33 416 Wet inzake houdbare financiën van de collectieve sector (Wet houdbare overheidsfinanciën)

Nr. 10 AMENDEMENT VAN DE LEDEN DIJKGRAAF EN BISSCHOP

Ontvangen 15 april 2013

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a: Toepassing sanctiebevoegdheid

Indien toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheid tot het opleggen van sancties, bedoeld in de artikelen 6 en 8, wordt, voordat deze sanctie ten uitvoer wordt gebracht, de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het voornemen daartoe in kennis is gesteld. De sanctie wordt ten uitvoer gebracht nadat vier weken zijn verstreken na het in kennis stellen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, tenzij de Tweede Kamer der Staten-Generaal zich binnen deze termijn tegen de sanctie heeft uitgesproken.

Toelichting

Met dit wetsvoorstel wordt het mogelijk dat de rijksoverheid medeoverheden en overige rechtspersonen met een wettelijke taak een sanctie oplegt indien zij zich niet houden aan de vooraf vastgestelde EMU-norm. Dit is zelfs mogelijk zonder dat er sprake is van een EU-boete als gevolg van een Europeesrechtelijke verplichting.

De indieners zijn van mening dat dit een ingrijpend middel is. De relatie tussen het Rijk en decentrale overheden is niet gebaseerd op hiërarchie, maar op gelijkwaardigheid. Dit impliceert dat zij handelen vanuit autonomie. Ook voor overige rechtspersonen met een wettelijke taak kan de impact van een sanctie groot zijn. De indiener vindt het daarom van belang dat de Tweede Kamer zich vooraf over een voorgenomen sanctie kan uitspreken.

Met dit amendement wordt daarom geregeld dat de regering de Tweede Kamer schriftelijk in kennis stelt van het voornemen om een sanctie op grond van artikel 6 of 8 op te leggen. Vervolgens heeft de Tweede Kamer vier weken de gelegenheid om zich over de wenselijkheid en de maatvoering daarvan uit te spreken.

Dijkgraaf Bisschop

Naar boven