentrale overheden al hun overtollige middelen in de schatkist moeten aanhouden, zijn de in artikel 2, tweede lid, van de Wet fido opgenomen eisen die worden gesteld aan het uitzetten van middelen anders dan ten behoeve van de publieke taak en de grondslag om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen niet gehandhaafd in het nieuwe artikel 2a. Gelet op het feit dat ingevolge de tekst van het nieuwe artikel 2, vierde lid, bij ministeriële regeling middelen kunnen worden uitgezonderd van de verplichting deze aan te houden in de schatkist, waaronder de middelen die onder het drempelbedrag blijven, blijft er een zekere ruimte om middelen uit te zetten anders dan ten behoeve van de publieke taak. De mogelijkheid om aan het uitzetten van dergelijke middelen beperkingen op te leggen blijft daardoor onverminderd van betekenis. Met deze nota van wijziging worden de betreffende bepalingen uit artikel 2, tweede lid, van de Wet fido daarom alsnog gehandhaafd.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven