Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 april 2013
Deze brief is een reactie op uw brief van 24 januari j.l. betreffende het overzicht
met alle aanhangige OCW wetgeving en de nog te verwachten wetsvoorstellen in de komende
periode tot het zomerreces. In uw brief verzocht u namens de commissie OCW u mede
te delen wat de overwegingen zijn om de wetsvoorstellen versterking positie leraren,
incidentenregistratie en ouderbijdrage mogelijk in te trekken. Hierbij wordt ingegaan
op de overwegingen ten aanzien van deze wetsvoorstellen.
1. Het wetsvoorstel versterking positie leraar (Kamerstuk 32 396)
Met de brieven van 13 oktober 2011 en 2 november 2012 bent u geïnformeerd over de
ontwikkelingen die er in de sectoren gaande zijn ten aanzien van het professioneel
statuut. Conform de afspraken in de bestuursakkoorden zijn PO-raad, VO-raad en de
Onderwijscoöperatie in gesprek over professionele statuten voor het PO en VO. Al eerder
werd er een professioneel statuut voor het MBO overeengekomen. Indien er voor PO en
VO ook professionele statuten zijn, is de versterking van de positie van de leraar
vanuit de sector zelf geregeld. De voorkeur wordt gegeven aan deze vorm van zelfregulering
door werkgevers en werknemers, boven een bepaling in de sectorwetten over de versterking
van de positie van de leraar. Zodoende is het voornemen om het wetsvoorstel versterking
positie leraren (32 396) in te trekken na totstandkoming van de eerdergenoemde professionele statuten. U
wordt voor de zomer geïnformeerd over de stand van zaken.
2. Het wetsvoorstel incidentenregistratie (Kamerstuk 32 857)
Op 25 maart j.l. is u het plan van aanpak pesten in het onderwijs toegezonden (Kamerstukken
II, 2012/13, 29 240, nr. 51). Hierin wordt aangegeven dat het voornemen is om bij de Koningin een machtiging
aan te vragen om het wetsvoorstel incidentenregistratie in te trekken. In plaats hiervan
zal er een wetsvoorstel worden opgesteld, waarin wordt geregeld dat iedere school
in het funderend onderwijs:
-
(a) een bewezen effectief anti-pestprogramma gebruikt,
-
(b) de sociale veiligheid op de school monitort,
-
(c) een vertrouwenspersoon annex pestcoördinator heeft, en
-
(d) dat de inspectie hier op toeziet.
3. Het wetsvoorstel ouderbijdrage (Kamerstuk 33 141)
In het wetsvoorstel ouderbijdrage, zoals het bij uw Kamer is ingediend, gaat het om
twee wijzigingen. Ten eerste betreft het een wijziging van de regeling van de ouderbijdrage
aan de peuterspeelzaal bij deelname van een kind aan voorschoolse educatie. De wettelijke
maximering van de ouderbijdrage gaat alleen gelden voor ouders van doelgroepkinderen
die deelnemen aan voorschoolse educatie op peuterspeelzalen. Ten tweede betreft het
wetsvoorstel een wijziging van de Wet op het primair onderwijs in verband met wijziging
van de schriftelijke instemming van ouders van leerlingen met een grote achterstand
in de Nederlandse taal.
Na indiening van het wetsvoorstel is in het Regeerakkoord het voornemen geuit om de
financiering van het peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen onder te brengen om zo de onderlinge afstemming van onderwijs, peuterspeelzaalwerk
en kinderopvang te optimaliseren. Voor het zomerreces komt er een door de ministeries
van SZW en OCW gezamenlijk opgestelde brief hierover. Het is afhankelijk van de uitwerking
in deze brief of dit wetsvoorstel ouderbijdrage nog nodig is en zo ja, of het voorstel
nog moet worden aangepast.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker