33 529 Gaswinning

Nr. 839 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 2021

Ik heb met belangstelling kennisgenomen van het onderzoeksrapport Voortgang en voetangels in het gaswinningsdossier; Professionals over een complex systeem1 dat op 17 januari jl. is gepubliceerd binnen het onderzoekstraject Gronings Perspectief, een samenwerking tussen de Rijksuniversiteit Groningen, GGD Groningen en het Sociaal Planbureau Groningen. Dit rapport vormt samen met onderzoeksrapport Professionals over de versterkingsoperatie; verloop en impact op bewoners en gemeenschappen2 dat op 17 december jl. is gepubliceerd een tweeluik. In het laatst uitgebrachte rapport tracht Gronings Perspectief de visie van professionals op het stelsel van instanties en regelingen dat rond de afhandeling van aardbevingsproblematiek is ontstaan te beschrijven, in het rapport van 17 december is Gronings Perspectief ingegaan op de beleving op de versterkingsopgave en de impact op bewoners en gemeenschappen van professionals die werkzaam zijn bij de instanties die direct betrokken zijn bij de versterkingsopgave. In het laatst uitgebrachte rapport is met 33 professionals gesproken die te maken hebben met regelgeving en beleidsontwikkeling- en uitvoering. De gesprekken zijn voor de komst van de bestuurlijke afspraken gevoerd en grotendeels zelfs voor de zomer van 2020. Veel van deze signalen zijn ook mij en de regiobestuurders ter ore gekomen en vormde belangrijke input voor de bestuurlijke afspraken en het wetgevingstraject.

De conclusies van beide rapporten komen grotendeels overeen. Ook in dit rapport zien de belangrijkste aandachtspunten van Gronings Perspectief onder meer op kaders, complexiteit en communicatie. Ook de rol en verantwoordelijkheden van verschillende instanties en de samenwerking tussen hen is uitvoerig aan bod gekomen. De onderzoekers concluderen dat verschillende instanties verschillende visies hebben op de opgave en aanpak en onderlinge afstemming dient te worden verbeterd. Dit onderschrijf ik en om die reden investeren we op alle niveaus in betere informatie-uitwisseling en communicatie. Zo is een directeurenoverleg ingesteld waarin alle betrokken partijen zijn vertegenwoordigd en is daarnaast een gezamenlijk communicatieteam met medewerkers van gemeenten, de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en mijn ministerie aan de slag gegaan om communicatie op elkaar af te stemmen. Bij dit laatstgenoemde overleg worden ook de woningcorporaties betrokken aangezien een groot deel van de woningen die het betreft eigendom zijn van woningcorporaties. Ook het per 1 april 2020 opgerichte ondersteunend bureau gaswinning zet nadrukkelijk in op een goede informatievoorziening richting gemeenten. Zij dragen onder andere zorg voor een goede terugkoppeling en afstemming naar en tussen gemeenten. Bovendien vindt er wekelijks overleg plaats met de programmamanagers uit de gemeenten, de NCG en het Rijk.

Daarnaast concludeert Gronings Perspectief dat er onduidelijkheid bestaat over de regie in de versterkingsopgave. Op 13 oktober jl. hebben de Minister van EZK en ik het wetsvoorstel Versterken aangeboden aan uw Kamer (Kamerstuk 35 603). Met dit wetsvoorstel wordt een transparant en navolgbaar versterkingsproces geboden en hiermee duidelijkheid verschaft over de verschillende rollen van de betrokken instanties. In het rapport wordt de rol van de gemeenten aangehaald. Geïnterviewden gaven aan dat gemeenten in een lastige positie zitten en te weinig speelruimte hebben. Met het wetsvoorstel is gehoor te geven aan de wens om gemeenten een sturende rol te geven waar het de planning en prioritering van de uitvoering in hun gemeente betreft en met de bestuurlijke afspraken van 6 november jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 830) zijn ook aanvullende financiële middelen beschikbaar gesteld voor o.a. maatwerk en inpassingskosten.

Het rapport geeft aan dat de impact op zowel bewoners als dorpen en wijken groot is. Ik begrijp dat en ben hier meermaals met bewoners over in gesprek gegaan. Positief is dat er meer aandacht is voor de psychosociale impact van de versterking. Ook leden van uw Kamer hechten hier waarde aan en hebben hiernaar gevraagd in de schriftelijke vragen van 18 december jl. (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1189) Ik vind het van groot belang dat er naast aandacht voor de fysieke veiligheid ook aandacht is voor de sociaal-emotionele kant. Om grip te houden op de versterking is met het wetsvoorstel geborgd dat de eigenaar controle kan houden over zijn of haar versterkingsopgave en indien gewenst hier regie op kan nemen, wat ook dat draagt bij aan het geven van handelingsperspectief voor de bewoner zelf. Ook is de besluitvormingsprocedure van de versterking sterk vereenvoudigd. Mede naar aanleiding van bovengenoemde signalen zijn op 6 november jl. bestuurlijke afspraken gemaakt om bewoners van Groningen veiligheid, duidelijkheid en een nieuw perspectief te bieden. Zoals ik ook in mijn brief van 17 december jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 835) benadrukte onderstreep ik dat wij met deze afspraken de kaders niet wijzigen, maar vooral aanvullen met keuzemogelijkheden voor bewoners en middelen voor gemeenten om een clustergewijze aanpak mogelijk te maken om ongelijkheid tegen te gaan.

Gronings Perspectief geeft ook aan dat er lichtpunten zijn te vermelden. Zo gaven de geïnterviewde professionals aan dat zij zeer begaan zijn met het welzijn van de bewoners en de collegiale samenwerking met andere professionals als zeer positief ervaren. Men heeft grote waardering voor elkaars motivatie, inzet en het commitment.

Gronings Perspectief doet de aanbeveling dat instanties en expertisegebieden een poging dienen te doen om een gezamenlijk beeld te vormen en samen conclusies te trekken. Deze aanbeveling neem ik ter harte. In verschillende overleggen, waaronder het eerdergenoemde directeurenoverleg worden verschillende visies en problemen in de uitvoering besproken om een gezamenlijk beeld te vormen en zo knelpunten weg te kunnen nemen zodat de professionals voldoende geïnformeerd, betrokken en toegerust zijn. Bovendien zijn de rapporten van Gronings Perspectief besproken in het directeurenoverleg, waarbij een inhoudelijke vervolgsessie is gepland om te bespreken wat aanvullend nodig is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven