33 529 Gaswinning

Nr. 355 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2017

De Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) heeft, naar aanleiding van haar bevindingen en aanbevelingen inzake aardbevingsrisico’s in Groningen van 18 februari 2015 en de kabinetsreactie daarop, een evaluatie uitgevoerd. De evaluatie is gepubliceerd op 30 maart 2017 in het rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen, Stand van zaken opvolging aanbevelingen». Deze brief is een reactie op deze evaluatie.

De OVV heeft in 2014 onderzoek gedaan naar de processen en de besluitvorming rond de gaswinning in Groningen vanaf de ontdekking van het Groningenveld in 1959. De OVV heeft op 18 februari 2015 hierover een rapport uitgebracht (Kamerstuk 33 529, nr. 123). Het kabinet heeft in zijn reactie van 2 april 2015 de bevindingen en aanbevelingen van het OVV-rapport onderschreven (Kamerstuk 33 529, nr. 143).

De OVV schenkt in haar evaluatie aandacht aan twee elementen: (1) op welke wijze zijn de aanbevelingen uitgevoerd en (2) wat is de actuele situatie in Groningen.

Belangrijke observaties van de OVV in deze evaluatie zijn:

  • 1) De bij de gaswinning betrokken partijen zijn er niet in geslaagd hun geschonden relatie met de Groningse bevolking te herstellen en de maatschappelijke onrust is groot;

  • 2) Het merendeel van de aanbevelingen is voortvarend opgepakt, maar de OVV ziet ook dat een aantal aspecten niet nader vormgegeven is. Belangrijk daarbij is de communicatie met de inwoners van het gebied.

In deze brief wordt eerst geschetst hoe het kabinet in samenwerking met de betrokken partijen werkt aan het herstel van vertrouwen in Groningen en het opvolgen van het OVV-advies uit 2015. Vervolgens wordt nader ingegaan op de voortgang ten aanzien van de afzonderlijke aanbevelingen.

Het is van groot belang dat het geschonden vertrouwen hersteld wordt. Tegen die achtergrond betreurt het kabinet het ten zeerste dat uit de evaluatie van de OVV, maar ook uit signalen uit de regio en de gesprekken met de inwoners van het gebied, blijkt dat we er nog niet in geslaagd zijn het vertrouwen terug te winnen.

Het kabinet heeft in zijn reactie van 2 april 2015 aangegeven dat zij alle aanbevelingen van de OVV zal opvolgen, waarbij zowel de kabinetsbesluiten over de omvang van de gaswinning en het versterken van woningen, als de maatregelen op het gebied van de leefbaarheid en de economische ontwikkeling in de regio belangrijk zijn.

Het kabinet heeft in zijn handelen steeds het veiligheidsbelang en het veiligheidsgevoel als uitgangspunt genomen. Er is echter tijd nodig voordat voor de Groningers tastbare resultaten zijn bereikt. Om het geschonden vertrouwen te herstellen zijn al diverse besluiten genomen over het beperken van de omvang van de gaswinning en het herstellen en versterken van woningen. Tevens zijn maatregelen genomen om de regierol voor de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) bij schadeafhandeling te versterken en maatregelen te nemen op het gebied van de leefbaarheid en de economische ontwikkeling in de regio.

De OVV herkent dit en geeft in zijn evaluatie aan dat er veel is gedaan om de problemen, die door de gaswinning zijn ontstaan, te repareren, maar dat de huidige aanpak gefragmenteerd is.

Opvolging aanbevelingen

Allereerst benadruk ik nogmaals dat het uitdrukkelijk het streven van het kabinet is om aan alle aanbevelingen van de OVV een adequate invulling te geven. Hierna wordt ingegaan op hetgeen daarover is opgenomen in de evaluatie van de OVV.

Aanbeveling 1: organiseren van macht en tegenmacht

Met haar eerste aanbeveling roept de OVV op om macht en tegenmacht te organiseren met een meer prominente rol voor andere ministeries bij de besluitvorming. De OVV is van mening dat de uitvoering die ik hier aan gegeven heb- de besluitvorming beleggen in de ministerraad – hier onvoldoende recht aan doet. De OVV geeft tevens aan dat het voor de hand had gelegen het veiligheidsbelang bij een ander ministerie te beleggen.

Conform mijn toezegging aan uw Kamer (Kamerstuk 33 529 nr. 352) ga ik in deze brief ook in op de motie (Kamerstuk 33 529 nr. 344) van lid Wassenberg (PvdD), die vraagt om de verschillende belangen rond de winning van delfstoffen (veiligheid, leveringszekerheid en gasbaten) bij verschillende ministeries te beleggen, waarbij het veiligheidsbelang in ieder geval bij een ander ministerie wordt ondergebracht.

Bij de kabinetsbesluiten over gaswinning staat veiligheid voorop. In de voorbereiding op de besluitvorming wordt op diverse niveaus overleg gevoerd met de betrokken partijen, waaronder diverse ministeries. Ook zijn verschillende ministeries actief betrokken bij de ontwikkeling van richtlijnen, normen en voorschriften ter borging van de veiligheid. Het kabinet onderschrijft dat het veiligheidsbelang onafhankelijk geborgd moet zijn. Daarom is in de Mijnbouwwet veiligheid en het toezicht daarop belegd bij de onafhankelijke toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). In de reactie op aanbeveling 3 wordt hier nader op ingegaan.

Daarbij merk ik tegen de achtergrond van de motie Wassenberg op dat het belangrijk is dat de toezichthouder en de beleidsontwikkeling betreffende mijnbouw niet op een te grote afstand van elkaar geplaatst worden. Op basis van de signalen van de toezichthouder moeten knelpunten tijdig onderkend worden en leemten in wet- en regelgeving weggenomen worden. Mede op basis van deze observatie acht het kabinet een verdere opafstandplaatsing van het toezicht op veiligheid niet opportuun. Veiligheid is en moet een integraal onderdeel van de beleidsontwikkeling op het gebied van mijnbouw zijn.

Overigens ben ik mij bewust van de voortgaande maatschappelijke en politieke discussie over de wijze waarop beleid, uitvoering en toezicht rond mijnbouw en gaswinning in het bijzonder georganiseerd zijn. Naast het vergroten van de onafhankelijkheid van SodM onderzoek ik momenteel of en hoe de afstand tussen beleidsontwikkeling en vergunningverlening vergroot kan worden.

Met de aanbeveling over het organiseren van macht en tegenmacht wijst de OVV op het feit dat het Gasgebouw te veel is gericht op optimaliseren van de opbrengsten en de leveringszekerheid, en qua structuur fundamenteel zou moeten worden aangepast. De OVV geeft in haar evaluatie aan dat geen inzicht is verkregen of en op welke wijze en op welke termijn uitvoering wordt gegeven aan deze aanbeveling.

In de reactie van 2 april 2015 heeft het kabinet aangegeven dat aanpassing van het Gasgebouw wenselijk is en tegelijkertijd een proces is dat zorgvuldig uitgevoerd moet worden en dat tijd kost.

Er lopen nu gesprekken tussen de drie partijen in het gasgebouw (de Staat, Shell en ExxonMobil) ter voorbereiding op een mogelijke herziening van het Gasgebouw. Op de agenda staan de inrichting van het gasgebouw, de financiële verdelingsafspraken, het waarborgen van de leveringszekerheid en het creëren van duidelijkheid rond de Groningengaswinning. Er kan alleen tot herziening worden gekomen indien de partijen hiertoe unaniem besluiten.

Het demissionaire kabinet zal geen onomkeerbare stappen nemen en laat besluitvorming hierover aan een volgend kabinet.

Aanbeveling 2: burgerperspectief in besluitvorming winning

De tweede aanbeveling is om het burgerperspectief (provincie, gemeente, maatschappelijke organisaties en inwoners) structureel en herkenbaar mee te nemen in de besluitvorming met betrekking tot gaswinning. De OVV constateert dat met de gewijzigde Mijnbouwwet per 1 januari 2017 hier invulling aan is gegeven door provincie, gemeente en waterschappen een adviesrecht te geven in de vergunningverlening en de mogelijkheid voor maatschappelijke organisatie en burgers om zienswijzen in te dienen. Ondanks deze positieve ontwikkeling observeert de OVV op basis van interviews in de regio dat in de besluitvorming over het winningsplan 2016 voor het Groningenveld bij een deel van de betrokken partijen de vraag leeft of hun zienswijzen en reacties wel serieus zijn genomen.

In het OVV-rapport uit 2015 wordt aangeven dat naast fysieke veiligheid ook het veiligheidsgevoel (subjectieve veiligheid) onderdeel uitmaakt van de definitie van veiligheid. In haar evaluatie adviseert de OVV wederom om het veiligheidsgevoel een plaats te geven in de besluitvorming. In de gewijzigde Mijnbouwwet heeft veiligheid een explicietere plaats gekregen. In de uitvoering en besluitvorming wordt naar tastbare fysieke effecten op mens, natuur en milieu gekeken, waarbij specifiek voor het toetsen van de veiligheid in de gebouwde omgeving een norm (10–5) is vastgesteld, waarmee de veiligheid objectief getoetst kan worden. Het veiligheidsgevoel is niet eenduidig meetbaar.

De observatie van de OVV dat de «subjectieve veiligheid» onvoldoende aandacht krijgt in de besluitvorming, is een lastig te implementeren element.

Het is duidelijk dat het verbeteren van de fysieke veiligheid door het versterken van woningen een eerste stap is om het veiligheidsgevoel te verbeteren. De continue dreiging van een volgende beving blijft echter op het veiligheidsgevoel drukken. Daarom streeft het kabinet een productieniveau na waarbij door een zodanig niveau van gaswinning in te stellen, de seismiciteit (aantal en sterkte) zo beperkt mogelijk blijft. Door het jaarlijkse ijkmoment houdt het kabinet de vinger aan de pols voor wat betreft de ontwikkeling van de seismiciteit, de voortgang van de versterkingsopgave en de voortgang van de kennis op het gebied van aardbevingsrisico’s. Het kabinet neemt zich voor om met de decentrale overheden het publiek en maatschappelijke organisaties beter te informeren over de stappen die worden gezet en de afwegingen die daarbij worden gemaakt. Daarbij zal worden aangesloten bij reeds bestaande en herkenbare digitale informatiepunten.

Naast de bovenstaande mogelijkheden voor burgers om herkenbaar een bijdrage te leveren aan de besluitvorming ver de winning, hebben burgers ook de digitale mogelijkheid om een bijdrage te leveren door te reageren op het concept-Meerjarenprogramma van de NCG. Ook maatschappelijke organisaties kunnen via de maatschappelijke stuurgroep de NCG adviseren over beleidsbesluiten die door hem worden genomen.

Deze aanpak is een tweede stap om te bewerkstelligen dat de Groningers niet alleen veilig zijn, maar zich ook veilig voelen.

Aanbeveling 3: onafhankelijkheid Staatstoezicht op de Mijnen

De derde aanbeveling betreft het vergroten van de onafhankelijkheid van SodM

De OVV constateert dat met de wijziging van de Mijnbouwwet hier een goede invulling aan is gegeven en dat verschillende partijen dit onderschrijven.

De positie van SodM heb ik versterkt door de taken van SodM expliciet vast te leggen in de Mijnbouwwet en de daarbij horende bevoegdheden op te dragen aan de inspecteur-generaal der mijnen. De positie van de inspecteur-generaal der mijnen is in de Mijnbouwwet verduidelijkt waar het gaat om onafhankelijkheid van zijn rapportages over inspecties en adviezen op basis daarvan. In de wet is tevens expliciet vastgelegd dat de inspecteur-generaal der mijnen zijn bevindingen en beoordelingen ongewijzigd kan rapporteren.

De OVV geeft wel aan dat de praktijk in de komende jaren zal moeten uitwijzen of de nu geschapen positie voldoende onafhankelijkheid betekent. Het kabinet zal de komende jaren de vinger aan de pols houden en waarborgen dat de onafhankelijkheid ook op de langere termijn geborgd blijft.

Aanbeveling 4: kennisontwikkeling diepe ondergrond

De vierde aanbeveling van de OVV is om een onafhankelijk kennisprogramma in te richten, om de effecten van mijnbouw in het algemeen en in Groningen in het bijzonder te onderzoeken. De OVV constateert dat er inmiddels twee onderzoeksprogramma’s zijn ingericht, namelijk Kennisprogramma effecten mijnbouw door mijn ministerie en SodM, en DeepNL door NWO. Hierbij plaatst de OVV twee kanttekeningen, namelijk dat het ondanks de urgentie lang heeft geduurd voordat de programma’s er waren en dat het te betreuren is dat de partijen er niet in zijn geslaagd om te komen tot één integraal programma.

Echter, de observatie van de OVV dat er nog geen onderzoek is uitgevoerd, is onjuist. Alle gevraagde en benodigde onderzoeken hebben zowel aan EZ-kant als aan SodM-kant doorgang gevonden, zij het nog niet in de procedurele setting die opgesteld is voor het Kennisprogramma effecten mijnbouw. Er is in de afgelopen twee jaar een grote variëteit aan onderzoeken gestart en uitgevoerd in het brede kader van kennis over effecten mijnbouw. Voorbeelden hiervan zijn de vele onderzoeken in het kader van Groningen gaswinning, zowel boven- als ondergronds, onderzoeken en reviews met betrekking tot waterinjectie in Overijssel, zoutwinning in Overijssel, gevolgen stijgend mijnwater, verbetering veiligheid geothermie en risicoanalyse kleine velden. Het opstarten van het Kennisprogramma effecten mijnbouw heeft enige tijd in beslag genomen om het onderzoeksprogramma dusdanig vorm te geven dat de onafhankelijke positie van SodM is gewaarborgd. Inmiddels heeft het Kennisprogramma effecten mijnbouw verder vorm gekregen met de installatie van het onafhankelijk expertpanel op 30 mei 2017.

De OVV constateert ook dat de samenwerking met het NWO-programma DeepNL niet is gelukt. Ik heb echter de bewuste keuze gemaakt om de twee programma’s niet volledig te integreren, met als reden dat het NWO-programma volledig door Shell wordt gefinancierd, waardoor het Kennisprogramma effecten mijnbouw van EZ en SodM mogelijk in zijn onafhankelijkheid aangetast zou kunnen worden. Wel wordt de communicatie tussen de programma’s zodanig ingericht dat er een optimale afstemming en aansluiting tussen de programma’s ontstaat, zodat ze elkaar versterken en overlap wordt voorkomen.

Ik zal uw Kamer jaarlijks berichten over de voortgang van het kennisprogramma.

Aanbeveling 5: communiceren over onzekerheid

De OVV constateert in zijn evaluatie dat er meer openheid is gekomen over onzekerheden en de plaats daarvan in de besluitvorming, maar ziet nog wel een worsteling bij mijn ministerie en NAM hoe hiermee om te gaan in de dialoog met burgers.

Het kabinet herkent dit beeld en realiseert zich dat in alle communicatie het perspectief van de burger voorop moet staan.

Een eerste stap in deze communicatie over onzekerheden is het organiseren van informatieavonden rondom de besluitvorming over winningsplannen. Dat geeft een ieder de mogelijkheid om met experts in gesprek te gaan over de winningsplannen en de onzekerheden daarin. Ik hecht hier veel waarde aan.

Ik zal ook naar aanleiding van de observatie van de OVV verder met de regio in gesprek gaan over wat mogelijk ten grondslag ligt aan de observatie dat de onzekerheid niet voldoende aandacht krijgt in de dialoog en wat mogelijke oplossingsrichtingen zijn. Ook dit is van belang voor het herstel van vertrouwen. Een tweede stap die ik hierin gezet heb, is het inventariseren van de vragen die leven in de regio, zodat die meegenomen kunnen worden in het Kennisprogramma effecten mijnbouw. De uitkomsten zullen gepresenteerd worden aan de regio en daarbij zal specifiek aandacht zijn voor de onzekerheden en voor voldoende ruimte voor het inhoudelijk debat over de uitkomsten.

Daarnaast hebben de onderzoekers die zijn betrokken bij het Groningen dossier de laatste jaren veel aandacht besteed aan het omgaan met onzekerheden, maar deze is vaak nog van een te technische aard. Ik ben ik gesprek met de onderzoekers om te bezien hoe hierin een verbeterslag gemaakt kan worden. Eveneens bezie ik hoe in de instemmingsbesluiten, die conform de wetgeving vooral een technische en juridische basis hebben, de inherente onzekerheden meer expliciet en helderder beschreven kunnen worden. Tot slot bekijk ik naar aanleiding van de gewijzigde Mijnbouwwet hoe de leesbaarheid van de in te dienen winningsplannen verbeterd kan worden, met specifieke aandacht voor onzekerheid.

De situatie in Groningen

De OVV beschrijft in dit gedeelte van de evaluatie de ontwikkelingen in Groningen met betrekking tot de ontwikkeling van de gasproductie en gerelateerde seismiciteit, het proces van schadeafhandeling, de versterkingsopgave en de regie op het proces. In deze constateert de OVV een aantal zaken.

Constateringen productie en seismiciteit:

Naar de mening van de OVV heeft leveringszekerheid nog steeds een prominente plaats in de besluitvorming. Daarnaast speelt objectieve veiligheid een belangrijke rol, maar is het voor de OVV onduidelijk op welke wijze subjectieve veiligheid is meegewogen. Consensus over een acceptabel niveau van gaswinning gerelateerd aan een acceptabel niveau van veiligheid ontbreekt.

De constatering van de OVV is vooral ingegeven door het bredere begrip van de term veiligheid die de OVV hanteert. In mijn reactie op aanbeveling 2 ben ik hier al op ingegaan.

Constateringen afhandeling schade:

Ondanks dat er in de afgelopen periode een nieuw stelsel van schadeafhandeling is ingericht, constateert de OVV dat de onvrede over het proces van schadeafhandeling niet is weggenomen. De regio ziet volgens de OVV de complexiteit van regelingen en commissies slechts als pleisters op de wonden.

Het kabinet constateert dat er inmiddels in totaal zo’n 80.000 schademeldingen zijn gedaan sinds 2012. Daarvan zijn er circa 67.000 (84%) afgehandeld met acceptatie van een aanbod door de bewoner. De doorlooptijden van melding tot volledige afhandeling worden gestaag korter, maar wordt vaak nog als traag en moeizaam ervaren. Voor een klein deel gaat het om complexe en omvangrijke schades die maatwerk vereisen, waarvoor een wat langere doorlooptijd begrijpelijk is.

Het overgrote deel betreft echter relatief kleine en niet complexe schadegevallen die sneller en beter moeten worden afgehandeld. Het vertrouwen van bewoners in de tot nu gehanteerde procedure is laag, mede doordat NAM als veroorzaker van de schade óók eigenaar is van het schadeprotocol en opdrachtgever van Centrum Veilig Wonen. Een dalend vertrouwen is ook zichtbaar in de toename van het aantal gevallen waarin de bewoner een beroep doet op de mogelijkheid om een contra-expert langs te laten komen. In die gevallen dat de contra-expert tot een ander oordeel komt, schaadt dit het vertrouwen in de objectiviteit van het proces als geheel nog verder.

Daarom wordt onder regie van NCG, samen met de bestuurlijke en maatschappelijke partijen, gewerkt aan een nieuwe procedure rondom schade waarin de NAM geen rol meer speelt bij de beoordeling en de vaststelling van de schade. Hierbij is het van belang dat de bewoner bij het schadeproces centraal staat. De kamer zal een aparte brief ontvangen over de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe procedure rondom schade.

Constateringen aanpak versterkingsopgave:

De OVV ziet dat de versterkingsopgave een complexe opgave is die met zorgvuldigheid uitgevoerd moet worden, maar wel met voldoende snelheid. De OVV constateert dat het tempo van de versterkingsopgave niet in lijn is met de ontwikkeling van het aardbevingsrisico.

Het is belangrijk voor het kabinet dat alle bewoners het gevoel hebben veilig te kunnen zijn in hun eigen huis. Het is inmiddels duidelijk hoe complex en ingrijpend de noodzakelijke versterkingsopgave is. Dit geldt in de eerste plaats voor de bewoners wiens eigen huis, buurt of hele dorp zal worden aangepakt en die veelal voor kortere of langere tijd elders zullen moeten verblijven. Maar ook de betrokken woningbouwcorporaties en gemeenten staan voor een uitzonderlijke opgave. De Nationaal Coördinator Groningen voert regie op de operatie als geheel met het oog op een integrale aanpak en gelijktijdig behoud van maatwerk.

Uit de eerste resultaten van de inspecties van woningen eind 2016 is gebleken dat alle 1.467 woningen, die nu in beeld zijn gebracht, versterkt moeten worden. Dat is een ingrijpende operatie, met name voor de bewoners. De versterkingsoperatie wordt ineens heel concreet.

De bewoners van de 1.467 huizen uit de eerste inspectieronde zijn door de NCG per brief op de hoogte gebracht van hun specifieke situatie. In de aanpak van de NCG staat de bewoner centraal. Vanaf april dit jaar vinden daarom individuele gesprekken plaats met bewoners over de uitgebrachte versterkingsadviezen. Daarin wordt ook gesproken over eventuele aanvullende wensen van de bewoner die kunnen worden gekoppeld aan de uitvoering van de versterkingsmaatregelen. Gedacht kan worden aan aanpassingen om een woning meer levensloopbestendig te maken en aan verduurzaming.

Na een akkoord van de bewoners wordt een versterkingsplan opgesteld met de concrete maatregelen die worden uitgevoerd, maar ook eventuele vervangende huisvesting en aanvraag van de noodzakelijke vergunningen.

Alles is erop gericht om in oktober 2017 een start te kunnen maken met de uitvoering van de versterking.

Over de omvang van de totale versterkingsopgave in Groningen is op dit moment nog geen uitspraak te doen. Pas na inspectie en doorrekening van een gebouw kan een onderbouwd oordeel worden gegeven over de vraag of een gebouw voldoet aan de norm en zo niet welke maatregelen nodig zijn om het te versterken. Groningers moeten net zo veilig zijn en zich net zo veilig voelen als inwoners van de rest van Nederland. Daarbij moet steeds de balans worden gezocht tussen het maken van voldoende tempo en zorgvuldige omgang met veiligheid. De NCG heeft daarvoor in zijn Meerjarenprogramma een aanpak neergelegd: het bevat voorstellen die beogen het tempo van de inspecties en doorrekeningen op te voeren naar 5.000 per jaar.

Continue monitoring van de seismiciteit moet bewaken dat de seismiciteit en daarmee het aardbevingsrisico niet toeneemt. In de adviezen van SodM is hier tevens aandacht voor.

Constateringen over regie:

De OVV constateert dat de aansturing van de problematiek in Groningen fragmentarisch is (aparte regelingen, commissies, onderzoeken voor kennisopbouw, schade, versterking, economische ontwikkeling etc.), waardoor processen stroperig en tijdrovend worden.

Het kabinet is van mening dat voor het uitoefenen van een krachtige en effectieve publieke regie op de schadeafhandeling en de versterkingsopgave een stevige positie van de NCG nodig is. Het advies van de afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel betreffende de positie van de NCG is inmiddels ontvangen. Op het ogenblik bestudeer ik het advies. Naar verwachting zal een nieuw kabinet besluiten over de organisatie van schadeherstel en versterking. Bij de verdere afwegingen wordt het voorstel van de OVV meegenomen over een aanpak zoals het geval is bij de herinrichting van Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën.

Het kabinet kijkt samen met de betrokken regionale partijen steeds vaker hoe onderwerpen integraal aangepakt kunnen worden. Voorbeelden hiervan zijn de initiatieven van de Economic Board Groningen voor verdere economische ontwikkeling van de gehele regio en de waardevermeerderingsregeling waarmee bewoners hun huizen kunnen verduurzamen.

Tot slot

De opgaven die nog voor ons liggen zijn aanzienlijk en het kabinet is zich er van bewust dat deze voortvarend opgepakt moeten worden. Het belangrijkste daarbij is het terugwinnen van het vertrouwen van de Groningers met tastbare resultaten in het verbeteren van het proces van schadeafhandeling, de versterkingsopgave en het opzetten van een meer integrale aanpak van de bredere aardbevingsproblematiek. Het kabinet zal de voortgang nauwgezet bewaken en blijft steeds kritisch bezien wat de meest wenselijke omvang van de gaswinning is in relatie tot de veiligheid. Het rapport van de OVV constateert dat, ondanks de stappen die in de laatste jaren zijn gemaakt, we er nog niet in geslaagd zijn het vertrouwen te herstellen. Er is dus nog veel werk te verzetten en het kabinet zal met alle betrokken partijen zijn bijdrage leveren aan een Groningen met toekomst.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven