33 529 Gaswinning

Nr. 800 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2020

Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op 2 september jl. een voortgangsrapportage uitgebracht over de versterkingsoperatie in Groningen. In deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat, over deze rapportage en geef ik een appreciatie op hoofdlijnen.

In bijgevoegde voortgangsrapportage Groningen 2019–2020 kijkt het SodM terug op de uitvoering van de versterking in het afgelopen jaar1. Wij delen, zoals ook eerder met uw Kamer gewisseld, de constatering van het SodM dat nog substantiële stappen moeten worden gezet in versnelling van de versterkingsoperatie om de veiligheid te borgen en het vertrouwen van bewoners te herstellen. Dat de voortgang in de daadwerkelijke versterking achter bleef bij de ambities was reeds zichtbaar in de cijfers die de NCG hierover maandelijks publiceert. Ik heb zelf ook benadrukt, onder meer in debatten met uw Kamer, dat versnelling en vereenvoudiging nodig zijn en deels ook al in gang zijn gezet. Het SodM bevestigt dit en constateert dat de genomen maatregelen de juiste zijn, maar stelt terecht vast dat nog niet alle ambities zijn waargemaakt. Wel constateert het SodM dat tussentijds aanvullende interventies zijn gepleegd om de versnelling ook daadwerkelijk te realiseren. Ik zet mij daar onverkort voor in en ben het SodM erkentelijk voor de signalen die het tussentijds afgeeft, zodat we waar nodig kunnen bijsturen.

Hoewel het aantal uitgevoerde opnames door de coronacrisis achterblijft bij de ambitie, ligt de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) op koers voor wat betreft de uitgevoerde beoordelingen. Het SodM markeert dat ook als een positieve ontwikkeling. Wij sluiten ons graag aan bij de complimenten voor die prestatie aan het adres van de NCG. Het SodM stelt echter ook vast dat de uitvoering van de noodzakelijke versterkingsmaatregelen aan woningen achterblijft. Ook uw Kamer heeft haar zorg hierover uitgesproken. Ik heb daarop aan uw Kamer toegelicht (Kamerstuk 33 529, nr. 772) dat bij de duiding van de cijfers in ogenschouw dient te worden genomen dat gebouwen die in het afgelopen jaar gereed waren om in uitvoering te worden genomen veelal fors moeten worden versterkt of worden gesloopt en nieuwgebouwd. Hierdoor kan de doorlooptijd van planning en uitvoering tot enkele jaren oplopen, zoals dat ook bij reguliere bouwprojecten het geval is. De forse toename van het aantal uitgevoerde beoordelingen leidt ertoe dat ook het aantal projecten in de uitvoeringsfase de komende tijd sterk zal toenemen. Daarnaast zien we dat de omvang van de noodzakelijke versterkingsmaatregelen gelet op het huidige dreigingsniveau afnemen waardoor de doorlooptijd van de projecten en de overlast voor bewoners aanzienlijk afneemt. We zien dit inmiddels ook steeds meer in de praktijk. Om te borgen dat de benodigde bouwcapaciteit op het juiste moment beschikbaar is heb ik op 2 september jl. met Bouwend Nederland een Bouwakkoord gesloten. Met dit akkoord wordt de hele markt optimaal betrokken en is er de mogelijkheid voor een eigenaar om zelf de regie te nemen bij de uitvoering van het versterkingsadvies door zelf een aannemer te kiezen en op te treden als diens opdrachtgever.

De snelle afbouw van de gaswinning en het steeds scherpere inzicht in de risico’s van bevingen voor gebouwen leiden ertoe dat woningen en andere gebouwen minder of zelfs geheel niet behoeven te worden versterkt om aan de gestelde veiligheidsnorm te voldoen. In het rapport onderstreept het SodM nogmaals het belang van het zo snel mogelijk bereiken van de geldende veiligheidsnorm (Meijdam-norm, 10–5), het toepassen van de nieuwste inzichten, dus van de meest actuele versie van de NPR. Ook voor ons is veiligheid het belangrijkste doel en uitgangspunt bij de vormgeving en uitvoering van de versterkingsopgave. Voor het welslagen van de operatie is het voor het kabinet essentieel dat de bewoner centraal staat bij de versterking van zijn of haar huis, dat er ruimte is voor maatwerk en dat er recht wordt gedaan aan gedane toezeggingen, aangezien voor de bewoner veiligheid meer dan alleen fysieke veiligheid is. Ook uw Kamer heeft hiervoor bij herhaling aandacht gevraagd.

Eigen regie van de bewoner en het leveren van maatwerk vergt een aanpak die alleen mogelijk is in samenwerking tussen bewoner, gemeente en de NCG. Hierbij mogen we uiteraard niet het belangrijkste doel, de veiligheid, uit het oog verliezen, zoals het SodM ook benadrukt. Daarbij zoeken wij, in overleg met de regionale bestuurders, steeds zoeken naar een goede balans tussen snelheid en maatwerk voor de bewoners. De gemeente heeft hierin als de overheid die het dichtst bij de bewoner staat een nadrukkelijke rol. Met name bij sloop-nieuwbouw trajecten of forse versterking is hun betrokkenheid van essentieel belang. Dit neemt niet weg dat we het signaal van de toezichthouder over eenduidige sturing en het voorkomen dat andere belangen dan de veiligheid de overhand krijgen serieus nemen. Dit onderwerp zal dan ook worden betrokken bij de gesprekken die we momenteel met de regio voeren om tot een passende oplossing te komen voor wijken waar moeilijk uitlegbare verschillen kunnen of zijn ontstaan doordat woningen te maken hebben gekregen met een verschillende mate van versterking. Wij beogen met deze afspraken bewoners zoveel mogelijk duidelijkheid te bieden over wat er wanneer met hun huis gaat gebeuren en rust en stabiliteit in de opgave te brengen. Voor de wijk Hart van Opwierde is inmiddels duidelijkheid over een oplossing (Kamerstuk 33 529, nr. 797).

Het SodM vraagt tevens aandacht voor gecoördineerde communicatie naar burgers. Ik deel dat belang en heb de afgelopen periode veel met bewoners in Groningen gesproken over hun ervaringen. In die gesprekken komt dit punt vaak terug evenals een duidelijk perspectief. Dat is een van de redenen waarom we bij nieuwe initiatieven zoals de bouwimpuls en de praktijkvariant veel hebben geïnvesteerd in de voorkant. Zodat we in het traject zelf snel kunnen doorpakken, de kaders duidelijk zijn en dat op het moment dat communicatie naar de individuele bewoner plaatsvindt er ook daadwerkelijk bouwcapaciteit beschikbaar is, waarmee lange wachttijden worden voorkomen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven