33 475 Herziening van de Wet arbeid vreemdelingen

J VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 december 2015

In de commissievergadering van 30 juni 2015 heeft de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid kennisgenomen van de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 juni 2015, waarbij hij de kabinetsreactie op het advies van de SER over arbeidsmigratie (33 475, I) aanbood, ter nakoming van een toezegging gedaan in het plenaire debat van 5 november 2013 over het wetsvoorstel herziening van de Wet arbeid vreemdelingen.

Naar aanleiding daarvan heeft de commissie de Minister op 22 september 2015 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 11 december 2015 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 22 september 2015

In de commissievergadering van 30 juni 2015 heeft de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid kennisgenomen van uw brief van 16 juni 2015, waarbij u de kabinetsreactie op het advies van de SER over arbeidsmigratie (33 475, I) aanbood, ter nakoming van een toezegging gedaan in het plenaire debat van 5 november 2013 over het wetsvoorstel herziening van de Wet arbeid vreemdelingen.

Naar aanleiding van deze kabinetsreactie wensen de leden van de fractie van GroenLinks nog enkele vragen aan u voor te leggen.

Het kabinet erkent dat beheersing van de Nederlandse taal bevorderend werkt voor de integratie van EU-burgers in Nederland en hun duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt bevordert. In andere lidstaten zoals Denemarken en Duitsland biedt de overheid EU-burgers onder bepaalde voorwaarden toegang tot inburgeringsonderwijs. In Nederland is die toegang met de invoering van de Wet Inburgering aanzienlijk beperkt, nu EU-burgers afhankelijk zijn van cursussen die op de markt tegen hoge kosten worden aangeboden. Heeft het kabinet inzicht in de ontwikkeling van het aantal EU-deelnemers aan inburgeringscursussen en, zo ja, kunt u deze schetsen? Welke concrete doelstellingen heeft u met het Taalakkoord, wat zijn tot nu toe de concrete resultaten van het Taalakkoord en hoe worden de verdere resultaten gemonitord? Welke maatregelen gaat u nemen als de resultaten achterblijven bij de doelstellingen? Het kabinet noemt het Actieprogramma Tel mee met Taal, waarbij gemeenten de lokale infrastructuur van het taalonderwijs verstevigen. Met de invoering van de Wet Inburgering is het inburgeringsonderwijs als taak bij gemeenten weggehaald. Erkent u dat daarmee de verantwoordelijkheid weer meer bij het kabinet is komen te liggen? Op welke wijze ondersteunt u dit Actieprogramma en andere initiatieven om het taalonderwijs te verbeteren?

Welke maatregelen worden genomen om de diploma’s en andere kwalificaties die in een andere lidstaat zijn behaald, meer vergelijkbaar te maken of in elk geval vaker te laten waarderen op een vergelijkbaar niveau in Nederland?

Het kabinet schrijft specifieke aandacht te hebben voor de wijze waarop publieke hoofdaanbesteders invulling geven aan hun aansprakelijkheid en waarborgen dat wet- en regelgeving wordt nageleefd. Welke afspraken heeft u hierover concreet gemaakt met andere overheden? Zijn er bijvoorbeeld richtlijnen opgesteld die zij in acht moeten nemen bij de aanbesteding en bij hun eigen monitoring van de naleving van deze aanbestedingsregels?

Om misbruik en uitbuiting van EU-werknemers te voorkomen, richt het kabinet zich vooral op betere informatie en handhaving. Erkent u dat het bestaan van malafide uitzendbureaus een kwalijke rol speelt in dit verband? Heeft u de indruk dat zelfregulering in voldoende mate een louterende werking heeft? Vorig jaar mei heeft u geconcludeerd dat de zelfregulering nog niet het gewenste effect heeft, aangezien nog te veel gecertificeerde uitzendbureaus in de fout gaan. De sector kreeg nog een jaar de tijd om verbetering te laten zien. Bij het uitblijven daarvan zou worden overgegaan op een ander systeem. Welke conclusies trekt u nu? Kunt u verduidelijken wanneer verdere stappen nodig zijn, en welke stappen overweegt u dan? Denkt u aan de herinvoering van een vergunningenstelsel?

Het kabinet kondigt aan om vanaf 1 januari 2017 kostendekkende leges te gaan invoeren voor het aanvragen van de tewerkstellingsvergunning. Deelt u de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat deze legesheffing op grond van Richtlijn 2011/98/EU (de één enkele aanvraagprocedure voor derdelanders om te verblijven en te werken in een lidstaat) valt onder het Unierecht? Op welke wijze houdt u bij deze legesheffing rekening met de reeks arresten van het Hof van Justitie over de toegestane hoogte van leges die geheven mogen worden (evenredig en niet het nuttig effect aan de richtlijnen ontnemend)?

De SER benadrukt in zijn advies het belang van arbeidsmobiliteit als oplossing voor kwantitatieve en kwalitatieve tekorten op de arbeidsmarkt. De Raad acht de behoefte aan arbeidsmigratie op lange termijn echter moeilijk te voorspellen. Op welke wijze wordt op Europees niveau de toekomstige arbeidsmarkt onderzocht en gezocht naar oplossingen voor mogelijke tekorten? Erkent u de mogelijkheid dat Nederland in de toekomst meer afhankelijk zal worden van arbeidsmobiliteit van buiten de EU? Op welke wijze bereidt het kabinet zich hierop voor? Overweegt u het vergroten van mobiliteit van derdelanders, bijvoorbeeld door middel van terugkeeropties of het in ruimere mate toestaan van verblijf in het buitenland? Wanneer onderzoekt u de effecten van de wijziging van de Wav, waarbij derdelanders pas na vijf jaar vrije toegang tot de arbeidsmarkt krijgen en de criteria voor een tewerkstellingsvergunning zijn aangescherpt?

De leden van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de antwoorden op bovenstaande vragen met belangstelling tegemoet, bij voorkeur binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.H.G. Rinnooy Kan

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2015

Naar aanleiding van de kabinetsreactie op het SER-advies over arbeidsmigratie hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog enkele vragen gesteld. De antwoorden op deze vragen treft u hieronder aan.

Integratie EU-burgers

De fractie van GroenLinks vraagt of het kabinet inzicht heeft in de ontwikkeling van het aantal EU-deelnemers aan inburgeringscursussen en, zo ja, of deze geschetst kunnen worden.

Beheersing van de Nederlandse taal is inderdaad belangrijk voor de integratie van EU-burgers in Nederland en de duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Van nieuwkomers die voor langere tijd naar Nederland komen verwachten wij dat zij investeren in hun relatie met ons land. Onder andere door de Nederlandse taal te leren. Daarvoor zijn legio mogelijkheden. Van zelfstudiecursussen, formele taalcursussen georganiseerd door taalaanbieders of gemeenten, taalvrijwilligers, etc. De kosten die daaraan zijn verbonden verschillen. Er zijn ook gratis mogelijkheden. Via onder meer de digitale brochure Nieuw in Nederland, dat in 14 Europese talen beschikbaar is, worden Europese nieuwkomers gewezen op het belang van het leren van de taal en op de mogelijkheden daartoe. Europese migranten kunnen er voor kiezen om het inburgeringsexamen te doen. Inburgering is echter niet verplicht voor EU-burgers. Europese regelgeving verzet zich hiertegen. Europese migranten die vanaf 2013 in Nederland zijn kunnen voor het financieren van hun cursus Nederlands gebruik maken van de sociale leenfaciliteit van de Wet inburgering. Voorwaarde is, dat zij een cursus volgen bij een cursusinstelling met een Blik op Werk keurmerk.

Onderstaand treft u een overzicht van het aantal EU burgers dat de afgelopen jaren vrijwillig het inburgeringsexamen heeft gedaan en het slagingspercentage.

Resultaten inburgerings-examen EU burgers

2013

2014

2015

t/m oktober

 

aantal

percentage

aantal

percentage

aantal

percentage

Aantal deelnemers

140

100%

338

100%

54

100

Geslaagd

115

82%

303

90%

50

93%

Bron: DUO

Op zich zeggen deze cijfers overigens weinig over het aantal EU burgers dat daadwerkelijk bezig is of bezig is geweest met het leren van de Nederlandse taal. Over het aantal EU burgers dat via zelfstudie, formele taalcursussen, met behulp van taalmaatjes de Nederlandse taal leert bestaan geen cijfers. Wat de cijfers over inburgering wel laten zien zijn hoge slagingspercentages. Dat beeld is in lijn met het onderzoek van Regioplan Waarom Nederlands leren, een verkenning van de motieven van niet-inburgeringsplichtigen om Nederlands te leren (2015), waarin vergelijkenderwijze met gezinsmigranten wordt geconstateerd: «De EU-arbeidsmigranten zijn in algemene zin het meest gemotiveerd om hun Nederlandse taalvaardigheid te willen verbeteren».

Taalakkoord

Daarnaast wil de fractie van GroenLinks weten welke concrete doelstellingen het kabinet heeft met het Taalakkoord, wat tot nu toe de concrete resultaten van het Taalakkoord zijn en hoe de verdere resultaten gemonitord worden. Zij vraagt welke maatregelen worden genomen als de resultaten achterblijven bij de doelstellingen. Tot slot wil zij weten op welke wijze het kabinet het Actieprogramma en andere initiatieven om het taalonderwijs te verbeteren, ondersteunt.

Het Taalakkoord stimuleert Nederlands op de werkvloer. Taalvaardigheid is immers een belangrijke werknemersvaardigheid. Schiet die vaardigheid tekort, dan heeft dat gevolgen voor het werk. Gebrek aan of beperkte communicatie(vaardigheden), in woord en geschrift, kunnen zorgen voor lagere productiviteit, meer ziekteverzuim, veiligheidsrisico’s, beperkte innovatie mogelijkheden en uiteindelijk financieel nadeel voor een bedrijf. Het Taalakkoord richt zich op werkgevers en hun branche- en koepelorganisaties. Voor zover werkgevers EU-burgers in dienst hebben kunnen ook zij hiervan profiteren.

Het programma Tel mee met Taal start officieel per 2016. Het Taalakkoord bestaat nu een jaar. Circa 70 organisaties hebben zich inmiddels bij het Taalakkoord aangesloten. De resultaten worden gemonitord en de ingezette koers periodiek geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.

Verantwoordelijkheid kabinet

De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook of met de invoering van de Wet Inburgering de verantwoordelijkheid weer meer bij het kabinet is komen te liggen?

Met de wijziging op 1 januari 2013 van de Inburgeringswet ligt de verantwoordelijkheid voor de inburgering niet langer bij de gemeenten maar bij de inburgeraar zelf. DUO voert namens de overheid de taken rond de uitvoering van de Wet inburgering uit.

Diploma-erkenning

Welke maatregelen worden genomen om de diploma’s en andere kwalificaties die in een andere lidstaat zijn behaald, meer vergelijkbaar te maken of in elk geval vaker te laten waarderen op een vergelijkbaar niveau in Nederland?

In de Wet Educatie Beroepsonderwijs zijn maatregelen opgenomen die het mogelijk maken om buitenlandse diploma’s of certificaten te vergelijken met overeenkomstige Nederlandse Beroepsopleidingen de Internationale Diplomawaardering. Deze diplomawaarderingen worden voor het vmbo en mbo uitgevoerd door de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en voor het vo en ho door het EP-Nuffic.

EP-Nuffic waardeert buitenlandse vo- en ho-diploma’s. Met het oog op arbeidsmarkttoegang gebeurt dit zowel via de IDW-structuur als op verzoek van bevoegde autoriteiten voor gereglementeerde beroepen. EP-Nuffic voert deze taken uit in het kader van haar aanwijzing als ENIC/NARIC (erkenningsinformatiecentrum) en Nationaal Contactpunt voor Beroepserkenning. EP-Nuffic verstrekt ook openbaar toegankelijke informatie over de waarde van buitenlandse getuigschriften via de beschrijvingen van buitenlandse onderwijssystemen die op haar website zijn te downloaden.

Ketenaansprakelijkheid

Het kabinet schrijft specifieke aandacht te hebben voor de wijze waarop publieke hoofdaanbesteders invulling geven aan hun aansprakelijkheid en waarborgen dat wet- en regelgeving wordt nageleefd. Welke afspraken heeft u hierover concreet gemaakt met andere overheden? Zijn er bijvoorbeeld richtlijnen opgesteld die zij in acht moeten nemen bij de aanbesteding en bij hun eigen monitoring van de naleving van deze aanbestedingsregels?

Het is belangrijk dat de (rijks)overheid aanbestedingen op verantwoorde wijze uitvoert. Met ingang van 1 juli 2016 is de Wet aanpak schijnconstructies (Was) van kracht. Deze geldt uiteraard ook voor publieke aanbesteders.

Deze nieuwe wet draagt bij aan het voorkomen en oplossen van situaties waar sprake is van onderbetaling, onder meer door middel van de invoering van de zogenaamde ketenaansprakelijkheid voor loon. Ketenaansprakelijkheid geeft werknemers (en hun vertegenwoordigers) meer handvatten om onderbetaling in ketens beter aan te kunnen pakken. Hier gaat een sterke preventieve werking van uit. Opdrachtgevers worden door het risico van aansprakelijkstelling immers gestimuleerd om onderbetaling te voorkomen.

In de Was is tevens opgenomen welke maatregelen genomen kunnen worden om zorg te dragen voor verantwoordelijke opdrachtverlening waardoor een bonafide keten ontstaat, zoals het opnemen van contractuele bepalingen die ertoe strekken dat opdrachtnemers of aannemers handelen conform de toepasselijke wet- en regelgeving.

De komende jaren zal de Was gemonitord worden. Daarbij zal ook aandacht besteed worden aan de wijze waarop publieke hoofdaanbesteders invulling geven aan het opdrachtgeverschap.

Leges

De GroenLinks-fractie vraagt of het heffen van leges op grond van Richtlijn 2011/98/EU onder het Unierecht valt. Zij vraagt op welke wijze bij deze legesheffing rekening wordt gehouden met de reeks arresten van het Hof van Justitie over de toegestane hoogte van leges die geheven mogen worden.

De procedure die Richtlijn 2011/98/EU voorschrijft heeft in Nederland geleid tot invoering per 1 april 2014 van de gecombineerde aanvraag voor verblijf en arbeid (gvva). De gvva is een gecombineerde vergunning die de buitenlandse werknemer het recht geeft om in Nederland te verblijven en te werken mits hij aan de voorwaarden van de vergunning voldoet. Sommige groepen werknemers hebben een gvva nodig, voor andere groepen werknemers geldt dat hun werkgever een tewerkstellingsvergunning (twv) nodig heeft om de buitenlandse werknemer in Nederland te laten werken. Bij wet is geregeld voor welke werknemers het aanvragen van een gvva verplicht is.1 Voor de gvva wordt door de IND leges geheven omdat het mede een verblijfsvergunning betreft. In reactie op het SER advies is het kabinet voornemers leges te gaan heffen voor de twv. Omdat de twv juist geldt voor die situaties dat de Richtlijn niet van toepassing is, zijn de vraag of deze legesheffing valt onder het Unierecht en de vraag over de arresten van het Hof van Justitie niet van toepassing.

Uitzendbureaus

De fractie van GroenLinks heeft een aantal vragen gesteld over de aanpak van malafide uitzendbureaus. Zij vraagt of zelfregulering in voldoende mate een louterende werking heeft? De sector kreeg nog een jaar de tijd om verbetering te laten zien. Bij het uitblijven daarvan zou worden overgegaan op een ander systeem. De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke conclusies dienen nu te worden getrokken Zij vragen om te verduidelijken wanneer verdere stappen nodig zijn, en welke stappen dat zijn, bijvoorbeeld de herinvoering van een vergunningenstelsel.

Ik ben het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat malafide uitzendbureaus een kwalijke rot spelen bij misbruik en uitbuiting van EU-werknemers. Reeds onder mijn voorganger was de aanpak van malafide uitbureaus een speerpunt voor het in goede banen leiden van de arbeidsmobiliteit uit de E-10. Deze aanpak zet ik voort. In heb de Tweede Kamer op 8 juli jl. een brief gestuurd over de stand van zaken (Vergaderjaar 2014–2015, Kamerstuk 29 544, nr. 641). In deze brief wordt uitgebreid ingegaan op de vragen van de fractie van GroenLinks. Mijn conclusie in de brief is dat ik verwacht dat we met de stappen die we het afgelopen jaar hebben gezet en nog gaan zetten de kwaliteit van de zelfregulering hebben vergroot. Dat laat onverlet dat er nog situaties zijn waarin we misstanden tegenkomen, overigens niet alleen in de uitzendbranche maar op de gehele arbeidsmarkt. Voor de uitzendbranche betekent dit dat ik blijf inzetten op een goed functionerende zelfregulering gecombineerd met handhaving door de overheid.

Arbeidsmigratie van buiten de EU

De leden van de fractie van GroenLinks vragen op welke wijze op Europees niveau de toekomstige arbeidsmarkt wordt onderzocht en of wordt gezocht naar oplossingen voor mogelijke tekorten? Zij gaan er daarbij vanuit dat Nederland in de toekomst mogelijk meer afhankelijk zal worden van arbeidsmobiliteit van buiten de EU. Zij vragen op welke wijze het kabinet zich hierop voorbereidt, bijvoorbeeld door het vergroten van mobiliteit van derdelanders te overwegen. Zij vragen tot slot wanneer de effecten worden onderzocht van de wijziging van de Wav, waarbij derdelanders pas na vijf jaar vrije toegang tot de arbeidsmarkt krijgen en de criteria voor een tewerkstellingsvergunning zijn aangescherpt.

Vooralsnog is het arbeidsaanbod binnen Nederland en de rest van de EU voldoende groot om eventuele tekorten op te vangen. Onlangs is een akkoord bereikt over de EURES-verordening. EURES zal in de toekomst vraag en aanbod op de arbeidsmarkten van de lidstaten beter in kaart brengen, waardoor een meer optimale allocatie van het arbeidsaanbod kan ontstaan.

Waar Nederland, evenals de overige lidstaten, wel behoefte aan heeft zijn hoogopgeleide kenniswerkers. Om de positie van Nederland als kenniseconomie te verstevigen heeft het kabinet in zijn reactie op het SER-advies een aantal maatregelen aangekondigd. Daarnaast zal de Europese Commissie volgend voorjaar met een voorstel komen om de zogenoemde Europese Blue Card aantrekkelijker te maken.

Er is geen evaluatie voorzien van de wijziging van de Wav, waarbij derdelanders pas na vijf jaar vrije toegang tot de arbeidsmarkt krijgen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Werknemers die niet uit de EER of Zwitserland komen hebben een tewerkstellingsvergunning nodig als ze naar Nederland komen voor een periode korter dan drie maanden of als ze binnen een van de volgende groepen vallen: werkstudenten, asielzoekers, seizoenswerkers, werknemers die binnen een internationaal concern worden overgeplaatst, werknemers uit Kroatië. Voor andere werknemers die niet uit de EER of Zwitserland komen geldt dat ze een gvva nodig hebben.

Naar boven