33 495 Financiële positie van publiek bekostigde onderwijsinstellingen

Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 februari 2016

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken rond de aansprakelijkstelling van voormalig bestuurders en leden van de raad van toezicht van ROC Leiden. Daarbij betrek ik zoals uw Kamer verzocht de mogelijke initiatieven van de Algemene Onderwijsbond. Tot slot ga ik in deze brief in op de motie van de leden Rog en Van Dijk over het verrichten van een geïntegreerd onderzoek naar door ROC Leiden verrichte betalingen aan adviseurs.1 Hiermee kom ik mijn toezeggingen uit het debat in uw Kamer van 16 december 2015 na.

In haar rapport «Ontspoorde ambitie» van de Commissie onderzoek huisvesting ROC Leiden uitte de commissie twijfels over de taakvervulling van de diverse bestuurders en leden van de raad van toezicht in de periode 2001–2011. In het kader van mogelijke aansprakelijkheid van individuele bestuurders adviseerde de commissie nader onderzoek naar mogelijk persoonlijk verwijtbaar handelen van leden van het college van bestuur te doen. De commissie zag daarbij geen mogelijkheid voor mij als Minister om de voormalig bestuurders aan te spreken; het is aan de Stichting ROC Leiden om bij persoonlijk verwijtbaar handelen haar voormalig bestuurders aansprakelijk te stellen voor de schade. Ik heb dan ook direct nadat het rapport is uitgebracht het verzoek gedaan aan de Stichting ROC Leiden om over te gaan tot een nader onderzoek naar persoonlijk verwijtbaar handelen en zo mogelijk over te gaan tot aansprakelijkstelling. In het debat met uw Kamer over dit onderwerp is het belang van het aanspreken van verantwoordelijke bestuurders nadrukkelijk aan de orde geweest. Sinds het debat zijn de nodige vervolgstappen gezet.

In de afgelopen periode hebben diverse gesprekken over de aansprakelijkstelling plaatsgevonden tussen mijn Ministerie, ROC Leiden en de Algemene Onderwijsbond. Daarnaast is door de betrokken partijen juridisch advies ingewonnen over de mogelijkheden van aansprakelijkstelling. Uit deze gesprekken en analyses komt een eenduidig beeld naar voren dat de Stichting ROC Leiden de beste mogelijkheden heeft om de geleden schade op de voormalig bestuurders en leden van de raad van toezicht te verhalen. De inzet is er daarom op gericht om de Stichting ROC Leiden zo goed mogelijk te ondersteunen om een succesvolle procedure aan te spannen. In de gevoerde gesprekken tussen mijn Ministerie en de Stichting ROC Leiden is hier al de nodige informatie en kennis over uitgewisseld.

De Stichting ROC Leiden heeft eind december/begin januari aan dertien voormalig leden van de raad van toezicht en twee voormalig leden van het college van bestuur een aansprakelijkstelling verzonden. Het betreft hier de zogenaamde interne bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtspersoon spreekt diens voormalig bestuurders aan voor schade die ontstaan is door onbehoorlijk bestuur waarbij de bestuurder een persoonlijk verwijt te maken is. De verzonden aansprakelijkstellingen hebben een algemeen karakter. Zij spreken de leden van het college van bestuur en de leden van de raad van toezicht in de periode 2001–2011 in algemene zin aan voor de geleden schade. Op dit moment is de Stichting ROC Leiden bezig met de voorbereiding van individuele dagvaardingen. Voor de dagvaardingen moet voor elke persoon de noodzakelijke informatie worden verzameld over diens handelen in de periode 2001–2011 en de schade die ten gevolge daarvan is geleden. Naar verwachting zal de voorbereiding van de dagvaardingen nog enkele maanden in beslag nemen. In het belang van het proces ga ik in deze brief verder niet in op de inhoudelijke kant van de aansprakelijkstellingen.

Verder zijn door mijn Ministerie gesprekken gevoerd met de Algemene Onderwijsbond over mogelijke initiatieven rond ROC Leiden. Deze gesprekken hebben een informatief karakter gehad over eventueel in te zetten juridische middelen. Het is aan de Algemene Onderwijsbond om een eventueel middel in te zetten.

Over de uitvoering van de eerder aangehaalde motie van de leden Rog en Van Dijk meld ik uw Kamer het volgende. De Commissie Meurs heeft bij haar onderzoek het bureau Integis ingezet op het punt van de relaties van ROC Leiden met adviseurs. In de afgelopen maand is met Integis gesproken over de mogelijkheden van vervolgonderzoek naar gedane betalingen. Integis geeft aan dat de volledigheid van de aan adviseurs betaalde bedragen uitsluitend kan worden vastgesteld op basis van integraal vervolgonderzoek, aan de hand van bankafschriften, van alle uitgaande geldstromen over de periode 2003 tot en met 2013 van de relevante entiteiten. Het verzamelen van de benodigde bankafschriften (indien en voor zover over de gehele onderzoeksperiode volledig beschikbaar vanwege de wettelijke bewaartermijn van zeven jaar), de aard en omvang van de daarmee samenhangende te verrichten werkzaamheden evenals de invulling van het begrip «adviseur» maken de verwachting gerechtvaardigd dat additioneel vervolgonderzoek niet zal kunnen leiden tot een volledig en juist inzicht in de betalingen van ROC Leiden aan adviseurs. Integis geeft aan dat de kosten van het bovenstaande vervolgonderzoek niet in verhouding staan tot de mogelijke opbrengsten qua terugvordering.

Integis geeft aan wel een onderzoek te kunnen verrichten naar de daadwerkelijk geleverde prestaties van de adviseurs. In dat onderzoek wordt bekeken welke prestatie tegenover een betaling aan een adviseur heeft gestaan. De inschatting van de kosten voor een dergelijk onderzoek zijn vooral afhankelijk van de te maken selectie van adviseurs, de aard en omvang van de beschikbare bescheiden evenals de bereidheid van personen en partijen om hun medewerking aan het onderzoek te verlenen. Naar verwachting zijn de kosten circa 40.000 euro en heeft het onderzoek een doorlooptijd van circa 3 maanden. De kosten kunnen hoger uitvallen als blijkt dat nog nader onderzoek nodig is voor een volledig beeld. Resultaat van het onderzoek zou kunnen zijn dat een geleverde prestatie minimaal is geweest voor een gedane betaling. De kans lijkt echter gering dat hier vervolgens nog terugvordering mogelijk is. Dit zou aan ROC Leiden zijn als opdrachtgever. ROC Leiden en een adviseur zijn als contractpartijen echter destijds akkoord gegaan met de geleverde prestatie. Bovendien verjaart een vordering uit onverschuldigde betaling na vijf jaar. Ik hecht er aan u over deze feiten te informeren, alvorens het onderzoek in genoemde motie uit te laten voeren.

Tot slot merk ik over uw verzoek tot informatie over het vervolg rond de steun aan ROC Leiden het volgende op. In het najaar van 2016 zal de volgende tranche beschikbaar gesteld worden. Ik zal uw Kamer voorafgaand aan het verstrekken van deze tranche, middels een brief, op de hoogte brengen van de laatste stand van zaken.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstuk 33 495, nr. 90.

Naar boven