Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33418 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 33418 nr. 5 |
Vastgesteld 23 januari 2013
De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris voor Infrastructuur en Milieu over het rapport van de Algemene Rekenkamer inzake «Handhaving Europese regels voor afvaltransport» (Kamerstuk 33 418, nr. 2) en «Vooropname 2012, Factsheet over export van afval» (Kamerstuk 33 412, nrs. 1–2).
De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 22 januari 2013. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Paulus Jansen
De griffier van de commissie, Sneep
Vraag 1
Kunt u een schematisch overzicht geven van alle overlegorganen die met de EVOA1 problematiek bezig zijn in Nederland?
Antwoord 1
De belangrijkste overleggen binnen het handhavingsnetwerk zijn die tussen de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Douane en tussen de ILT en het KLPD.
– Op strategisch niveau: periodiek management overleg;
– Op tactisch niveau: periodiek overleg ILT en Douane (sluiten van de handhavingscirkel). Daarnaast neemt de ILT deel aan het tactisch overleg binnen de Proefopstelling Aanpak Zware Milieucriminaliteit/EVOA die wordt voorgezeten door het Functioneel Parket te Rotterdam;
– Op operationeel niveau zijn er geen specifieke overlegorganen, maar komt de samenwerking tot uiting in gezamenlijke transportcontroles en handhavingsacties en ondersteuning door de ILT op zaakniveau.
Het overleg tussen beleid, uitvoering en handhaving vindt plaats in het Tripartite Overleg tussen de Beleidsdirectie (Directie Duurzaamheid) en de ILT (inbreng vanuit zowel Handhaving als Uitvoering);
Indien noodzakelijk weten betrokken elkaar direct te vinden.
Voor de duidelijkheid is hier de situatie per 1 januari 2013 weergegeven omdat vanaf die datum het EVOA cluster van Agentschap NL wordt ondergebracht bij de ILT.
Vraag 2
Hoe worden de veranderingen in de organisatie die dit rapport teweeg heeft gebracht geëvalueerd?
Antwoord 2
De activiteiten die in de reactie van de staatssecretaris op het rapport van de Algemene Rekenkamer zijn beschreven, worden in 2015 geëvalueerd.
Vraag 3
Waarom is het, zoals geconstateerd in de factsheet, niet te achterhalen wat de handhaving van de EVOA precies kost?
Antwoord 3
De ILT maakt met de handhavingspartners (Douane en Politie) afspraken over een bepaalde controledruk en niet over de hoeveelheid inzet van mensen en middelen. Bovendien heeft het merendeel van de betrokken medewerkers van het netwerk een grote diversiteit aan taken en voert deze soms ook gelijktijdig uit (bijvoorbeeld controle van rijtijden en van de EVOA). De personele inzet van de ILT voor EVOA zaken is jaarlijks circa 30 FTE ten behoeve van handhaving, analyse, juridische advisering en internationale samenwerking en circa 27 FTE ten behoeve van opsporing, waarvan 16 inspecteurs direct en voor het grootste deel van hun tijd zijn betrokken bij concrete handhavingswerkzaamheden.
Vraag 4a
Kunt u bevestigen dat ondanks handhaving door Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Politie, Douane illegale export van elektronica-afval naar Afrika plaats heeft?
Antwoord 4a
Jaarlijks worden in Europa honderden illegale afvaltransporten tegengehouden,
waarvan een deel betrekking heeft op elektronica-afval. Het Nederlandse aandeel in de hoeveelheid tegengehouden illegaal geëxporteerd elektronica-afval neemt sinds 2008 af. Dit blijkt uit het rapport «Evaluatie en vooruitblik ketenproject elektrische en elektronische apparaten 2010» dat de aanpak en resultaten beschrijft van het door de (voorloper van de) ILT uitgevoerde grote aantal acties en interventies in de inzamel- en verwerkingsketen van afgedankte elektrische en elektronische apparaten. Dit rapport geeft een compleet overzicht van alle activiteiten en de resultaten van de afgelopen jaren.
Hoe groot de totale stroom illegaal afval in Europa is, is echter niet exact aan te geven. Het gaat immers om een illegale stroom die zich onttrekt aan het zicht.
Mijn ministerie spant zich al jaren in om illegaal afvaltransport terug te dringen en de ILT onderhoudt contacten hierover met de autoriteiten van de belangrijke bestemmingslanden in Azië en Afrika.
Vraag 4b
Bent u van mening dat illegale export van elektronica-afval moet worden voorkomen?
Antwoord 4b
Ja, ik deel die mening. Daar zijn alle inspanningen op gericht in de samenwerking tussen de verschillende partners.
Vraag 4c
Kent u de aanbevelingen uit het NVMP2 rapport «Naar een gesloten kringloop voor elektronica» om een certificaat te eisen bij te exporteren apparatuur, waarin wordt aangetoond dat deze apparatuur in het land van bestemming bruikbaar is?
Antwoord 4c
Ja, deze aanbevelingen zijn mij bekend.
Vraag 4d
Bent u voornemens een dergelijke regeling in te voeren?
Antwoord 4d
In de nieuwe Europese richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (WEEE 2012/19/EU) worden aanvullende regels gesteld voor het overbrengen van zowel afgedankte als nog bruikbare elektr(on)ische apparaten.
Ik verwacht dat een groot deel van de problemen betreffende illegale export van elektronica-afval verder kan worden aangepakt met de implementatie van deze aanvullende regels in de nieuwe Nederlandse WEEE-Regeling, die op 14 februari 2014 in werking zal treden.
Vraag 4e
In de Europese WEEE-richtlijn3 (richtlijn 2002/95/EG) wordt verwezen naar het gebruik van gestandaardiseerde WEEE-LABEX normen voor transport, verwerken en recyclen van elektronica-afval. Deze normen zien ook toe op de registratie bij de verwerking van elektronica-afval. Bent u voornemens deze normen ook op te nemen in de regelgeving voor Nederlandse bedrijven, houders van elektronica-afval?
Antwoord 4e
Bij de implementatie van de nieuwe Europese WEEE-richtlijn (2012/19/EU) in de nationale regeling WEEE, zal ik bekijken of het gebruik van normen, zoals de WEEE-LABEX normen, behalve voor transport, verwerking en recycling van elektronica-afval, ook richting kan geven bij de opzet van een registratiesysteem voor verwerkt elektronica-afval.
Vraag 4f
Bent u bereid met betrokken partijen uit de sector te overleggen teneinde vorm te geven aan een onafhankelijk registratiesysteem?
Antwoord 4f
Ja, ik ben de mogelijkheden hiertoe al aan het verkennen. Samen met de stakeholders (gemeenten, producenten,verwerkers en detaillisten) ben ik aan het bekijken hoe wij het beste de nieuwe WEEE richtlijn kunnen implementeren. Daarbij is uitgangspunt dat de inzameling en verwerking van zoveel mogelijk elektronica- afval in kaart moet worden gebracht, via een door alle sectorpartijen breed ondersteund registratiesysteem.
Vraag 5
Wie heeft wel zicht op de doorvoer van niet-vergunningplichtige afvalstoffen? Hoe kan dat inzicht anders verkregen worden?
Antwoord 5
Niet-vergunningplichtige afvalstoffen (groene lijst afvalstoffen) die vanuit het buitenland met een zogenoemd bijlage VII document worden doorgevoerd door Nederland, worden nergens in Nederland geregistreerd. Er bestaat noch zicht op de aard van deze afvalstoffen noch op de omvang van deze afvalstoffenstroom. Sinds 1 januari 2012 is het Europese douanesysteem ECS (Export Control System) operationeel. Onlangs is data-analyse hierop mogelijk geworden. Hoewel afvalzendingen vaak geen aparte goederencode kennen, kan beter zicht worden gekregen op een aantal afvalstromen die via Nederland naar een niet-EU land worden uitgevoerd.
Vraag 6
Ligt er een bewuste keuze aan ten grondslag dat Nederland niet alle afval kan verwerken?
Antwoord 6
In Nederland is er bewust voor gekozen een groot deel van de verwerking van afvalstoffen aan de markt over te laten. Hierbij vindt sturing plaats door het Landelijk afvalbeheerplan en de bijbehorende minimum standaarden. Als Nederlandse marktpartijen geen commercieel belang zien om de verwerking van bepaalde afvalstoffen in Nederland te realiseren, zal de verwerking niet van de grond komen. Ook kan het voorkomen dat de schaal voor verwerking van een afvalstof dermate groot is, dat met een beperkt aantal verwerkers in Europa of in de wereld kan worden volstaan. Het is in die gevallen economisch niet haalbaar en niet noodzakelijk om ook in Nederland de betreffende afvalstoffen te verwerken.
Vraag 7
Welke capaciteit aan draaitrommelovens is nodig om alle export van de daarvoor bepaalde soorten gevaarlijk afval te voorkomen?
Antwoord 7
Uit een analyse van de uitvoergegevens door AgentschapNL volgt dat de benodigde capaciteit op dit moment onder de 10 kiloton ligt.
Vraag 8
Welke capaciteit aan loodaccuverwerking is nodig om export van alle loodaccu's te voorkomen?
Antwoord 8
De hiervoor benodigde capaciteit is 40 tot 50 kiloton per jaar.
Vraag 9
Hoeveel transportbewegingen zijn gemoeid met de internationale handel van de uit Nederland afkomstige 14.100000 ton afval?
Antwoord 9
Hierover is geen detailinformatie beschikbaar, omdat een groot deel van de 14,1 miljoen ton afvalstoffen bestaat uit groene lijst afvalstoffen die niet met een vergunning maar met een bijlage VII document in bulk per trein of schip mogen worden geëxporteerd. De hoeveelheid per trein of schip varieert van enkele honderden tot duizenden tonnen per transportbeweging.
Voor transporten die met vergunning plaatsvinden (oranje lijst afvalstoffen) moet per transport melding worden gedaan van het tonnage en de vervoerswijze. Op jaarbasis zijn tussen 2009 en 2011 in het kader van vergunningen tussen de 90.000 en 110.000 transporten voor de uitvoer van Nederlandse afvalstoffen gemeld.
Vraag 10
Bestaat er een lijst waarop staat hoeveel afvalstoffen als groen (minder gevaarlijk) of oranje (gevaarlijk) ons land verlaat of binnenkomt? Als die lijst er is, door wie wordt die lijst beheerd?
Antwoord 10
Voor de oranje lijst afvalstoffen geldt een vergunningplicht en dient elke overbrenging te worden gemeld bij Agentschap NL. Het kenmerk van een groene lijst afvalstof is dat dit afval met een bijlage VII document mag worden overgebracht zonder meldingen in het kader van de EVOA.
Vraag 11
Waarom is de wijze van handhaving van de EVOA vrij gelaten aan de lidstaten? Zijn hiervoor wel bepaalde algemene kaders gesteld? Zo ja, welke?
Antwoord 11
Handhaving is een nationale bevoegdheid. Artikel 50 van de EVOA (1013/2006) geeft een kader voor de nationale handhaving. Het artikel bevat bepalingen omtrent sanctiebeleid, controles (aard, plaats) en samenwerking tussen de nationale toezichthouders.
Vraag 12
Geldt het verbod voor het transporteren van afval naar niet-EU landen, met als doel het te verwijderen, ook voor niet EU- lidstaten die wel deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte en waar ook de EVOA wordt toegepast?
Antwoord 12
De niet-EU-lidstaten die behoren tot de Europese Economische Ruimte, te weten IJsland, Noorwegen en Liechtenstein, volgen bij afvaltransporten de procedures van de EVOA. Het verbod in de EVOA voor transporten naar niet-EU-landen is op hen echter niet van toepassing, omdat ze geen lid van de EU zijn. Maar, aangezien het verbod in de EVOA een weerslag is van bepalingen in het Verdrag van Bazel en genoemde landen partij zijn bij dit verdrag, zullen zij zich dus (moeten) houden aan de strekking van het verbod.
Vraag 13
Is het feit dat Nederland moeite heeft om tijdig te rapporteren het enige aspect op basis waarvan wordt geoordeeld dat Nederland op hoofdlijnen aan de verplichtingen voldoet, die voortvloeien uit de EVOA?
Antwoord 13
Het is mij niet bekend op basis van welke eventuele andere aspecten de Algemene Rekenkamer deze conclusie heeft getrokken.
Vraag 14
Waarom kost het Nederland moeite om tijdig te rapporteren?
Antwoord 14
Het kostte Nederland de laatste jaren moeite, omdat er problemen waren met het programma TERRA waarin alle kennisgevingen worden verwerkt. Zoals in het rapport staat vermeld (pagina 32), heeft het programma TERRA de nodige kinderziektes gekend. Deze zijn nu echter verholpen en de achterstanden zijn weggewerkt.
Vraag 15
Hoeveel controles op basis van de EVOA vinden er fysiek en ter plaatse plaats? Hoe verhoudt zich dat tot de administratieve controle? En hoe verhoudt dat zich tot het aantal transportbewegingen waarvoor een beschikking is afgegeven?
Antwoord 15
In bijlage 2 van het rapport van de Algemene Rekenkamer zijn de aantallen controles opgenomen. In 2010 zijn 75 (administratieve) bedrijfscontroles en in totaal 7350 controles in de haven en op de weg uitgevoerd. Voor ongeveer 150.000 transportbewegingen is in 2010 een beschikking afgegeven, deze transporten bevatten slechts zo’n 20% van de totale export van afval. Het aantal transporten van groene lijst afvalstoffen bestemd voor nuttige toepassing, waarvoor geen vergunning is vereist, is dus veel groter. Op het totaal van deze vervoersbewegingen vinden de eerder genoemde transportcontroles
plaats.
Vraag 16
Kunt u aangeven hoeveel FTE4 er per betrokken instantie en dienst actief ingezet worden op toezicht en handhaving van de EVOA?
Antwoord 16
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 17
Welke obstakels zijn er precies bij het uitwisselen van informatie? Welke informatie wordt niet gedeeld?
Antwoord 17
Omdat bijvoorbeeld het douane systeem van oorsprong op de controles van de belasting wetgeving is gebaseerd en niet op vragen vanuit de EVOA handhaving, bevat het geen specifieke mogelijkheden om hierover gegevens in te voeren of uit op te vragen. De automatiseringssystemen van de verschillende diensten sluiten daarom niet op elkaar aan. Analyses zijn daarom soms niet of alleen met veel handwerk te verrichten.
Zo is het ook lastig databestanden te koppelen, omdat er veelal andere referentietabellen gebruikt worden. Om bijvoorbeeld bedrijfsbestanden met elkaar te kunnen vergelijken, zouden al deze bestanden de bedrijven op dezelfde manier moeten identificeren. Dit gebeurt nu niet. Vanaf 1 juli 2014 dienen alle overheden het Nieuw Handelsregister (NHR) bij de uitvoering van publiekrechtelijke taken te gebruiken, zodat dan dit obstakel verdwijnt.
In een enkel geval vindt onvoldoende terugkoppeling plaats, zoals de uitkomst van een ingestuurd proces verbaal. Hierover zijn inmiddels afspraken gemaakt met het OM om dit te verbeteren.
Vraag 18
Zijn er aan de verplichtingen die voortvloeien uit de EVOA ook kwantitatieve doelen gesteld over percentages te controleren afvaltransporten?
Antwoord 18
De EVOA kent wel de plicht voor lidstaten om een controlesysteem op te zetten en uit te voeren, maar bevat geen passage over het aantal uit te voeren controles.
Vraag 19
Wat is het oordeel van de Kamer over het aantal verantwoordelijke bewindspersonen? Is de hierarchie voldoende uitgewerkt, mede gelet op de fragmentatie die in paragraaf 2.4 wordt geconstateerd? Werkt die versnippering van verantwoordelijkheden belemmerend op de uitvoering?
Antwoord 19
De Algemene Rekenkamer komt op basis van hun bevindingen tot de conclusie dat de rijksoverheid nadrukkelijk en op gestructureerde wijze aandacht besteedt aan de handhaving van de EVOA.
Verder wordt aangegeven dat er sprake is van een heldere verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de betrokken organisatie, bij het invulling geven aan de verplichtingen die voortvloeien uit de EVOA.
Vraag 20
Waarom legt u de aanbeveling tot verder onderzoek over het functioneren van de EVOA-keten als geheel naast u neer?
Antwoord 20
De Algemene Rekenkamer (AR) noemt verschillende aspecten die in dit EVOA-ketenonderzoek moeten worden onderzocht (p.30 en 31). Een deel ervan (aangaande de kennisgevingsplichtige transporten) is echter reeds onderzocht en beantwoord door het onderhavige onderzoek van de AR zelf. De zorgpunten die in dit kader worden geuit worden aangepakt bij de overgang van de taken die verband houden met de uitvoering van de EVOA (kennisgevingprocedure) per 1 januari 2013 van AgentschapNL naar de ILT. Hierdoor zal kennis die bij uitvoering beschikbaar is makkelijker gedeeld wordt met de toezichthouder waardoor het risicogerichte toezicht verder zal verbeteren.
De AR geeft verder aan dat ILT steekproefsgewijs moet onderzoeken of er aanwijzingen zijn dat afval in het buitenland wordt verwerkt zoals vermeld op de ontvangen verwerkingsmeldingen (p.31). Gezien het feit dat de ILT geen toezichtbevoegdheden in het buitenland heeft, heeft de ILT geen mogelijkheden om aldaar steekproefsgewijs te controleren (zie antwoord op vraag 26).
Wel is de ILT, zoals in de reactie op het rapport is aangegeven, reeds samenwerking aangegaan met de autoriteiten van de belangrijkste landen van bestemming, waardoor ook informatie over de uiteindelijke verwerking van afvalstromen kan worden verkregen. Daarnaast is ook de douane gevraagd voor bepaalde transporten zogenoemde Controles Na Uitvoer te verrichten (p.20). Deze controles geven ook een beter beeld van het einde van de keten. Er vinden dus accentverschuivingen binnen de huidige aanpak plaats.
Vraag 21
Welke kosten zijn gemoeid met het overnemen van de aanbevelingen uit het rapport?
Antwoord 21
De kosten voor verbetering van de digitale informatiehuishouding en het gebruik van meerdere bronnen ter verfijning van de risicotaxaties zijn moeilijk te berekenen. Zo zijn de kosten voor het gebruik van het nieuwe handelsregister van generieke aard. Dat geldt ook voor het verder ontwikkelen van InspectieView.
Vraag 22
Welke bronnen kunnen gebruikt worden om de risicotaxaties te verfijnen?
Antwoord 22
De basis van een waardevolle risicotaxatie is een volledig en betrouwbaar bedrijvenbestand van zowel Nederlandse als buitenlandse bedrijven. Dit geldt voor alle bronhouders. Om voor een risicotaxatie bestanden te kunnen koppelen dienen alle andere (externe) bestanden een sleutelveld met dit bedrijvenbestand te hebben. Dit maakt het mogelijk een totaalbeeld te krijgen van alle controleresultaten, zodat de aandacht uit kan gaan naar frequent overtredende bedrijven. Daarnaast is het van belang te kunnen beschikken over een nationaal en internationaal vergunningenregister voor afvalverwerkende bedrijven. Voor de risicotaxaties zijn dit belangrijke bronnen.
Vraag 23
Is er voldoende borging van kennis en kunde bij de betrokken diensten en instanties? Hoe wordt de kennis en kunde precies geborgd bij groot verloop als bij de DGMI (Directoraat generaal Milieu en Internationaal) is geconstateerd?
Antwoord 23
Ik kan hierover melden dat met ingang van 1 januari 2013 het EVOA cluster wordt overgeheveld van AgentschapNL naar de ILT. Ter voorbereiding daarop zijn in overleg tussen alle betrokkenen heldere afspraken gemaakt over verantwoordelijkheden, taakverdeling en werkwijze. Daarbij wordt ook bezien of
een versterking van kennis en capaciteit binnen de betrokken organisaties gewenst is.
Vraag 24
Hoe groot was het geconstateerde verloop bij DGMI in procenten? Hoe lag dat bij andere diensten en instanties?
Antwoord 24
Het EVOA dossier is binnen de beleidsdirectie de afgelopen 5 jaar twee keer gewisseld van persoon. Bij de andere diensten en instanties werken grotere groepen mensen aan de uitvoering en handhaving van de EVOA vanuit verschillende disciplines. Ik kan daarom geen percentages over het verloop binnen die diensten en instanties geven.
Vraag 25
Zijn er signalen dat door de afhankelijkheid tussen beleidsdirectie, toezichthouder en uitvoerder, de scheiding tussen beleid en toezicht daadwerkelijk in de knel is gekomen?
Antwoord 25
Nee.
Vraag 26
Is het in het kader van internationale regels de ILT toegestaan om steekproefsgewijs in het bestemmingsland te controleren hoe plausibel de ontvangst en verwerkingsmeldingen zijn?
Antwoord 26
Nee, de ILT heeft geen toezichtsbevoegdheden in het buitenland en dus ook geen mogelijkheden om aldaar steekproefsgewijs te controleren.
Vraag 27
Wat is de aard van de problemen met het nieuwe rapportagesysteem bij Agentschap NL? Wat is de stand van zaken aangaande het verhelpen van deze problemen?
Antwoord 27
De problemen met de primaire gegevensverwerking van het nieuwe systeem zijn opgelost. Er wordt nu hard gewerkt aan het beter en sneller toegankelijk maken van de data door een nieuwe rapportagetool. Hiermee wordt het eenvoudiger om rapportages op te stellen, waarmee de kwaliteit van de data verbeterd kan worden. Dit rapportagetool komt begin 2013 beschikbaar.
Vraag 28
Is het mogelijk dat door de focus op niet-OESO5-landen uitwijkgedrag via andere lidstaten wordt bevorderd en daadwerkelijk plaatsvindt?
Antwoord 28
Het is bekend dat in een aantal gevallen de uitvoer van Nederlands afval via een andere lidstaat plaatsvindt. Dit jaar is het nieuwe Europees douanesysteem ECS in
gebruik genomen. Ik verwacht daardoor beter zicht te krijgen op bedrijven die uitwijkgedrag vertonen.
Vraag 29
Wie is verantwoordelijk voor de effectiviteit van de nieuwe handhavingsnormen? Komt er een evaluatie om te bezien of, en in hoeverre de nieuwe normen inderdaad de discussies over het overtreden van de EVOA verminderen?
Antwoord 29
De handhavingsnormen voor drie veel voorkomende afvalstoffen (metaalschroot, kunststofafval en papierafval) worden vastgelegd in beleidsregels. Ze zijn primair bedoeld om de inspecteurs een duidelijk handvat te geven en geven daarnaast ook bedrijven de gevraagde duidelijkheid over hoe de ILT de regels interpreteert. Met de betrokken branches is afgesproken om tenminste één jaar na inwerkingtreding een evaluatie uit te voeren. De planning is om de beleidsregels het eerste kwartaal van 2013 te publiceren.
Vraag 30
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het vraagstuk van de ILT, als het gaat om het geven van een kwantitatieve invulling aan verontreinigingsnormen voor drie veelvoorkomende afvalstoffen (metaalschroot, kunststofafval en papierafval)?
Antwoord 30
Zie het antwoord op vraag 29.
Vraag 31
Worden de transportcontroles van tevoren aangekondigd?
Antwoord 31
Nee, transportcontroles worden niet van tevoren aangekondigd.
Vraag 32
Wat is de reden dat bij de thematische controle onder de noemer «Afrika-actie» niet is bijgehouden hoeveel containers gecontroleerd zijn?
Antwoord 32
Er is wel bijgehouden hoeveel containers in totaal gecontroleerd zijn, maar het totaal staat niet in de rapportage, omdat met name is ingezoomd op de containers die zijn geselecteerd voor nader onderzoek. Er zijn in totaal 290 containers gecontroleerd.
Vraag 33
Wat is de reden dat de samenwerking met Ghana ten aanzien van de handhaving van de EVOA in 2011 vrijwel stil lag?
Antwoord 33
In 2009 hebben Ghana en Nederland afgesproken om samen te werken en een aantal activiteiten uit te voeren om het toezicht op de export van elektronica te verstevigen. In 2009 en 2010 zijn in dat kader verschillende activiteiten uitgevoerd, zoals het uitwisselen van handhavingsmethoden, het trainen van Ghanese inspecteurs en het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie naar afvalinzameling en verwerking. Sinds 2011 gaan de contacten met name over verificaties. De samenwerking ligt dus niet stil, maar is van karakter veranderd.
Vraag 34
Wat is de aard en ernst van de 376 afwijkingen die zijn ontdekt tijdens fysieke controles onder de vlag van TFS (transfrontier shipment of waste)?
Antwoord 34
Er zijn tijdens het TFS project Enforcement Actions in totaal 3897 afvaltransporten gecontroleerd, waarvan er bij 833 een overtreding van EVOA of gerelateerde nationale wetgeving is geconstateerd. 34% van de overtredingen betrof illegale overbrenging van elektronica-afval, huishoudelijk afval, autowrakken en textiel afval; 52% betrof administratieve overtredingen en 14% betrof overtredingen van nationale bepalingen. Naar aanleiding van deze overtredingen zijn nog eens 120 aanvullende bedrijfscontroles verricht, daarbij werden 95 illegale verschepingen geconstateerd.
De Algemene Rekenkamer heeft het aantal overtredingen uit de interim--rapportage geciteerd; gedurende de totale actie zijn er meer afwijkingen geconstateerd.
Vraag 35
Hoeveel programmageld is er in 2012 en 2013 beschikbaar voor de handhaving van de EVOA?
Antwoord 35
Naast de personele inzet (zie vraag 3) was er in 2012 € 400.000 beschikbaar voor de handhaving van de EVOA. Voor 2013 zal dit in totaal ongeveer € 300.000 zijn. De bezuiniging gaat niet ten koste van reguliere controles. De bezuiniging wordt gerealiseerd door activiteiten efficiënter uit te voeren door werkzaamheden te hergroeperen en door activiteiten waarvoor eerder externe expertise werd ingehuurd nu zelf of samen met de douane uit te voeren. Het gaat dan met name om monstername en analyses, maar ook voor marktverkenningen, informatieanalyse en evaluatie wordt minder een beroep gedaan op externen.
Door hierin samen te werken met de douane komen we tevens tegemoet aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om de gezamenlijke informatie positie van de toezichtspartners te verbeteren.
Vraag 36
Waarom wordt er niet voor gekozen het aantal controles bij een veelvoorkomend risico te verhogen, aangezien er ook mankracht gaat naar de steekproefcontroles bij transporten zonder risico?
Antwoord 36
In verhouding tot de omvang van de afvalstroom vinden de meeste controles plaats op risicovolle transporten. Steekproefsgewijze controles blijven echter noodzakelijk: als bepaalde stromen nooit worden gecontroleerd, kan daar misbruik van worden gemaakt.
Vraag 37
Wordt er ook in Europees verband gedacht aan het ontwikkelen van één set goederencodes in plaats van de meerdere codes zoals nu het geval is?
Antwoord 37
Nee, er wordt in de EU niet gedacht aan de ontwikkeling van één set goederencodes ter vervanging van de douane-, de Bazel-, de OESO- en de Euralcodes. Zo'n set zou ook slechts binnen de EU zijn toe te passen.
Vraag 38
Wat wordt bedoeld met de zin «Een punt van zorg is dat wanneer de aangever (het contact van de Douane) wel is gecertificeerd, maar de exporteur niet, het niet zonder meer gewenst is minder te controleren»?
Antwoord 38
Als uitsluitend de transporteur is gecertificeerd, maar degene die feitelijk exporteert en de containers vult niet, blijft controle door de toezichthouder nodig, want het bedrijf wordt dan immers niet door de certificerende instelling gecontroleerd.
Vraag 39
Wat is de uitkomst van de controle door de ILT bij tien bedrijven in 2010 naar aanleiding van de risicoanalyse van IOD-analisten en wat is er met de geconstateerde onregelmatigheden gedaan?
Antwoord 39
De uitkomsten van de ILT/IOD6-risicoanalyse zijn ingebracht in het Project Nodale Orientatie Milieu (PNOM), een samenwerking van OM, politie Rotterdam-Rijnmond/Zeehavenpolitie, ILT, DCMR en douane. De uitkomsten zijn gecombineerd met andere informatie, en na veredeling van de informatie zijn bij de daarna geselecteerde bedrijven strafrechtelijke onderzoeken door de politie opgestart. De politie wordt in deze onderzoeken door de ILT/IOD technisch ondersteund.
Vraag 40
In hoeverre worden ervaringen, die opgedaan zijn in het verleden, met betrekking tot misstanden in het afvaltransport (bijvoorbeeld vervuild oud papier naar China, elektronica naar Ghana, verontreinigd afval naar Indonesië) gebruikt om het beleid en het toezicht aan te scherpen?
Antwoord 40
Bij het uitvoeren van de EVOA moet getoetst worden aan het Landelijk afvalbeheerplan (LAP). Bij de herziening van het LAP worden deze ervaringen meegenomen om waar nodig het LAP aan te scherpen.
Verder zijn deze ervaringen input voor de risicoanalyse op basis waarvan de EVOA toezichtsprioriteiten worden gebaseerd. De prioriteiten zijn bepalend voor het al dan niet controleren van bedrijven, afvalstromenstromen en bestemmingen.
Vraag 41
In hoeverre worden bedrijven en brancheverenigingen actief betrokken bij opsporing van misstanden in het afvaltransport? Is er een meldpunt om misstanden aan te kaarten of tips voor verbetering in te dienen? Is er overleg met de sector over de manier waarop het beleid en de controle verbeterd kan worden?
Antwoord 41
De ILT heeft regelmatig overleg met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Illegaliteit en het voorkomen daarvan komt daarbij aan de orde. Ook kent de ILT een Meldpunt illegaliteit (free riders afval), ondergebracht bij het Meld – en Informatiecentrum, om misstanden aan te kaarten.
Vraag 42
Hoe groot is het probleem van de bedrijfsnamen, aangezien de Rekenkamer geconstateerd heeft dat de verschillende diensten momenteel veel tijd kwijt zijn met het uniformeren van de spelling van bedrijfsnamen?
Antwoord 42
Dit is een aanzienlijk probleem; behalve de tijd die hiermee is gemoeid gaat het ook ten koste van de kwaliteit van het analyseproduct. Met de introductie en het verplicht gebruik van het Nationaal Handels Register kan dit probleem voor wat betreft Nederlandse bedrijven worden opgelost. Buitenlandse bedrijven zitten niet in het Nationaal Handels Register. Voor deze bedrijven is het register van Dun en Breadstreet (met meer dan 200 miljoen bedrijven over de hele wereld incl. hun concernstructuur) een oplossing.
Vraag 43
Kan Nederland leren van andere lidstaten als het gaat om goede informatiesystemen?
Antwoord 43
Het Algemene Rekenkamer onderzoek maakt deel uit van een nog lopend internationaal onderzoek in acht Europese landen naar de uitvoering van de EVOA. Mogelijk komen hier goede voorbeelden uit naar voren, deze zijn mij tot op heden niet bekend.
Vraag 44
Wat gaat u doen om de vraag «doet Nederland het goed wanneer het gaat om de effectiviteit van de EVOA-handhaving» uiteindelijk positief te kunnen beantwoorden?
Antwoord 44
In de reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer heb ik aangegeven welke activiteiten mijn ministerie oppakt om de uitvoering te verbeteren.
Vraag 45
Is bij de transacties door het OM ook bekend hoe de bedragen zich verhouden tot de winsten die te maken zijn met de illegale handel in afval?
Antwoord 45
Als er sprake is van zogenoemd wederrechterlijk verkregen voordeel, zal het OM in het algemeen geen transacties aanbieden. Dit uitgangspunt geldt ook bij de illegale handel in afval.
Vraag 46
Met de autoriteiten van welke landen van bestemming is de ILT samenwerking aangegaan? Hoe ziet deze samenwerking eruit?
Antwoord 46
De ILT is lid van het Europese Netwerk voor de implementatie en handhaving van de milieuwetgeving (IMPEL). Vanuit IMPEL wordt samengewerkt met het Asian network on the transboundary movements of waste. Aan het Azië netwerk doen landen uit Zuid-Oost Azie mee. Door deze contacten is de ILT in staat om met landen van bestemming van afvaltransporten contact op te nemen bij twijfel of bepaalde afvalstromen geïmporteerd mogen worden en/of het naar een erkende verwerker gaat. Door de goede informatiepositie van de ILT/IOD in deze landen, worden signalen ontvangen over mogelijk illegale afvaltransporten.
Daarnaast heeft de ILT samenwerkingsafspraken met China en met Ghana. Voor wat betreft China gaat het onder andere om informatie-uitwisseling over regelgeving, uitvoeren van verificaties, uitwisseling van handhavingmethoden en inzicht verkrijgen in illegale afvaltransporten. Met Ghana is de samenwerking op dit moment minder intensief (zie antwoord op vraag 33).
Vraag 47a
Hebben de maatregelen die de Strategische Milieukamer (SMK) heeft ingevoerd ten behoeve van de handhaving in het kader van EVOA het gewenste effect?
Antwoord 47a
De startbijeenkomst van de SMK met de ILT heeft pas onlangs plaatsgevonden. Op deze korte termijn kan ik nog niets zeggen over de effecten van de maatregelen.
Vraag 47b
Als dat nog niet duidelijk is, wanneer kunnen de effecten verwacht worden?
Antwoord 47b
Naar verwachting zullen de effecten eind 2013 zichtbaar worden.
Vraag 48
Is de keuze voor een pragmatische oplossing, om het verschil tussen EVOA-verordening en de Douanewetgeving te ondervangen, definitief of wordt op termijn gewerkt aan nieuwe wetgeving om deze omissie op te lossen?
Antwoord 48
De pragmatische oplossing is definitief. Wel is op aangeven van verschillende lidstaten, waaronder Nederland, zowel door de Wereld Douane Organisatie als door de Europese Commissie erkend dat de bestaande douanegoederencodes niet toereikend zijn om alle soorten afvalstoffen duidelijk te definiëren. Er vindt een verkenning plaats om bepaalde douanegoederencodes te preciseren.
Vraag 49
Wanneer wordt het onderzoek verwacht naar de achtergronden van het hoge sepotpercentage van de EVOA-zaken?
Antwoord 49
Het onderzoek door het OM naar de achtergronden van het hoge sepotpercentage in EVOA-zaken wordt binnenkort afgerond.
Vraag 50
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de werkzaamheden van de Douane om de in het rapport genoemde systeembeperkingen weg te nemen? Welke partijen zijn bij dit proces betrokken?
Antwoord 50
In 2009 is de Douane begonnen met het ontwikkelen van een nieuw Douane informatiesysteem, waarin verschillende processen van de uitvoering geïntegreerd zullen worden vastgelegd. Vanaf medio 2013 zal het zogenoemde AGS systeem fasegewijs in gebruik genomen worden. Dit systeem dient ter vervanging van een aantal, momenteel nog afzonderlijk ingerichte, douanesystemen. Met ingang van 1 september 2012 is de Douane in staat om gegevens uit het Export Control System (ECS) te ontsluiten. Het ECS systeem wordt in de gehele EU door de Douane instanties gebruikt voor het vastleggen van gegevens. Zo worden de genoemde systeembeperkingen in de informatiehuishouding op termijn opgelost. Het AGS systeem wordt door de Douane ontwikkeld. Bij de ontsluiting van de gegevens uit ECS voor risicotaxaties wordt samengewerkt met de ILT.
Vraag 51
Hoe gaat u om met de opmerking dat het van belang is dat de ILT een heldere scheiding aanbrengt tussen vergunningverlening en toezicht?
Antwoord 51
De ILT brengt een heldere scheiding aan tussen vergunningverlening en toezicht door de werkzaamheden door verschillende afdelingen onder verschillende verantwoordelijken te laten plaatsvinden. Dit punt krijgt extra aandacht vanwege de overgang van het EVOA cluster van AgentschapNL naar de ILT op 1 januari 2013.
Vraag 52
Welk budget zou er nodig zijn om de ILT het door de Algemene Rekenkamer bepleite ketenonderzoek te laten uitvoeren? Zijn deze kosten op te vangen binnen het huidige budget dat beschikbaar is voor de ILT?
Antwoord 52
Zie hiervoor het antwoord op vraag 20.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33418-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.