33 416 Wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën)

I VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 juni 2014

De vaste commissie voor Financiën1 heeft de brief van de Minister van Financiën van 10 april 2014 inzake nakoming van toezegging T018692 inzake hypothecaire leningen verstrekt door de Nederlandsche Bank aan eigen personeel besproken tijdens haar vergadering van 15 april jl. en besloten op 6 mei inbreng te leveren voor schriftelijk overleg. Naar aanleiding daarvan heeft zij de Minister op 16 mei 2014 een brief gestuurd.

De Minister heeft op 18 juni 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, K. van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Den Haag, 16 mei 2014

De vaste commissie voor Financiën zegt u dank voor uw brief3 d.d. 10 april ter nakoming van toezegging T018694 inzake hypothecaire leningen verstrekt door de Nederlandsche Bank aan eigen personeel. De commissie heeft uw brief besproken tijdens haar vergadering van 15 april jl. en besloten op 6 mei inbreng te leveren voor schriftelijk overleg.

Door de leden van de SP-fractie is op 6 mei jl. inbreng geleverd. Zij danken u voor voornoemde brief naar aanleiding van vragen over hypothecaire leningen van DNB door het lid Reuten (SP) tijdens het debat over de Wet verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden en de Wet houdbare overheidsfinanciën op 26 november 2013. Zij hebben daarover een aantal vragen. De leden van de fractie van de PVV sluiten zich aan bij deze vragen.

U geeft aan dat DNB geen hypothecaire leningen meer verstrekt maar dat DNB thans op grond van een personeelsregeling een rentekorting geeft op door derden (in casu ABN Amro) aan het personeel verstrekte hypotheekleningen, waaronder de directie: «ABN Amro kan gedurende het dienstverband van een medewerker een rentekorting geven op de afgesloten hypothecaire lening ter grootte van 1/3 deel van het rentetarief, die DNB vervolgens vergoedt aan ABN Amro. Op een rentetarief van bijvoorbeeld 4,5% betekent dit een korting van 1,5%. Deze rentekorting is overigens gemaximeerd.» Gaat het bij deze maximering om de absolute omvang van het kortingspercentage of om de absolute omvang van de korting? Indien dit laatste het geval is, waar ligt de grens?

U schrijft dat directieleden van DNB verplicht zijn hun hypothecaire lening af te sluiten via de personeelsregeling zodat zij niet behoeven te onderhandelen met een onder hun toezicht staande instelling. Dit komt de leden van de SP-fractie als redelijk en gewenst voor. De Minister stelt het jaarsalaris van de directie van DNB vast. Uw brief van de Minister wekt de indruk dat de betreffende personeelsregeling eensluidend is voor alle personeelsleden inclusief de directie. Is dit inderdaad het geval? Indien dit inderdaad het geval is, acht de Minister het dan wenselijk dat de directie van DNB niet uitgezonderd is van de rentekorting? Zo nee, stuurt u dan aan op wijziging van de regeling?

Uit het Jaarverslag 2013 van DNB blijkt onder andere dat aan de president-directeur van DNB per 31 december 2013 «onder de personeelscondities» een hypothecaire lening was verstrekt van € 1,2 mln. (blz. 184). Zonder maximering zou dit bij het gegeven rekenvoorbeeld uitkomen op een emolument van € 18.000. Hoe past dit, bij een jaarsalaris van € 324.402 (jaarverslag blz. 183), in het beleid van de regering aangaande de maximering van topinkomens in de (semi)publieke sector? Zijn er nog andere emolumenten van toepassing op de directie van DNB? Zo ja welke? Zou u het chique achten indien de directie van DNB vrijwillig geen gebruik zou maken van de overgangsregeling van de Wet normering topinkomens? Zou u het chique achten indien de directie zelf op korte termijn zou aansturen op wijziging van de genoemde rentekorting voor zover van toepassing op de directie?

De commissie ziet beantwoording van deze brief met belangstelling en bij voorkeur binnen vier weken tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, P.H.J. Essers

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2014

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het schriftelijk overleg over Rentekorting verstrekt door de Nederlandsche Bank aan eigen personeel op door derden aan dat personeel verstrekte hypothecaire leningen (kenmerk 154953.01u).

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De leden van de SP-fractie en de PVV-fractie vragen naar de personeelsregeling op basis waarvan DNB een rentekorting geeft op door derden (in casu ABN Amro) aan het personeel verstrekte hypotheekleningen, waarbij de rentekorting is gemaximeerd. De leden van de SP-fractie en de PVV-fractie vragen of de maximering van de rentekorting ziet op de absolute omvang van het kortingspercentage of op de absolute omvang van de korting. Indien dit laatste het geval is, willen de leden van de SP-fractie en de PVV-fractie weten waar de grens ligt.

De maximering van het kortingspercentage ziet op de omvang van het kortingspercentage. Deze mag maximaal 3.5% bedragen.

Uit het jaarverslag van DNB blijkt dat de president van DNB een hypothecaire lening is verstrekt onder de personeelscondities. De leden van de SP-fractie en de PVV-fractie willen weten hoe dit past in het beleid van de regering aangaande de maximering van topinkomens in de (semi)publieke sector. De leden van de SP-fractie en de PVV-fractie willen weten of de Minister het chique zou achten indien de directie zelf op korte termijn zou aansturen op wijzigingen van de genoemde rentekorting voor zover van toepassing op de directie.

De leden van de SP-fractie en de PVV-fractie vragen daarnaast of de personeelsregeling eensluidend is voor alle personeelsleden inclusief de directie. Indien dit inderdaad het geval is, dan willen de leden van de SP-fractie en de PVV-fractie weten of de Minister het wenselijk acht dat de directie van DNB niet uitgezonderd is van de rentekorting. Indien de Minister dit niet wenselijk acht, dan willen de leden van de SP-fractie en de PVV-fractie weten of de Minister aanstuurt op wijziging van de regeling.

De regeling is eensluidend voor de directie en het overige personeel van DNB.

Zoals ik op 10 april 2014 ook aangegeven heb in reactie op de Kamervragen van Tweede Kamerlid Van Dijck over de hypotheek van de president van de Nederlandsche Bank5, dient het voordeel van de rentekorting te worden aangemerkt als bezoldiging in de zin van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT). Het totaal van de bezoldiging van topfunctionarissen mag het wettelijke bezoldigingsmaximum van de WNT niet te boven gaan en is daarmee genormeerd.

Daarmee is het in mijn ogen niet noodzakelijk dat ikzelf of de directie aanstuurt op wijziging van de rentekorting voor zover deze van toepassing is op de directie.

De leden van de SP-fractie en de PVV-fractie willen weten welke andere emolumenten van toepassing zijn op de directie van DNB.

Op grond van de publicatieverplichtingen conform Boek 2 titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en uit hoofde van de WNT, publiceert DNB in haar jaarverslag over de beloningen van directieleden. De elementen die zijn gepubliceerd in het jaarverslag over 2013 die onder de WNT vallen betreffen:

  • Salarissen directieleden voor 2013, zoals vastgesteld door de Minister van Financiën, gebaseerd op een geheel jaar (inclusief vakantiegeld en 13de maand).

  • Werkgeverslasten en overige vergoedingen (zoals de bijdrage ziektekostenverzekering en de vaste onkostenvergoeding).

  • Pensioenlast.

  • Belaste variabele onkostenvergoedingen.

Niet over alle afzonderlijke elementen die directieleden genieten tijdens hun dienstverband bij DNB hoeft te worden gepubliceerd. De beloning in zijn geheel wordt wel gepubliceerd. De gegevens die moeten worden gepubliceerd zijn opgenomen in artikel 4.1 van de WNT.

In de Regeling bezoldigingscomponenten WNT zijn nadere regels gesteld over hetgeen bij de toepassing van de WNT in ieder geval tot de bezoldiging wordt gerekend. Dit geeft een idee van de soort emolumenten waaraan gedacht kan worden.

De leden van de SP-fractie en de PVV-fractie willen weten of de Minister het chique zou achten indien de directie vrijwillig geen gebruik zou maken van de overgangsregeling van de WNT.

In mijn brief aan de Tweede Kamer over het beloningenbeleid van de AFM en DNB van 10 april 2014 heb ik mijn visie gegeven op het beloningenbeleid voor de AFM en DNB. Voor toekomstige benoemingen is het uitgangspunt dat de bezoldigingen voor de bestuurders van de AFM en DNB binnen de reguliere WNT-norm passen.

In deze brief ben ik ook ingegaan op het overgangsrecht van de WNT in relatie tot DNB6. Voor DNB geldt een bijzondere situatie vanwege de Europeesrechtelijke verankering van haar onafhankelijke positie voor de uitvoering van monetaire taken als onderdeel van het Europees Stelsel van Centrale Banken. Om deze positie te respecteren zal ik de bezoldiging van de zittende directieleden van DNB niet verminderen gedurende hun huidige zittingstermijn. Ik verwijs op dit punt naar het advies van de Europese Centrale Bank van 10 februari 20147.


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) (voorzitter), Witteveen (PvdA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Boer (GL), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD) (vice-voorzitter), Bröcker (VVD), Kok (PVV), Bruijn (VVD)

X Noot
2

Toezegging T01869 in het toezeggingenregister van de Eerste Kamer (http://www.eerstekamer.nl/toezegging/hypothecaire_leningen_verstrekt)

X Noot
3

Kamerstukken I 2013–2014, 33 416, H.

X Noot
4

Toezegging T01869 in het toezeggingenregister van de Eerste Kamer (http://www.eerstekamer.nl/toezegging/hypothecaire_leningen_verstrekt)

X Noot
5

Kamerstukken II 2013/14, Aanhangsel 1713.

X Noot
6

Kamerstukken II 2013/14, 30 111, nr. 68.

X Noot
7

Advies van de Europese Centrale bank van 10 februari 2014 (CON/2014/12).

Naar boven