Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 januari 2018
Bij brief van 9 januari 2018 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
verzocht om een reactie op de aardbeving bij Zeerijp op 8 januari jl. Hierbij stuur
ik uw Kamer de gevraagde reactie.
Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) heeft op maandag 8 januari
2018 om 15.00 uur een aardbeving geregistreerd bij het dorp Zeerijp. De magnitude
(sterkte) van de aardbeving was 3,4 op de schaal van Richter. De beving is in grote
delen van Groningen, tot in de stad Groningen gevoeld. Zeerijp ligt binnen het gebied
van de gemeente Loppersum waar de gaswinning sinds januari 2014 sterk is teruggebracht.
De beving is ingrijpend voor de mensen in het gebied. Zij zijn al vaker opgeschrikt
door kleinere en grotere bevingen, vaak met schade aan hun huis en zorgen over hun
veiligheid tot gevolg. Het kabinet is zich zeer bewust van de dreun die de Groningers
krijgen van deze aardbeving.
Schade
Bij het Centrum Veilig Wonen (CVW) zijn 2.188 meldingen binnengekomen van bewoners
die schade aan hun woning hebben opgelopen door de aardbeving van maandagmiddag (stand
12 januari 8.30 uur). De zogenoemde «rode knop» op de website van CVW om een mogelijk acuut onveilige situatie
te melden is 64 keer gebruikt. Tot nu toe is in vijf gevallen daadwerkelijk een acuut
onveilige situatie geconstateerd. Hierbij zijn maatregelen getroffen om de onveiligheid
weg te nemen. Bij de veiligheidsregio zijn geen calamiteiten gemeld, en ook geen gaslekkages.
De politie en brandweer hebben laten weten dat de aardbeving niet tot calamiteiten
of gewonden heeft geleid.
Het forse aantal schademeldingen komt bovenop de schademeldingen die vooralsnog niet
volledig worden afgehandeld vanwege het ontbreken van een nieuw schadeprotocol. Dit
onderstreept de noodzaak om snel met alle betrokken partijen tot overeenstemming te
komen over een nieuwe aanpak. Hierover wil ik graag met uw Kamer verder spreken tijdens
het plenaire debat op dinsdag 16 januari a.s. (Handelingen II 2017/18, nr. 39, item 7).
Rapportage NAM
In lijn met het Meet- en Regelprotocol Groningen (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 359) heeft de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) binnen twee dagen, op woensdag
10 januari 2018, haar evaluatie en voorgestelde maatregelen aan Staatstoezicht op
de Mijnen (SodM) gerapporteerd. SodM zal de rapportage van NAM bestuderen en mij binnen
twee weken informeren over de uitkomst en adviseren over mogelijk te nemen maatregelen.
Ook heb ik nieuw advies over het benodigde niveau van gaswinning voor de leveringszekerheid
gevraagd aan Gasunie Transport Services. Ik wacht beide adviezen af voordat ik kan
ingaan op de voorgestelde maatregelen van de NAM. Indien de beide adviezen niet verenigbaar
zijn, is het mogelijk dat ik aan één of beide partijen nog een aanvullend advies vraag.
Uiteraard informeer ik uw Kamer hierover zo snel als mogelijk.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 15 november 2017 inzake
de besluiten over de gaswinning in Groningen werk ik aan een nadere onderbouwing van
de veiligheidsrisico’s en aanvaardbaarheid daarvan (Kamerstuk 33 529, nr. 400). Vanzelfsprekend zal ik ook de uitkomsten en inzichten naar aanleiding van de aardbeving
bij Zeerijp benutten in de aanloop naar de totstandkoming van een nieuw instemmingsbesluit.
Gasvraag
Het productieniveau van de gaswinning in Groningen moet omlaag. Zoals ik u heb geschetst
tijdens de begrotingsbehandeling (Handelingen II 2017/18, nr. 35, item 7) breng ik alle denkbare mogelijkheden in kaart om ook al binnen deze kabinetsperiode
de vraag naar Groningengas wezenlijk te kunnen verminderen. Daarbij zoek ik actief
naar manieren om grootverbruikers van laagcalorisch gas versneld om te bouwen, ik
voer gesprekken met collega’s in België, Frankrijk en Duitsland over een zo snel mogelijke
afbouw, en ik betrek ook de bouw van een stikstofinstallatie in de afweging. Zoals toegezegd informeer ik uw Kamer over het resultaat in het eerste kwartaal.
Deze zoektocht licht ik graag verder toe tijdens het plenaire debat op 16 januari
as.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes