33 506 Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem

C BRIEF AAN DE VICEVOORZITTER VAN DE RAAD VAN STATE

Den Haag, 11 oktober 2016

Bij de Eerste Kamer is momenteel het op 13 september 2016 door de Tweede Kamer aangenomen voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33 506) in behandeling.

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waaraan het voorbereidend onderzoek is toevertrouwd, constateert dat de wijze waarop toestemming kan worden verleend voor orgaandonatie in het gewijzigd voorstel wet1 afwijkt van het beslissysteem opgenomen in het op 18 december 2012 door het lid Pia Dijkstra ingediende voorstel van wet2.

De initiatiefneemster heeft er bij nadere overweging via de tweede nota van wijziging3 voor gekozen een zichtbaar onderscheid te maken tussen de verschillende manieren waarop toestemming kan worden verleend voor orgaandonatie na overlijden. Toestemming kan worden verleend of bezwaar kan worden gemaakt door het invullen en registreren van een donorformulier, maar er kan ook voor gekozen worden niet te reageren. In dat geval wordt men geregistreerd in het donorregister als iemand die «geen bezwaar» heeft tegen orgaandonatie. Hiermee is volgens de initiatiefneemster voor nabestaanden duidelijk op welke wijze de registratie tot stand is gekomen. Bovendien maakt deze manier van registreren het volgens de toelichting op de tweede nota van wijziging mogelijk om er na een evaluatie voor te kiezen terug te gaan naar het thans geldende systeem, waarin alleen toestemming verleend kan worden door het zelf laten registreren door middel van het donorformulier.

Gelet op deze systeemwijziging acht de commissie het gewenst de Afdeling advisering van de Raad van State in de gelegenheid te stellen de Eerste Kamer overwegingen mee te geven ten aanzien van de wijzigingen die voortvloeien uit de tweede nota van wijziging. Naar aanleiding hiervan verzoekt de Kamer om voorlichting in de zin van artikel 21a van de Wet op de Raad van State.

De Eerste Kamer hecht aan een zorgvuldige behandeling maar streeft er daarbij naar dat aan allen, in het bijzonder aan hen die zich persoonlijk of professioneel bij dit voorstel betrokken voelen, op niet al te lange termijn duidelijkheid kan worden geboden. Zij stelt er daarom prijs op de voorlichting zo spoedig mogelijk – doch bij voorkeur uiterlijk 25 november 2016 – te ontvangen.

De Eerste Kamer ziet de voorlichting met belangstelling tegemoet.

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstukken I 2015/16, 33 506, A

X Noot
2

Kamerstukken II 2012/13, 33 506, 2

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 33 506, 19

Naar boven