Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2012
In de regeling van werkzaamheden van 2 oktober 2012 (Handelingen II 2012/13, nr. 7, item 6, blz. 9–15), heeft het lid Gesthuizen (SP) van uw Kamer mij verzocht in te gaan op
berichtgeving in het NRC over een in april van dit jaar op non-actief gestelde advocaat-generaal.
Door middel van deze brief voldoe ik aan dat verzoek.
Selectieprocedure
Voor een benoeming als rechterlijk ambtenaar bij het openbaar ministerie (OM) geldt
een selectieprocedure. Deze houdt onder meer in dat de selectiecommissie, na toestemming
van de betrokkene, de beschikking krijgt over de justitiële gegevens van de kandidaat1. Een assessment vormt tevens een vast onderdeel van de selectieprocedure. Ook worden
per kandidaat ten minste drie referenten benaderd.
Daarnaast geldt voor specifieke vertrouwensfuncties dat door de AIVD een veiligheidsonderzoek
wordt uitgevoerd. De functie van advocaat-generaal is geen vertrouwensfunctie.
In het geval van de benoeming van de betrokken advocaat-generaal is de selectieprocedure
volgens de normale procedure verlopen. Er zijn aan de selectiecommissie justitiële
gegevens verstrekt en er is een assessment afgelegd. Tevens zijn er zeven relevante
referenten benaderd, die positieve inlichtingen hebben verstrekt. Het College van
procureurs-generaal heeft mij gemeld dat in de selectieprocedure geen contra-indicaties
voor benoeming naar voren zijn gekomen.
Nevenfuncties
Betrokkene heeft voorafgaand aan zijn benoeming tot advocaat-generaal zijn nevenfuncties
gemeld bij de functionele autoriteit (in dit geval het hoofd van het ressortparket),
waaronder de functie van advocaat/adviseur bij een advocatenkantoor. Het College van
procureurs-generaal geeft aan dat naar aanleiding daarvan met betrokkene is besproken
dat het fungeren als advocaat, gelet op zijn functie van advocaat-generaal, niet aan
de orde kan zijn. Wel is er toestemming verleend voor werkzaamheden van betrokkene
als adviseur2 van het advocatenkantoor. Verzuimd is om daarvan aantekening te maken op het zogenoemde
meldingsformulier. In reactie op terugkerende signalen over deze nevenwerkzaamheden
van betrokkene bij het advocatenkantoor, heeft zijn functioneel leidinggevende eind
2011 expliciet met betrokkene afgesproken dat hij zich zo snel mogelijk als advocaat
zou uitschrijven, hetgeen hij ook heeft gedaan.
Over privégeschillen waaraan mevrouw Gesthuizen refereert het volgende: het College
van procureurs-generaal heeft mij gemeld dat van misbruik van functie c.q. gezag,
hetgeen strafbaar zou zijn, niet is gebleken.
In het nieuwe vierde lid van artikel 44 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren
is opgenomen dat rechterlijke ambtenaren geen betrekkingen vervullen waarvan de uitoefening
ongewenst is met het oog op een goede vervulling van hun ambt of op de handhaving
van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Deze toetsingsnorm
biedt de functionele autoriteit een duidelijker handvat voor de beoordeling van de
aanvaardbaarheid van een nevenbetrekking naast het ambt van rechterlijk ambtenaar.
Zoals in mijn brief van 8 oktober jl. is aangegeven, streef ik ernaar deze wet met
ingang van 1 januari 2013 in werking te laten treden.3
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten